Infectieziekterisico’s tijdens evenementen met dieren

evenement met dieren

H. Rozendaal

Contact met dieren is voor veel mensen een bron van plezier en speelt een belangrijke rol in het dagelijks leven. Er worden dan ook regelmatig evenementen georganiseerd met dieren. Vaak moet voor deze evenementen een vergunning aangevraagd worden. Dan komt de overheid om de hoek kijken omdat die verantwoordelijkheid is voor de volksgezondheid. Tijdens deze evenementen kunnen mensen ziek worden door bijvoorbeeld onhygiënische voedselbereiding of diercontact. De overheid verleent vergunningen, voorziet in voorlichting aan het publiek en ziet toe op het naleven van wet- en regelgeving om gezondheidsrisico’s voor mensen tijdens de evenementen te voorkomen. Dit artikel gaat over maatregelen om infectieziekten bij bezoekers van evenementen met dieren zo goed mogelijk te voorkomen.

Het verlenen van vergunningen voor evenementen is geregeld in algemene plaatselijke verordeningen. Aan het verlenen van een vergunning kunnen voorwaarden worden gesteld. Met betrekking tot bijvoorbeeld de veiligheid, bereikbaarheid, milieueffecten (geluid), bereiden/aanbieden van voedsel en drank en de aanwezigheid van dieren. Voor het verlenen van de vergunning worden de plannen van de organisator getoetst aan de plaatselijke verordeningen en de landelijke regelgeving. Als de vergunning is verleend en het evenement van start gaat houden toezichtsdiensten in de gaten of de organisator zich houdt aan zowel de voorwaarden, als de eisen die in de wet gesteld zijn. Als hij zich daar niet aan houdt kan hij een boete krijgen of zelfs gedwongen worden het evenement af te gelasten.

Bij evenementen met dieren is de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren als onderdeel van de Wet Dieren van belang. In deze wet zijn minimale eisen aan behandeling van dieren vastgelegd.

Algemeen

Er zijn verschillende evenementen met dieren waarbij bezoekers via de dieren een infectieziekte kunnen oplopen. Bijvoorbeeld tijdens dierententoonstellingen of markten. Maar ook tijdens wandelingen in de natuur, deelname aan obstacle runs of tijdens zwemevenementen, zoals cityswims. Er zijn verschillende routes waarlangs ziekteverwekkers overstappen van dier naar mens:

Aerogene transmissie

Het inademen van ziekteverwekkers. Het risico om op deze manier ziek te worden is het grootst als veel mensen - waaronder degenen die tot een risicogroep behoren (YOPI’s=young, old, pregnant, immunocompromised) - in een afgesloten ruimte verblijven met veel dieren die ziekteverwekkers uitscheiden. Omdat er geen wind waait is het agens minder verdund.

Voorbeelden van ziekteverwekkers:

  • Chlamydia psittaci, Coxiella burnetii, influenzavirus.

Transmissie via direct contact

Via de huid of slijmvliezen. De kans op besmetting is groot bij contact met water, maar ook bij contact met lichaamsvloeistoffen of intensief huidcontact. Bijten behoort ook tot deze transmissieroute. Het gebeurt wel bij hondenshows, maar bijten is verder zeldzaam.

Voorbeelden van ziekteverwekkers:

  • Trichophyton verrucosum,Trichophyton mentagrophytes, Microsporum canis, Microsporum felis. parapoxvirus (van schaap naar mens) en koepokkenvirus (van kat naar mens). Deze veroorzaken huidschimmelinfecties,
  • Leptospira hardjo en Leptospira icterohaemorrhagiae, via respectievelijk runderen en ratten veroorzaken leptospirose. Mensen raken besmet via open wonden of slijmvliezen, na direct contact met besmette urine of - water,
  • Trichobilharzia ocellata veroorzaakt zwemmersjeuk. De transmissieroute loopt van vogels via water, slakken, opnieuw (zwem)water naar de mens,
  • Dieren die mensen bijten kunnen rabiësvirus overbrengen.  Via bijten en krabben kunnen katten Bartonella henselae (kattenkrabziekte) overbrengen en ratten Streptobacillus moniliformis (rattenbeetkoorts).

Alimentaire transmissie

Het eten van besmet voedsel. Deze besmettingsroute is niet specifiek voor evenementen met dieren maar kan overal voorkomen. Wel is het risico op besmetting groter als mensen eten in ruimten waar ook dieren verblijven en als de afstand tussen mensen die met dieren werken en degenen die het eten klaarmaken, onvoldoende is.

Voorbeelden van ziekteverwekkers

  • Escherichia coli, Salmonella spp en Campylobacter spp.

Transmissie via vectoren

Vectoren zijn geleedpotigen, zoals muggen, knutten, wantsen, teken of zandvliegen, die verwekkers overbrengen van een drager (een zoogdier) naar de mens. De vector krijgt de ziekteverwekker binnen door het zuigen van bloed van een drager en geeft de ziekteverwekker door aan de mens als hij hem bijt. Vectoren zijn in staat de afstand tussen drager en de mens in tijd en ruimte te overbruggen en daarmee ziekten over te brengen zonder dat er direct contact is geweest tussen de drager en de mens. Bij teken bijvoorbeeld kan het wel 1 jaar duren voordat een besmette teek een mens besmet via een beet.

Voorbeelden van ziekteverwekkers

In Nederland hebben we vooral te maken met teken die als vectoren Borrelia spp overbrengen op de mens. Eenmaal in de mens veroorzaakt Borrelia spp de ziekte van Lyme (Borrelia spp). Teken kunnen zo ook het tick-borne encephalitis (TBE)virus overbrengen dat encefalitis bij de mens veroorzaakt. Teken leven in het groen, vooral in gebieden met lang gras, struikgewas en bomen waar ook voldoende gastheren zijn die hen in alle ontwikkelingsstadia (larve, nimf en adult) van bloed kunnen voorzien.

Maatregelen

Er zijn verschillende maatregelen mogelijk om besmetting van mensen door dieren tijdens dierevenementen te verkleinen:

Bij dieren

Klinische keuring

Sommige ziekteverwekkers die ziekte veroorzaken bij mensen, bijvoorbeeld Chlamydia psittaci, kunnen bij dieren ook ziekte veroorzaken. Het is belangrijk dat dieren op een evenement goed gezond zijn en vrij van zichtbare ectoparasieten. Uiterlijk gezonde dieren kunnen echter toch (niet-waarneembare) ziekteverwekkers met zich meedragen, ondanks een gedegen klinische keuring door de dierenarts. Een klinische keuring voor aanvang van een evenement is alleen wettelijk verplicht bij evenementen met evenhoevigen.

Laboratoriumonderzoek

In sommige gevallen kan het verstandig zijn om uitsluitend dieren toe te laten bij wie de laboratoriumtestuitslag negatief is voor (een) bepaalde ziekteverwekker(s). Wel moet hierbij in aanmerking worden genomen dat veel verwekkers intermitterend en in lage aantallen worden uitgescheiden. Bij stress (zoals na een transport) kan de uitscheiding sterk toenemen. Dit soort laboratoriumonderzoek heeft alleen zin als het evenement langdurig is en er intensief contact is tussen dieren onderling en tussen dieren en mensen. Bijvoorbeeld een rondreizend gezelschap met een vaste dierpopulatie of een kinderboerderij waar gedurende langere tijd dezelfde dieren worden gehouden

Vaccinatie

Dieren kunnen tegen sommige ziekten gevaccineerd worden waardoor de uitscheiding van ziekteverwekkers minder wordt. Zoals beschreven in de Wet Dieren is vaccinatie tegen Q-koorts in Nederland wettelijk verplicht voor kleine herkauwers die worden gehouden op plaatsen met een publieksfunctie, zoals een kinderboerderij. Andere vaccinaties zijn optioneel, zoals tegen influenza (bij varkens) en rabiës en salmonellose.

Preventief behandelen

Dieren kunnen preventief antibiotica toegediend krijgen maar dit wordt niet geadviseerd vanwege het risico op toename van antibacteriële resistentie. Ook kunnen ze vooraf behandeld worden met antiparasitica. Deze middelen verminderen de kans op overdracht van zoönotische wormen, bepaalde schurftmijten en vlooien. Hoewel ectoparasieten van dieren gastheerspecifiek zijn kunnen ze tijdelijk ongemak veroorzaken bij mensen. Wormen kunnen wel ernstiger symptomen veroorzaken bij mensen, zoals larva migrans door spoelwormen.

Eisen aan dierenverblijven

  • Als dieren dicht op elkaar gehuisvest zijn kan een ziekteverwekker zich makkelijker verspreiden. Daarmee wordt ook de kans dat er transmissie naar mensen plaatsvindt groter. Deze overdracht kan afgeremd worden door ervoor te zorgen dat de dieren zo weinig mogelijk direct contact met elkaar hebben door ze in aparte verblijven onder te brengen.
  • Ook goede ventilatie is belangrijk om micro-organismen af te voeren, maar ook schadelijke gassen zoals ammoniak, wat de luchtwegen aantast en mens en dier bevattelijker maakt voor infectie.
  • De vloer (binnen en buiten) moet voldoende vlak zijn om ongelukken bij dieren en mensen te voorkomen. In een binnenverblijf moet de vloer van bestendig, ondoordringbaar materiaal gemaakt zijn dat nat schoongemaakt moet kunnen worden.
  • Dierenverblijven moeten tijdig uitgemest worden. De mest mag niet te droog worden, om te voorkomen dat er stofdeeltjes in de lucht komen. Bij vogels wordt wel een plantenspuit gebruikt om de bodem vochtig te houden. De mest mag ook niet te nat zijn, omdat dan vocht uit de ontlasting buiten de leefruimte van de dieren kan stromen. Dit vocht kan dan via het schoeisel van bezoekers versleept worden in de omgeving. Voldoende absorberend materiaal (strooisel) op de grond is van belang om een juiste vochtbalans in de mest te handhaven. De mest moet worden afgevoerd naar een afgesloten plek waar ongedierte niet bij kan en daarna getransporteerd naar en mestverwerker of naar en akker om uitgereden te worden.  
  • De manier waarop dierenverblijven worden schoongemaakt mag geen extra gezondheidsrisico voor mensen met zich meebrengen. Een hogedrukspuit bijvoorbeeld kan sterke verspreiding van ziekteverwekkers veroorzaken en moet gebruikt worden op momenten dat er geen bezoekers zijn.
  • Een goed maar meer arbeidsintensief alternatief is schoonmaken met water uit een tuinslang en borstel. Waar nodig en mogelijk kunnen looppaden gestofzuigd of geschrobd worden, waarbij de stofzuiger voorzien wordt van een deugdelijk filter en de schrobmachine van een ontsmettingsmiddel.

Voor bezoekers/deelnemers

  • Langs de route van de dierverblijven naar andere ruimtes moeten handenwasgelegenheden  geplaatst worden De kranen moeten in ieder geval automatisch open- en dichtgaan en er moet zeep zijn en, bij voorkeur, wegwerphanddoeken.
  • Bij evenementen in de buitenlucht wordt er soms door modderwater gekropen, getijgerd en gewaad. Dan is het belangrijk dat er na afloop zo snel gedoucht kan worden. Deze douches moeten voorzien zijn van warm water, zeep en/of shampoo en handdoeken, niet in de laatste plaats vanwege het risico op onderkoeling. Bij het plaatsen van de douches is het belangrijk om te voorkomen dat mensen die uit de douche komen langs mensen moeten gaan die nog niet hebben gedoucht en onder de modder zitten.

Bij voedselbereiding

Het is belangrijk dat er voldoende afstand is tussen de plekken waar eten wordt bereid en de dierenverblijven. Het plaatsen van muren of hekken is hierbij aan te bevelen. Mensen die voedsel bereiden en/of serveren mogen de dieren niet verzorgen, tenzij ze zich daarna grondig hebben gewassen en andere kleding aangetrokken. Tevens dient gezorgd te worden dat mensen geen etenswaren meenemen naar de gebieden waar de dieren zich bevinden.

Voorlichting voor bezoekers/deelnemers

De hierboven beschreven maatregelen kunnen niet alle risico’s afdekken. Een gedeelte van de risico’s kan alleen worden verminderd door het juiste gedrag van de bezoekers. Zij kunnen op verschillende manieren worden voorgelicht, via folders, websites, apps, mailings, over het oplopen van infecties en hoe ze ook zelf de kans op besmetting kunnen verminderen.

Er zijn veel risico’s op verspreiding van ziekteverwekkers tijdens evenementen met dieren. Door het toepassen van goede hygiënemaatregelen is het echter vaak mogelijk om de kans op besmetting te verminderen tot een acceptabel niveau. Niettemin zijn er omstandigheden waarbij het niet wenselijk is dat groepen mensen en dieren bijeenkomen. Zo moeten lammerende schapen en geiten van het publiek afgeschermd worden (zie de Factsheet maatregelen Q-koorts[met link naar https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2011/11/24/factsheet-maatregelen-q-koorts]  en het bezoeken van pluimveeslachterijen is niet verstandig. Dit laatste wordt geïllustreerd door een casus waarbij een groep artsen en dierenartsen, in het kader van het verbeteren van de humaan–veterinaire samenwerking, een pluimveeslachterij bezocht. Er waren normale veiligheidsmaatregelen genomen, zoals het dragen van wegwerpkleding, geen direct contact met de slachtdieren, handen wassen bij verlaten van de slachtruimte. Desondanks kregen binnen enkele dagen 9 van de 13 artsen heftige buikloop. Uit de ontlasting van 4 van hen werd Campylobacter gekweekt. Omdat ze geen direct contact met het pluimvee hadden gehad, was het waarschijnlijk een infectie die verspreid is door besmette waterdruppeltjes in de lucht (Staat van Zoönosen 2013).

Conclusie

Het risico op infectieziekten bij mensen tijdens een evenement met dieren hangt sterk af van de betrokken diersoorten, de mate van contact tussen dier en mens en de maatregelen door de organisator. Er zijn enkele wettelijk verplichte maatregelen zoals het afschermen van lammerende schapen en geiten, maar de meeste zijn niet wettelijk vastgelegd. De toezichthouder kan informatie inwinnen bij de bij de afdeling infectieziektebestrijding van de GGD, lokale dierenartsen of de NVWA. Op die wijze kan een afgewogen oordeel geveld worden over mogelijke risico’s voor de volksgezondheid.

Met dank aan: Olaf Stenvers, NVWA Bureau Risicobeoordeling en onderzoek

Auteur

 

H. Rozendaal, team incident- en crisisbestrijding, Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

Correspondentie

h.rozendaal@nvwa.nl

Infectieziekten Bulletin, jaargang 29, nummer 3, maart 2018