Europarlementariër zet zich in voor klimaat en energie

Mijn doel

Hoe maakt het Europees Parlement werk van de duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties? Europarlementariër Bas Eickhout (Groenen/Vrije Europese Alliantie) legt uit wat hij doet voor klimaat en duurzame energie.

Het Europees Parlement heeft net wetgeving vastgelegd voor de handel in CO2-emissierechten - de Europese sleutel om de CO2-uitstoot met 40 procent te verlagen in 2030 - maar Europarlementariër Bas Eickhout springt nog geen gat in de lucht. 2018 is een belangrijk jaar voor hem. Hij wil coalities smeden om de Europese Unie scherper aan de wind te laten varen met klimaat- en energiebeleid: de lat voor CO2-reductie moet hoger en de EU-lidstaten moeten meer werk maken van duurzame-energieproductie.

Elk EU-lid heeft van Europa een doel gekregen voor 2020, voor Nederland is dat 14 procent. Eickhout: "Dankzij het energieakkoord, dat toewerkt naar die 14 procent, krijgt duurzame energie eindelijk tempo in Nederland. Met name de prijsdaling van wind op zee maakt dat Nederland stappen kan maken. Maar de Nederlandse regering wil dat Europa na 2020 geen nationale doelen oplegt. Daar ben ik het niet mee eens. Dat is een strijdpunt dat dit jaar in Europa uitgevochten wordt: gaan wij doelen opleggen aan landen?"

Het Europees Parlement heeft besloten dat het aandeel duurzame energie in 2030 niet 27 maar 35 procent moet zijn. Liggen we daarmee voldoende op koers?

"Ja. Alleen, dit is de wens van het parlement, de lidstaten zetten nog in op 27 procent. Wij moeten dus nu met de lidstaten onderhandelen: hoeveel procent duurzame energie gaat Europa opwekken in 2030? Dat debat moet dit jaar worden beslecht."

"Bij duurzaamheid van onze oceanen, biodiversiteit, steden en consumptiepatronen is behoefte aan goede indicatoren en instrumenten. Daar kan het RIVM aan bijdragen."

Hoe gaat dat debat verlopen?

"Het enige land dat heeft toegezegd is Zweden. De Duitsers en Denen staan open voor duurzame-energiedoelen per land. De Britten en Oost-Europa zitten daar niet op te wachten. Het wordt heel belangrijk wat Frankrijk, dat daarin onduidelijk is, gaat doen. Als er een Frans-Duitse as komt voor duurzame energie, dan hebben we als parlement de kans om de raad meer onze kant op te krijgen."

Op de VN-klimaattop eind dit jaar in Polen moeten alle landen laten zien wat ze beloven om de afspraken uit het klimaatakkoord van Parijs te halen. Volgens Eickhout is het zo klaar als een klontje dat de huidige beloftes niet volstaan. De vraag is nu of landen zich gaan vastleggen om meer te doen. "Interessant is dat Nederland in de voorhoede zit: het regeerakkoord stelt dat Nederland naar min 55 procent CO2-uitstoot moet. Daar ben ik heel blij mee, maar we hebben meer landen nodig die dat zeggen."

Aan welke knoppen kun je draaien om dat wel te bereiken?

"We (de Europese fractie van de Groenen, red.) hebben ministers in Luxemburg en Zweden. Die landen zullen zich aansluiten bij Nederland. De sleutel ligt ook hier bij Frankrijk, omdat Frankrijk redelijk ambitieus is geworden de laatste tijd. Dat spel van politieke druk genereren, een brede coalitie vormen en de commissie onder druk zetten, gaat dit jaar spelen."

En hoe moet die 55 procent reductie bereikt worden?

"Dat is de vraag. De Nederlandse plannen leunen zwaar op CO2-opslag en het is nog steeds onduidelijk wanneer de kolencentrales dichtgaan in Nederland. Wil je écht stappen zetten, dan moet je van de kolen af." Het emissiehandelssysteem werkt nu nog onvoldoende, omdat de CO2-rechten niet schaars genoeg zijn om te zorgen voor een hoge prijs. Dat komt, stelt Eickhout, omdat de lat niet hoog genoeg ligt. Nederland kan volgens hem met een aantal landen een EU-kopgroep vormen, die zichzelf een minimum CO2-prijs oplegt.

Welke rol zie je weggelegd voor het RIVM als het gaat over de duurzame ontwikkelingsdoelen?

"Klimaat en energie lopen eigenlijk wel: de indicatoren kennen we, de instrumenten ook, alleen zijn ze politiek moeilijk. Dat is mijn vak. Bij andere duurzame ontwikkelingsdoelen is het nog zoeken naar concrete doelstellingen en hoe we die dan meten. Dat gaat over de duurzaamheid van onze oceanen, biodiversiteit, steden en consumptiepatronen. Daar is behoefte aan goede indicatoren en instrumenten die daar naartoe werken. Daar kan het RIVM wél toevoegen aan het debat."