Antibioticaresistentie: start van de landelijke aanpak

Microscopische foto van een MRSA-bacterie

Antibioticaresistentie is een complex en prangend probleem dat al jaren speelt, hoofdzakelijk binnen ziekenhuizen. Aangezien het probleem mondiaal toeneemt, vraagt het om een toekomstbestendige aanpak in Nederland. Het heeft daarbij prioriteit om duidelijk te maken dat het een probleem van de gehele ‘keten’ van de gezondheidszorg is: van patiënt, huisarts, thuiszorg, verpleeghuis en ziekenhuis. Hoe verspreiden resistente bacteriën zich langs deze routes? Een aantal incidenten versterkten dat besef, zoals de uitbraak in 2011 van een resistente Klebsiella-bacterie in het Maasstad Ziekenhuis die zich buiten het ziekenhuis verspreidde. En in het najaar van 2013 was er een uitbraak van een carbapenemresistente bacterie in een verpleeghuis (KPC). Infecties met deze bacteriën zijn zeer moeilijk te behandelen omdat de bacteriën niet of in mindere mate gevoelig zijn voor de groep ‘laatste redmiddel’ antibiotica, de carbapenems.

Sindsdien hebben professionals zich onder regie van de VWS verenigd en voor een landelijke aanpak gepleit, waar ook de overdracht via dieren, voedsel en het milieu toe behoort. Een extra stimulans voor het groeiende besef was dat minister Schippers van Volksgezondheid de antibioticaresistentie omarmde als speerpunt voor het voorzitterschap van de Europese Unie in 2016. Een projectgroep van VWS, waar het RIVM deel van uitmaakte, heeft vervolgens een integrale aanpak voorgesteld die vanuit volksgezondheid wordt aangevlogen: de One Health-benadering. Dit houdt in dat op elk onderdeel van de keten specifieke maatregelen kunnen worden genomen. Deze integrale benadering is cruciaal omdat er niet één oplossing voor dit ingewikkelde probleem bestaat. Daarnaast is internationale samenwerking van belang. Bacteriën houden zich immers niet aan landsgrenzen.

Bijdrage RIVM

De landelijke aanpak is in 2015 van start gegaan en bestaat uit een breed pakket aan maatregelen. Het RIVM heeft hiervoor enkele bestaande taken geïntensiveerd én het takenpakket uitgebreid.

Bestaande taken:

  • In kaart brengen waar en in welke mate resistente bacteriën (MRSA) voorkomen. Deze surveillance is al twintig jaar de kerntaak van het RIVM.
  • Landen in Oost-Europa en Azië helpen om een goede surveillance op te zetten.
  • Beleidsmakers adviseren over inhoudelijke ontwikkelingen.

Nieuwe taken in 2015:

  • De keten van de gezondheidszorg beter inrichten zodat onderdelen meer samenwerken, vooral in de regio. Dan kan goed worden gemeten wie, waar, wanneer en waarvan ziek wordt en hoe infecties zich verspreiden.
  • De landelijke surveillance van resistente bacterie in mensen drastisch verbeteren. Dit is belangrijk voor een eenduidige en minder versnipperde datalevering voor de landelijke surveillance. Ook kan data sneller worden gedeeld.
  • Surveillance van resistente bacteriën uitbreiden naar dieren.
  • Surveillance van resistente bacteriën uitbreiden naar het milieu.

In 2015 zijn een aantal voor de hand liggen de maatregelen genomen, zoals de ontwikkeling van een filmpje over de manier waarop resistente bacteriën zich verspreiden, als vervolg op een filmpje over het ontstaan ervan. De komende jaren wordt uitgezocht hoe wordt gewaarborgd dat de genoemde taken in concrete acties en maatregelen uitmonden. Moet dat in wetgeving worden vastgelegd of kan het op vrijwillige basis? Wie gaat het betalen? Wie is de eigenaar van dit probleem? Wat is de rol van de overheid?

Terug naar overzicht Projecten en onderzoek

Terug naar inhoudsopgave