Gepromoveerd

Gezond ouder worden: de vaccinatiebereidheid van 50-plussers

Mensen boven de 65 zijn vaker geneigd zich te laten vaccineren dan mensen tussen de 50 en 65 jaar. Vooral wanneer zij hiertoe het advies hebben gekregen van de huisarts. Dat blijkt uit het promotieonderzoek 'Gezond ouder worden: de vaccinatiebereidheid van 50 plussers' van Renske Eilers. Ouderen zijn het meest positief over pneumokokkenvaccinatie. Bijna 70 procent geeft aan bereid te zijn zich hier tegen te vaccineren.

Renske Eilers promoveerde op 7 juni 2017 en laat in haar promotieonderzoek ‘Gezond ouder worden: de vaccinatiebereidheid van 50-plussers’ zien hoe we een bijdrage kunnen leveren aan het gezond ouder worden van 50-plussers door middel van vaccinatie. Een vaccinatieprogramma slaagt alleen als men ook bereid is zich te laten vaccineren. Eén van de belangrijkste vragen van het proefschrift is welke factoren voor 50-plussers meespelen om zich wel of niet te laten vaccineren. En welke vaccinaties het meeste draagvlak zouden hebben.

Effectieve vaccinatie tegen pneumokokken

Het aantal 50-plussers in de samenleving neemt toe. Door natuurlijke veroudering van het afweersysteem zijn zij vatbaarder voor infecties. Vaccinatie van 50-plussers zou niet alleen de ziektelast maar ook de gezondheidskosten doen dalen. Renske Eilers onderzocht welke vaccins een bijdrage zouden kunnen leveren aan het ‘gezond ouder worden’. Daaruit blijkt dat een effectieve vaccinatie tegen pneumokokken prioriteit verdient. De grootste ziektelast werd in de periode tussen 2010 en 2013 veroorzaakt door pneumokokken, gevolgd door griep. De ziektelast van gordelroos en kinkhoest is relatief lager.

Een vaccinatieprogramma slaagt alleen als men ook bereid is zich te laten vaccineren. Een van de belangrijkste vragen van het proefschrift is dan ook welke factoren voor 50-plussers meespelen om zich wel of niet te laten vaccineren. Daarbij werden een hoge sterftekans, hoge vatbaarheid en hoge werkzaamheid van het vaccin belangrijk gevonden. Persoonlijke factoren die invloed hebben zijn leeftijd, de gezondheidsscore van de respondent zelf en het accepteren van de griepvaccinatie.

Titel proefschrift: In search of Healthy Ageing: the willingness of older adults to receive vaccination.

Promotor: prof.dr. E. Buskens

Co-promotoren: dr. H.E. de Melker, dr. P.F.M. Krabbe

Nieuwe inzichten helpen disfunctionerende bodems sneller herkennen

Door de complete gemeenschap van bodemorganismen te bestuderen, kan het functioneren van de bodem beter worden voorspeld dan door slechts een paar soorten te bekijken. Ook is het belangrijk om niet alleen naar de aanwezigheid van organismen te kijken, maar ook naar lichaamsgewicht en andere kenmerken. Dit blijkt uit het promotieonderzoek van Valentina Sechi, die onderzoek deed bij het RIVM en op 8 juni is gepromoveerd aan de WUR.

Het onderzoek helpt bij het herkennen van bodems die niet goed functioneren. Dit is belangrijk omdat de bodem essentiële ecosysteemdiensten levert, zoals agrarische producten, schoon grondwater, opslag van koolstof voor klimaatmitigatie en de het onder controle houden van ziekten en plagen. Hierbij spelen bodemorganismen een elementaire rol. Wereldwijd staat het functioneren van de bodem onder druk.

Veelbelovend is de analyse naar lichaamsgewicht en voedselvoorkeur van bodemorganismen. Vervolgonderzoek moet zich vooral richten op de relatie tussen het functioneren van de bodem en de ecosysteemdiensten.

Titel proefschrift: Biotic interactions and trait-based ecosystem functioning in soil.

Promotor: prof.dr. L. Brussaard

Co-promotoren: dr. R.G.M. de Goede, dr. M. Rutgers, dr. C. Mulder

Oplossingsgericht denken over milieuproblemen maakt keuzes duurzamer

Duurzaamheidsanalyses zoals die nu worden gemaakt, hebben te weinig effect, vooral omdat het draagvlak voor maatregelen onvoldoende wordt meegenomen. Milieukundige Michiel Zijp doet voorstellen die het draagvlak vergroten. De RIVM-medewerker promoveerde op 3 juli aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

Om de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties te halen - doelen die ook Nederland heeft ondertekend - moet de aanpak beter, aldus Michiel Zijp. Hij ziet problemen bij de inzet van duurzaamheidsanalyses zoals die nu worden gemaakt.

'Duurzaamheid is niet één ding'

Deze rapporten die milieu- en sociale effecten in kaart brengen zijn niet verplicht, maar worden steeds vaker gevraagd door burgers, overheden en bedrijven, bijvoorbeeld als keurmerken. Toch dragen deze analyses nog te weinig bij aan werkelijke verduurzaming.

‘Duurzaamheid is niet één ding. Het gaat altijd om keuzes met veel overwegingen die elkaar kunnen tegenwerken. Denk daarbij bijvoorbeeld aan landgebruik, klimaat, giftigheid, grondstofgebruik en kosten. Vaak hebben verschillende belanghebbenden verschillende belangen en meningen over wat wel en niet belangrijk is. Wie een duurzaamheidsanalyse uitvoert, moet om te beginnen de feitelijke situatie en de standpunten van de belanghebbenden, inclusief de opdrachtgever, verkennen. Dit voorkomt dat opdrachtgevers zich niet in de analyses herkennen om deze vervolgens in een la te schuiven’, zegt Zijp. ‘Dat gebeurt nu veel en te vaak.’

Michiel Zijp ontwikkelde een selectiemethode om vooraf voor ieder milieuprobleem een passende duurzaamheidsanalyse uit te voeren. Door in een vroeg stadium te kijken naar de oplossingen, in plaats van te blijven hangen in de analyse van de problemen wordt de kans groter dat de resultaten daadwerkelijk worden gebruikt en de gemaakte keuzes zo duurzaam mogelijk zijn.

Titel proefschrift: Developing Solution-focused Sustainability Assessments

Bekijk ook de video over het proefschrift

Promotoren: dr. L. Posthuma, Prof.dr. M.A.J. Huijbregts, Dr. R. Heijungs

 

Risicobeoordeling van nanodeeltjes in het milieu

Nanodeeltjes zitten al in veel producten zoals medicijnen, deodorant, zonnebrand of sokken. De verspreiding van nanomaterialen in het milieu en de risico’s daarvan voor de gezondheid zijn echter lastig te bepalen. RIVM-onderzoeker Joris Meesters ontwikkelde het model SimpleBox4 nano waarmee concentraties van nanodeeltjes in water, bodem en lucht berekend kunnen worden. Een grote stap vooruit in de milieurisicobeoordeling van nanodeeltjes. Op 6 september promoveerde hij op dit onderzoek aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

De risico’s van nanodeeltjes in het milieu hangen af van de mate van blootstelling, en het niveau waarbij schadelijke effecten optreden. Binnen de huidige Europese regelgeving voor de risicobeoordeling van chemicaliën (REACH) is behoefte aan kennis over het verspreidingsgedrag van stoffen in nanovorm. Daarom maakte Joris Meesters in zijn onderzoek het bestaande verspreidingsmodel voor chemische stoffen (SimpleBox) geschikt voor het schatten van concentraties van nanodeeltjes in water, bodem en lucht.

SimpleBox4.0-nano voor het schatten van de verspreiding van nanodeeltjes in het milieu 

Hiervoor zijn nieuwe processen toegevoegd die specifiek voor nanodeeltjes gelden, zoals de samenklontering van deeltjes. Ook testte Meesters het model aan de hand van drie metaaloxide-nanodeeltjes: titaniumdioxide, zinkoxide en ceriumdioxide. De samenklontering van nanodeeltjes met de vele in het milieu aanwezige natuurlijke deeltjes (klei, sediment, organisch stof) was al bekend, en de modelresultaten bevestigen dit. Zijn onderzoek laat zien dat SimpleBox4.0-nano gebruikt kan worden voor het schatten van de verspreiding van nanodeeltjes in het milieu.  

Titel proefschrift: Multimedia Modeling of Engineered Nanoparticles with SimpleBox4nano: Model Definition and Evaluation

Promotoren: prof. dr. ir. D. van de Meent, prof. dr. ir. A.J. Hendriks

 

Burgerwetenschap in Publieke Gezondheid veelbelovend

Burgerwetenschap, ook wel citizen science genoemd, is nog nieuw als het gaat om toepassing in de Publieke Gezondheid. Bij complexe problemen, zoals overgewicht, is de inzet van alle betrokken partijen nodig om tot oplossingen te komen: gemeente, professionals, bedrijfsleven én bewoners. Burgerwetenschap kan helpen om een brede kennisbasis te creëren om deze complexe problemen aan te pakken. Citizen science biedt hiervoor veel mogelijkheden, maar deze worden nog niet optimaal benut. Dat blijkt uit promotieonderzoek van Lea den Broeder aan de Vrije Universiteit, waar ze op 26 september promoveerde.

Bij burgerwetenschap werken wetenschappers en burgers op gelijke voet samen aan wetenschappelijk onderzoek. Voorbeelden van burgerwetenschap zijn bijvoorbeeld de vogelteldag, of iSpex, een project waarbij bewoners zelf de kwaliteit van de lucht meten met hun mobiele telefoon. 

Opbrengst

Burgerwetenschap levert veel op, zowel voor de wetenschap als voor bewoners en hun gezondheid. De bewoners leren meer over gezondheid en over onderzoek doen. En door de invloed van bewoners op onderzoek sluit het daarop gebaseerde beleid beter aan op wat bewoners belangrijk vinden. Burgerwetenschap kan bovendien de sociale samenhang in een buurt verbeteren. Samen onderzoek doen met burgerwetenschappers is ook een eerste stap om samen aan de oplossingen te gaan werken. 

Wel staat de inzet van burgerwetenschap voor gezondheid nog in de kinderschoenen. Er zal dus nog veel met burgerwetenschap geëxperimenteerd moeten worden om de inzet ervan te optimaliseren. Ook is soms extra inspanning vereist om burgerwetenschap tot een succes te maken. Bijvoorbeeld in de vorm van training of instructie of als nieuwe instrumenten nodig zijn zoals apps voor op je telefoon. 

Voorbeelden

In Amsterdam-Slotermeer interviewden lokale vrijwilligers hun buurtgenoten. Door deze werkwijze konden de vrijwilligers hun lokale netwerk inzetten, evenals hun ‘insiderskennis’ over de wijk. Daaruit bleek dat bewoners een gezellige buurt en goed contact met de buren minstens zo belangrijk vinden voor hun gezondheid als een groene leefomgeving of sportvoorzieningen om de hoek. Praten over gezondheid blijkt bovendien een cultuuroverstijgende, verbindende functie te hebben.

In Vught werd met bewoners én professionals samen een Health Impact Assessment uitgevoerd naar de verbreding van spoor en weg. In workshops bespraken ze met elkaar wat zij onder een gezonde leefomgeving verstaan en wat daarbij belangrijke waarden zijn en bekeken ze met elkaar hoe het nieuwe plan die waarden zo goed mogelijk werkelijkheid kon laten worden. 

Titel proefschrift met link naar video: Citizen Science for Health in All Policies

Promotor: prof.dr.ir. A.J. Schuit

Co-promotor dr.ir. M.A.E. Wagemakers

 

Tieners beste doelgroep voor meningokokken W-vaccinatie

Sinds 2015 is er een sterke toename in ziektegevallen door meningokokken groep W (MenW) in Nederland gezien. Bescherming voor tieners en jonge kinderen is gewenst met een vaccin waarin ook MenW zit. Dat kan met een MenACWY-vaccin. Kinderen krijgen nu op 14 maanden een vaccin tegen alleen meningokokken C aangeboden, een type meningokok dat momenteel weinig meer voorkomt. Maar om de bescherming tegen meningokokken C (MenC) ook in de toekomst goed te houden, zou een herhalingsvaccinatie tegen MenC bij tieners nodig zijn.

Uit promotieonderzoek van Mariëtte van Ravenhorst blijkt dat de beste leeftijd om te vaccineren tegen meningokokken W en vaccinatie tegen MenC te herhalen, de leeftijd van 12 jaar is. Dat kan dan met een combinatievaccin waarin de types A, C, W en Y zijn opgenomen. Mariëtte van Ravenhorst promoveerde op 12 oktober 2017 aan de Universiteit Utrecht. Zij heeft haar onderzoek bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), het Spaarne Gasthuis en Wilhelmina kinderziekenhuis (onderdeel UMCUtrecht) gedaan.

Meningokokkenziekte

De meningokokkenbacterie komt regelmatig voor bij gezonde mensen in de neus- en keelholte zonder dat ze daar last van hebben. Sommige meningokokkentypen hebben de neiging om de bloedbaan binnen te dringen en hersenvliesontsteking of bloedvergiftiging te veroorzaken. In Nederland veroorzaakte meningokokken C veel ziektegevallen rond 2000 en sinds 2015 komt een ander type, meningokokken W, sterk op.

Vaccinatie tegen meningokokken

Vanwege deze stijging werd in 2002 de vaccinatie tegen meningokokken groep C ingevoerd voor kinderen van 14 maanden oud. In hetzelfde jaar werd ook een eenmalige vaccinatie aangeboden aan kinderen van 1 tot en met 18 jaar. Vooral dit laatste zorgde voor een forse daling van het aantal ziektegevallen. Momenteel komt meningokokken C-ziekte weinig voor, maar de antistoffen tegen meningokokken C zijn opnieuw laag geworden bij kinderen als ze de puberteit bereiken. Een herhalingsvaccinatie na de eenmalige vaccinatie op 14 maanden is gewenst.

Promotieonderzoek

Sinds 2015 is er een sterke toename in ziektegevallen door meningokok groep W in Nederland gezien. In haar onderzoek heeft Mariëtte van Ravenhorst uitgezocht op welke leeftijd een gecombineerd vaccin tegen groepen A, C, W en Y rond de puberteit het meest geschikt is om de hoogste concentratie beschermende antistoffen te krijgen. Ze zag dat adolescenten tussen 12-15 jaar immunologisch het beste reageerden op dit gecombineerde MenACWY vaccin. Daarnaast vond zij in een andere grote studie dat dragerschap van meningokokken sterk toeneemt vanaf 12 tot 14 jaar. Mariëtte van Ravenhorst adviseert daarom in haar proefschrift dat de leeftijd van 12 jaar het meest geschikt is om het gecombineerde vaccin in te voeren. Naast individuele bescherming kan het gecombineerde vaccin dan ook op termijn groepsbescherming bieden.

Aanpassing Rijksvaccinatieprogramma

Op 25 september besloot minister Edith Schippers van Volksgezondheid en Sport om het RVP aan te passen naar aanleiding van het adviesrapport, mede op basis van de resultaten van het promotieonderzoek van Mariëtte van Ravenhorst. In 2018 zal de vaccinatie tegen meningokokken groep C op de leeftijd van 14 maanden worden vervangen voor het gecombineerde ACWY-vaccin. Daarnaast zullen alle brugklassers, rond de leeftijd van 12 jaar, in 2018 worden opgeroepen om zich ook met dit gecombineerde vaccin te laten inenten.

Titel proefschrift: Optimizing meningococcal vaccination strategies in adolescents Carriage, timing of vaccination and antibody dynamics

Promotor: prof.dr. E.A.M. Sanders

Co-promotoren: dr. G.A.M. Berbers en dr. S.F.L. Klis

 

Impact van pneumokokkenvaccinatie

Gertjan Wagenvoort onderzocht het effect van de invoering van de vaccinatie tegen de pneumokokkenziekte in Nederland. De pneumokok is een bacterie die voorkomt in de neusholte en bij gezonde mensen meestal niet tot ziekteverschijnselen leidt. De bacterie kan echter wel infecties veroorzaken, variërend van oorontsteking en longontsteking tot bloedvergiftiging en hersenvliesontsteking. Sinds 2006 worden kinderen in Nederland tegen de pneumokokkenziekte ingeënt. Wagenvoort promoveerde op 24 oktober bij de Universiteit Utrecht en heeft hierin o.a. samengewerkt met het RIVM.

Wagenvoort onderzocht de veranderingen in het vóórkomen van pneumokokkenziekte, de ziektepresentatie, ziekte-uitkomsten, risicogroepen en de circulerende stammen voor en na invoering van het vaccinatieprogramma. Hij keek daarbij naar alle leeftijdsgroepen, dus ook naar de generaties die niet zijn ingeënt.

Titel proefschrift: Pneumococcal disease and the impact of pneumococcal conjugate vaccines

Promotoren: prof.dr.ir. G.T. Rijkers, prof.dr. E.A.M. Sanders

Co-promotoren: dr. B.J. Vlaminckx, dr. M.J. Knol