Seksueel overdraagbare aandoeningen in Nederland in 2017

zoenend paar

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) presenteert jaarlijks de landelijke trends van seksueel overdraagbare aandoeningen (soa) in Nederland in het soa/hiv jaarrapport. Hierin worden cijfers gepresenteerd van de Centra Seksuele Gezondheid (CSG), gegevens van het NIVEL (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg) en van andere registratiebronnen met betrekking tot soa en/of hiv, zoals de Stichting HIV Monitoring. In dit artikel worden de belangrijkste bevindingen uit het jaarrapport van 2017 samengevat. Het volledige rapport is beschikbaar via www.rivm.nl/soahiv.

Soaconsulten

In 2017 werden bij de CSG 150.593 consulten geregistreerd, een toename van 5% ten opzichte van 2016. Bij de CSG kunnen mensen die tot een hoogrisicogroep behoren zich volgens een landelijk afgestemd triagesysteem kosteloos op soa laten testen. Tot de hoogrisicogroep behoren, onder andere, mannen die seks hebben met mannen (MSM), mensen die voor een soa gewaarschuwd zijn door een (ex-)partner, mensen met aan soa gerelateerde klachten en jonge mensen onder de 25 jaar.

In 2017 was het soavindpercentage 18,4% en was daarmee gelijk aan 2016. Het soavindpercentage is het percentage consulten op de CSG waarbij 1 of meer soa gediagnosticeerd worden. Het percentage verschilt sterk per (risico)groep:

  • Onder vrouwen en onder heteroseksuele mannen stegen de vindpercentages vanaf 2013, maar bleven in 2017 stabiel op 16,3% en 19,6%.
  • Bij MSM was het vindpercentage 20,5% en dit is min of meer hetzelfde als de jaren ervoor (Figuur 1).
  • De hoogste vindpercentages werden gezien bij mensen die gewaarschuwd waren voor een soa (33,0%) en bij mensen die hivpositief waren (32,5%).
  • Het vindpercentage bij hivpositieve mensen was lager dan in 2016.
  • De vindpercentages onder mensen met klachten (25,1%) en mensen die in het afgelopen jaar al eerder een soa hadden (25,1%) waren ook hoger dan het gemiddelde vindpercentage.

De vindpercentages per GGD-regio varieerden van 14,7% tot 21,7%.

Figuur 1. Totaal aantal testen en het percentage positieve testen bij de CSG naar geslacht en seksuele voorkeur, 2008-2017

De cijfers van 2017 over soa in de huisartsenpraktijk zijn nog niet beschikbaar. Zij komen uit de NIVEL Primary Care Database. Deze cijfers zijn een schatting gebaseerd op de cijfers van 350 huisartsenpraktijken en geëxtrapoleerd naar de Nederlandse populatie.Net als in voorgaande jaren waren in 2016 de meeste soaconsulten bij de huisarts. Het totaal aantal aan soa gerelateerde episodes (een infectie of angst voor soa) steeg van 267.400 naar ongeveer 281.300 en was daarmee bijna het dubbele van het aantal CSG-consulten. Ook het aantal soagerelateerde episodes per 1.000 inwoners steeg in 2016 van 15,9 naar 16,9, voornamelijk onder personen ouder dan 25 jaar.

Chlamydia

Chlamydia wordt veroorzaakt door Chlamydia trachomatis en is de meest voorkomende bacteriële soa bij de CSG. In 2017 werd bij 21.404 mensen chlamydia vastgesteld, een toename van 3% ten opzichte van 2016:

  • De meeste infecties werden gevonden bij jongeren onder de 25 jaar (64%).
  • Vindpercentages waren bij vrouwen en heteroseksuele mannen hoger (15,4% en 18,3%) dan bij MSM (9,5%) (Figuur 2).
  • Het aantal LGV-diagnoses (lymfogranuloma venereum, een infectie met een invasieve variant van Chlamydia trachomatis) nam opnieuw toe maar het vindpercentage bleef stabiel.
  • Het geschatte aantal chlamydia-episodes bij huisartsen (36.500) was vrijwel stabiel ten opzichte van 2016, maar nam licht toe onder mensen ouder dan 25 jaar. Het aantal episodes per 1.000 inwoners bleef gelijk.

Figuur 2.Totaal aantal testen en percentage positieve testen voor chlamydia, gonorroe, syfilis en hiv bij de CSG naar geslacht en seksuele voorkeur, 2017

Gonorroe

De meest voorkomende soa na chlamydia is gonorroe. Gonorroe wordt veroorzaakt door de bacterie Neisseria gonorrhoeae. Het aantal gonorroediagnoses op de CSG was 6.764. Dit is een stijging van 11% ten opzichte van 2016:

  • Het vindpercentage onder vrouwen en heteroseksuele mannen ligt al jaren stabiel onder de 2%.
  • Het vindpercentage onder MSM steeg de afgelopen jaren maar nam in 2017 licht af ten van 11,3% in 2016 naar 11,0% (Figuur 2). Dit betekent dat in 2017 gonorroe bij MSM vaker voorkwam dan chlamydia.
  • Het geschatte aantal gonorroe-episodes bij de huisarts was 9.000 in 2016 (7.900 in 2015). Deze toename was vooral onder personen ouder dan 25 jaar.
  • Binnen het project Gonokokken Resistentie tegen Antibiotica Surveillance (GRAS) bij de CSG werd nog geen resistentie gerapporteerd tegen ceftriaxon, het eerstekeusantibioticum tegen gonorroe. Wel nam de resistentie tegen azitromycine opnieuw toe, en kwam nu voor bij 15% van de op resistentie geteste patiënten.

Syfilis

Syfilis wordt veroorzaakt door de bacterie Treponema pallidum. In 2017 werden 1.228 patiënten met infectieuze syfilis gediagnosticeerd bij de CSG, Dit aantal is bijna hetzelfde als in 2016 (1.223):

  • 95% van de patiënten waren MSM. Het vindpercentage onder MSM nam tot en met 2016 jaarlijks toe, maar daalde in 2017 van 2,9% (in 2016) naar 2,6%. Dit is voornamelijk te verklaren door een daling van het vindpercentage onder hivpositieve MSM (van 8,4% in 2016 naar 7,2% in 2017). Het vindpercentage onder hivnegatieve MSM bleef stabiel.
  • Het vindpercentage onder vrouwen en heteroseksuele mannen is al jaren zeer laag (respectievelijk 0,09% en 0,16%) (Figuur 2).

Hiv

Bij de CSG werden in 2017 286 nieuwe hivinfecties gediagnosticeerd. Dit is vrijwel evenveel als in 2016 (285).

  • 89% van deze diagnoses werden gesteld bij MSM. Het vindpercentage voor hiv onder MSM neemt al jaren af en staat inmiddels op 0,7% (Figuur 2).
  • Bij de CSG werden 30 nieuwe hivinfecties gevonden bij vrouwen en heteroseksuele mannen. 83% van hen was afkomstig uit een hivendemisch land.

Bij de Stichting HIV Monitoring werden in 2017 1.037 nieuwe personen met hiv aangemeld in zorg (1.047 in 2016). Bij de hivbehandelcentra stonden in totaal 19.677 personen met hiv in zorg geregistreerd in 2017. Hiervan was 62,8% MSM.Opvallend is dat 45% van de nieuwe patiënten in 2017 laat in zorg kwam (CD4 <350/mm3 of aids). Dit percentage is lager voor MSM (38%) dan voor vrouwen (53%) en heteroseksuele mannen (63%). Nederland voldeed in 2017 bijna aan de Joint United Nations Programme on HIV/aids (UNAIDS) 90-90-90-doelen; geschat werd dat 89% van alle mensen met hiv gediagnosticeerd was en aangemeld in zorg. 92% van hen was ook gestart met behandeling, en daarvan was bij 95% het virus ook onderdrukt (1).

Genitale wratten en genitale herpes

In 2016 werden door huisartsen naar schatting 37.500 diagnoses van genitale wratten en 22.500 diagnoses van genitale herpes gesteld. Bij de CSG waren het in 2017 respectievelijk 1.619 en 531 diagnoses. Dit aantal ligt een stuk lager omdat de CSG geen routinematig onderzoek doen naar genitale wratten en genitale herpes

Hepatitis B en C

In 2017 werden bij de CSG 93 mensen met hepatitis B (zowel acuut als chronisch) gediagnostiseerd. Vanwege de meldingsplicht voor acute hepatitis B werden 114 meldingen gedaan, vergelijkbaar met 2016 (111 meldingen). Seksueel contact was de vaakst gerapporteerde transmissieroute (69%). Het aantal gevallen van acute hepatitis C in de meldingcijfers fluctueert sinds 2011 rond de 60 per jaar (58 in 2017). De belangrijkste transmissieroute van acute hepatitis C was seksueel contact tussen mannen.

Conclusies

Het aantal soaconsulten steeg opnieuw, zowel bij de CSG als bij huisartsen. Het vindpercentage per soa bleef echter overwegend stabiel.

Naast surveillance van soa en van hoogrisicogroepen, is het belangrijk om zicht te houden op de mensen in laagrisicogroepen, die zich bij andere zorgaanbieders laten testen of een zelftest doen.

Net als in voorgaande jaren bestond de hoogrisicogroep voor soa uit mensen die aan soa gerelateerde klachten rapporteerden, mensen die gewaarschuwd waren voor een soa, mensen met hiv en mensen die in het afgelopen jaar eerder een soa hadden. De hoge vindpercentages bij deze groep suggereren dat verdere inspanningen zoals promotie van condoomgebruik, herhaald testen, en effectievere (tijdige en complete) partnerwaarschuwing nodig blijven om de seksuele gezondheid van deze groep en van hun partners te verbeteren.

Auteurs

M. Visser, F. van Aar, E.L.M. Op de Coul, I.A.L. Slurink, D.A. van Wees, B.M. Hoenderboom, C. den Daas, P.J. Woestenberg, H.M. Götz, B.H.B. van Benthem, RIVM, Centrum Infectieziektebestrijding,

Correspondentie

maartje.visser@rivm.nl

Literatuur

  • Van Sighem AI, Boender TS, Wit FWNM, Smit C, Matser A, Reiss P. Monitoring report 2017. Human Immunodeficiency Virus (HIV) Infection in the Netherlands. Amsterdam: Stichting HIV Monitoring, 2017. Beschikbaar online via www.hiv-monitoring.nl