Mazelen & media

Een student met mazelen in Maastricht veroorzaakte onrust bij de media, de bevolking en het bestuur van de Universiteit. Dit was onder meer het gevolg van een twitterbericht. De GGD besloot toen een veel grotere groep (studenten) te informeren dan dat ze normaalgesproken zou doen. In dit artikel beschrijven we hoe de berichtgeving over deze casus verliep, welke factoren bijdroegen aan de aandacht en onrust en wat gedaan kan worden om een dergelijk scenario in de toekomst te voorkomen.

Casus

Op vrijdag 1 maart, net voor de start van carnaval, ontving GGD Zuid-Limburg van het Vlaams Agentschap Zorg & Gezondheid een melding van een patiënt met mazelen. Deze indexpatiënt kwam uit Brussel, maar studeerde aan de Universiteit Maastricht en woonde daar in een studentenhuis. Op 1 maart had een laboratorium in Brussel met serologisch onderzoek mazelen aangetoond. Het onderzoek werd verricht omdat de student op 24 februari huiduitslag had gekregen.  De besmettingsbron was onbekend.

In België was sprake van een toename van het aantal patiënten met mazelen. In de periode 1 januari tot 22 februari 2019 werden 24 patiënten gemeld in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ter vergelijking: in 2018 werden in totaal 13 patiënten gemeld.

De indexpatiënt had in de incubatieperiode - vanaf 4 dagen voor het opkomen van de huiduitslag - een feest in Brussel bezocht. Verder had hij in deze periode contact gehad met verschillende mensen in Maastricht, tijdens 2 colleges aan de Universiteit van Maastricht. ‘s Avonds was hij in zijn studentenhuis. Hij voelde zich toen al ziek. Op 21 februari vertrok hij naar Brussel en bleef daar.

Contactonderzoek

De GGD startte na de melding meteen met het contactonderzoek na telefonisch contact te hebben gehad met de indexpatiënt. De contacten in Nederland werden nog dezelfde dag in kaart benaderd. Het waren de studiegenoten waarmee de indexpatiënt de 2 colleges had gevolgd, docenten (n ~ 40-45) en zijn huisgenoten (n=3).  Volgens de coördinator van de colleges waren veel studenten van buitenlandse afkomst.  De docenten en studiegenoten werden door de GGD via de Universiteit Maastricht per e-mail geïnformeerd. De huisgenoten - van Nederlandse, Arubaanse en Chinese afkomst - werden telefonisch benaderd door de GGD en zij ontvingen dezelfde e-mail die aan de studenten en docenten was gestuurd. In de e-mail stond informatie over het ziektebeeld en het gelopen risico. Ook werden contacten opgeroepen om alert te zijn op symptomen en om zich indien nodig, te laten vaccineren. Er werden geen andere contacten gevonden.Het was niet zinvol meer om de groep contacten te vaccineren omdat de incubatietijd al langer dan een week was verstreken. Wel werden de contacten geadviseerd om zo nodig voor de toekomst hun vaccinatiestatus op orde te brengen. Twee 2 studenten namen contact op met de GGD omdat zij onvolledig gevaccineerd waren tegen mazelen.  Zij werden binnen 24 uur volledig gevaccineerd door Ease travelclinic.

Informatie voor betrokkenen

De huisartsen en huisartsenposten en de ziekenhuizen kregen een brief van de GGD, waarin ze op de hoogte werden gebracht van de situatie en werden opgeroepen om alert te zijn op symptomen van mazelen bij patiënten.

De arts infectieziektebestrijding van de GGD berichtte het Studenten Service Center van de universiteit per e-mail dat vragen van de media, studenten, docenten of publiek, doorgestuurd konden worden naar de afdeling Infectieziektebestrijding van de GGD Zuid-Limburg. Ook werden de huisartsen en universiteitsmedewerkers gevraagd, om signalen van onrust of toegenomen behoefte aan informatie door te geven aan de GGD.

[kader] Er is sinds 2017 een toename van het aantal patiënten met mazelen in Europa. In 2018 werden ongeveer 82.596 patiënten gemeld, Dat is 3 keer zoveel als het aantal dat gemeld werd in 2017. (1,2) Ook in Nederland zien we een toename. In Nederland zijn dit jaar tot en met 6 juni 22 patiënten met mazelen gemeld, wat op jaarbasis een aanzienlijke toename zou betekenen in vergelijking met de 16, respectievelijk 24 patiënten in heel 2017 en 2018. (3)  Net zoals in de rest van Nederland is de vaccinatiegraad voor de BMR-vaccinatie in Zuid-Limburg de afgelopen jaren gedaald. De vaccinatiegraad voor de eerste BMR-vaccinatie voor zuigelingen van het geboortecohort 2015, ligt in Limburg met 93,1% iets hoger dan het landelijk gemiddelde van 92,9%. (4) Een vaccinatiegraad van 95% op populatieniveau, wordt als hoog genoeg beschouwd om (kudde)bescherming te bieden. Vooralsnog is het aannemelijk dat de beschermingsgraad in Limburg, door vaccinatie dan wel doorgemaakte ziekte, boven deze drempel uitkomt. Dit kan echter door de dalende vaccinatiegraad bij kinderen veranderen.

Media-aandacht

Impact van Twitter

Vijf dagen na de melding aan de GGD, op woensdag 6 maart, nam de Limburgse lokale omroep L1  contact op met de dienstdoende arts infectieziektebestrijding van de GGD Zuid-Limburg,  over een vermeende mazelenuitbraak. De aanleiding hiervoor was een huisarts die zonder overleg met de GGD een tweet had gestuurd met een foto van de brief die de GGD aan de huisartsen had gestuurd en de tekst ‘’Mazelen in Maastricht. Bij niet-gevaccineerde persoon. Mensen, alsjeblieft laat je kinderen vaccineren!” . Hierbij werden de hashtags #ikvaccineer #ichimpfe en #jevaccine gebruikt. De arts van de GGD gaf een interview aan L1 dat werd uitgezonden op de radio. De kernboodschap was geruststelling, het ging immers niet om een uitbraak maar een enkel geval van mazelen en het belang van vaccinatie.

Op 7 maart verscheen in de Telegraaf, zonder afstemming met de GGD, een artikel waarin stond dat “de GGD rekening houdt met meerdere infectiegevallen, nadat blijkt dat de student – onwetend van zijn besmetting – gewoon colleges heeft gevolgd en bovendien in Maastricht woont”. (5) De GGD beschouwde de kans op secundaire besmettingen echter klein. Als reactie kreeg de GGD slechts enkele telefoontjes van ongeruste mensen die zij goed kon afhandelen

Uitbreiding informatiecampagne

Niet lang hierna werd de GGD gebeld door de directeur van het Studenten Service Center van de Universiteit Maastricht. Hij was op vakantie en had het bericht in de Telegraaf gelezen. Namens de universiteit verzocht hij de GGD om, gezien de media-aandacht en ter voorkoming van paniek, de informatieverstrekking over mazelen uit te breiden naar een grotere groep (studenten). De GGD ging akkoord en stelde een tweede informatiebrief op die diezelfde dag via de universiteit werd gestuurd naar alle ruim 16.300 studenten en docenten.Diezelfde dag belden RTL Nieuws en Dagblad de Limburger met de GGD voor meer informatie.  RTL Nieuws vond dat de situatie onvoldoende nieuwswaarde had maar Dagblad de Limburger plaatste de volgende dag een uitgebreid en genuanceerd artikel over de rol van vaccinatie en de naderende RVP-vaccinatiecampagne in de regio. Sindsdien is er geen berichtgeving meer geweest over deze mazelencasus in de media.

De GGD heeft contact opgenomen met de huisarts van de tweet om de gevolgen ervan met hem te bespreken. De huisarts was zich niet bewust geweest van het effect van zijn bericht op Twitter en de impact die het had op het werk van de GGD. Natuurlijk moet het belang van vaccinatie uitgedragen worden, maar het vrijgeven van vertrouwelijke informatie via de sociale media had negatieve gevolgen. Dit had ook anders kunnen gaan en de GGD sprak dan ook de wens uit om in de toekomst te kunnen anticiperen op het vrijgeven van vertrouwelijke informatie aan een breder publiek. Ook moet de privacy van betrokken patiënten beschermd blijven.

Beschouwing

In deze casus ontstond een spanningsveld tussen het informeren van contacten enerzijds, met nadruk op de ernst van mazelen en het belang van vaccineren, en het beperken van publieke onrust anderzijds. Het ging om 1 patiënt met mazelen en een kleine, goed afgebakende groep van contacten die mogelijk risico hadden gelopen, in een regio met een hoge vaccinatiegraad. Er was geen reden om een breder publiek te informeren. De doelgroepgerichte aanpak van de GGD werd echter doorbroken door de tweet van de huisarts en de daarop volgende media-aandacht. Dit veroorzaakte tijdelijk een hoge werkdruk op de GGD en leidde tot onnodige onrust in de bevolking. De GGD heeft de voorlichting over mazelen uitgebreid naar een grotere groep (studenten); een actie die anders niet nodig was geweest. De beheersbaarheid van de informatieverstrekking kwam hierdoor in het gedrang. Daar stond tegenover dat de onverwachte aandacht van media en publiek ook een uitgelezen kans bood, om het belang van vaccineren opnieuw onder de aandacht te brengen.

Conclusie

De casus leert opnieuw dat de GGD, ongeacht aard en omvang van de situatie, altijd voorbereid moet zijn op onverwachte aandacht van media en publiek

Anticiperen op media-aandacht

Dit betekent dat de GGD al in een vroeg stadium moet besluiten of het proactief uitbreiden van informatieverstrekking, inclusief het benaderen van de media, zinvol kan zijn. Voordeel van een proactieve benadering is dat de GGD meer controle heeft over de informatieverstrekking. In deze casus bleef de publieke onrust beperkt en was er winst te behalen door aandacht te trekken voor de naderende RVP-vaccinatiecampagne binnen de regio.De privacy en gegevensveiligheid van mensen die bij een casus betrokken zijn moet worden gegarandeerd. Door de tweet van de huisarts werd bekend dat de Universiteit Maastricht betrokken was en de privacy van de indexpatiënt had geschonden kunnen worden. De vraag is, of en hoe dit voorkomen had kunnen worden.

Privacy en gegevensbescherming

Door het toenemende gebruik van de sociale media in de zorg, door zowel patiënten als zorgverleners, zullen dit soort situaties in de toekomst vaker voor gaan komen. (6-10) Onderzoek uit 2013 naar het gebruik van sociale media onder 153 artsen in Nederland laat zien dat meer dan de helft (59,3%) 1 of meer soorten sociale media gebruikt. Een kwart van de ondervraagde artsen gebruikt sociale media beroepsmatig (70.7% LinkedIn en 51.2% Twitter), voornamelijk om te communiceren met collega’s (54%) en voor marketingdoeleinden (40%). Het sociale mediagebruik zal naar verwachting sinds 2013 verder toegenomen zijn. In hetzelfde onderzoek werd aan artsen gevraagd naar wat hen weerhoudt van het gebruik van sociale media voor zorg gerelateerde zaken. Dit blijkt vooral te maken te hebben met (in volgorde van belangrijkheid) inefficiëntie, onvoldoende vaardigheid, juridische redenen en privacy. (11)

De KNMG bracht in november 2017 de handreiking Artsen en Social Media uit. (12) Enkele aanbevelingen uit deze handreiking zijn vertrouwelijkheid garanderen, onderscheid maken tussen wat openbaar is en privé en bewustzijn van de reikwijdte van sociale media. De handreiking is bij deze casus niet geraadpleegd. De GGD overweegt om vanwege het toenemende gebruik van sociale media, naast de handreiking van de KNMG, in de toekomst confidentiality notes te plaatsen bij vertrouwelijke informatie van de GGD voor zorgprofessionals.

Auteurs

L. Boogaard,V. Hackert, H. ter Waarbeek, GGD Zuid-Limburg

Correspondentie

Laura.boogaard@ggdzl.nl

Literatuur

  1. Agentschap Zorg en Welzijn. (2019, maart). België. Mazelen – Toename in meldingen van mazelen in België en Europa. Geraadpleegd via: www.zorg-en-gezondheid.be/sites/default/files/atoms/files/Flash_Mar2019_...
  2. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (2019, 19 februari). Mazelen in Europa 2019. Geraadpleegd via:  https://www.rivm.nl/mazelen/mazelen-in-europa
  3. Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu. (2019, 4 april). Wekelijks overzicht infectieziektesignalen
  4. van Lier EA, Geraedts JLE, Oomen PJ et al. Vaccinatiegraad en jaarverslag Rijksvaccinatieprogramma Nederland 2017. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu,2018
  5. Steenhorst, R. (2019, 6 maart). Mazelen bij student vastgesteld. Geraadpleegd via: www.telegraaf.nl/nieuws/3252626/mazelen-bij-student-vastgesteld
  6. Vance KHW, Dellavalle R. Social Internet sites as a source of public health information. Clin Dermatol 2009;27:133–6.
  7. Bosslet GT, Torke AM, Hickman SE et al. The patient–doctor relationship and online social networks: results of a national survey. J Gen Intern Med 2011;26:1168–74.
  8. Chou WS, Hunt YM, Burke BD et al. Social media use in the United States: implications for health communication. J Med Internet Res 2009;11:e48.
  9. Von Muhlen M, Ohno-Machado L. Reviewing social media use by clinicians. J Am Med Inform Assoc 2012;19:777–81.
  10. Van de Belt TH, Berben SA, Samsom M et al. Use of social media by Western European hospitals: longitudinal study. J Med Internet Res 2012;1:e61.
  11. Antheunis ML., Tates K, Nieboer TE. Patients’ and health professionals’ use of social media in health care: Motives, barriers and expectations. Patient Education and Counseling 92 (2013) 426–431.
  12. Artsen en Social Media, handreiking voor artsen. Houten: Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, 2017

 

Infectieziekten Bulletin, jaargang 30, nummer 4, juni 2019