Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie 2019

Vrouwen in Nederland krijgen aan het begin van hun zwangerschap de ‘Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie (PSIE)’ aangeboden. Hierbij krijgt een zwangere vrouw bloedonderzoek aangeboden in het eerste verloskundig consult. Het bloed wordt in het laboratorium gescreend op hepatitis B, syfilis, HIV, Rhesus (D)-antigeen, Rhesus (c)-antigeen en irregulaire erytrocyten antistoffen (IEA). De screening – die bij voorkeur voor week 13 van de zwangerschap wordt uitgevoerd - is erop gericht een aantal ernstige ziektes bij ongeboren en pasgeboren kinderen te voorkomen.

Zeer hoog bereik, weinig infecties

In 2017/2018 heeft het Centrum voor Infectieziektenbestrijding van het RIVM in samenwerking met TNO, Perined, de Stichting HIV monitoring, en RIVM-CvB een studie uitgevoerd om te evalueren in hoeverre Nederland erin slaagt om ervoor te zorgen dat hiv, syfilis en hepatitis B niet van moeder op kind worden overgedragen. De criteria die daarbij worden gehanteerd zijn afkomstig van de World Health Organisation (WHO). Formeel betreft het hier de ‘gecombineerde WHO criteria voor de eliminatie van verticale transmissie (van moeder op kind) van hiv, syfilis en hepatitis B’. De resultaten zijn in 2019 gepubliceerd BMC Public Health: https://bmcpublichealth.biomedcentral.com/articles/10.1186/s12889-019-66.... De conclusie luidt dat de prenatale screening in Nederland een zeer hoog bereik heeft en dat het aantal zwangeren met hiv, syfilis of hepatitis B stabiel zeer laag is. Congenitale infecties, ofwel infecties waarbij een kind tijdens de zwangerschap via de moeder besmet raakt, zijn dan ook zeldzaam in Nederland. Nederland voldoet in ieder geval met zekerheid aan de hierboven genoemde WHO criteria als het gaat om het voorkomen van overdracht van hiv en hepatitis B van moeder op kind. Voor syfilis kunnen we dat niet met zekerheid zeggen omdat we niet beschikken over alle informatie die de WHO verlangt om aan de criteria te kunnen voldoen. Gevraagde data met betrekking tot behandeling van zwangere vrouwen en data over doodgeboorte wegens congenitale syfilis ontbreekt.

 

Verbetering zorg voor de foetus en pasgeborene met HZFP

In maart 2019 is het proefschrift “Hemolytic Disease of the fetus and newborn” van Carolien Zwiers verschenen (https://openaccess.leidenuniv.nl/handle/1887/68703). Dit proefschrift bevat een samenvatting en kritische analyse van de huidige stand van zaken betreffende de preventie en behandeling van HZFP en verduidelijkt welke factoren hebben bijgedragen aan het optimaliseren van de zorg voor de foetus en pasgeborene met HZFP. Geconcludeerd wordt dat er is in de afgelopen decennia veel verbeterd is in de zorg voor patiënten met HZFP. Tegenwoordig ligt de nadruk in de HZFP ketenzorg vooral op preventie, zoals de screening op bloedgroepantistoffen vroeg in de zwangerschap. Preventie van het ontstaan van HZFP door het toedienen van anti-D profylaxe aan RhD-negatieve moeders die zwanger of bevallen zijn van een RhD-positief kind. Preventie van hydrops door routinematige antistofscreening vroeg in de zwangerschap, landelijke richtlijnen voor optimale diagnostiek van foetale anemie en tijdige verwijzing naar een gespecialiseerd behandelcentrum. Met behulp van al deze maatregelen is HZFP, ooit de belangrijkste oorzaak van perinatale sterfte, een zeldzame ziekte geworden, met een grote kans op overleving.

 

Vooruitblik 2020

In 2020 worden de resultaten bekend van diverse studies die van belang zijn voor mogelijke uitbreiding van het PSIE programma in de toekomst.

 

HIP-studie

Sinds 2017 wordt er een belangrijke studie uitgevoerd die gebruik maakt van de logistiek van het bevolkingsonderzoek PSIE: de HIP-studie (HPA-screening In Pregnancy). Dit is een landelijke studie die erop gericht is de ontbrekende kennis te verzamelen over de ziekte foetale en neonatale alloimmuun trombocytopenie (FNAIT). De aandoening FNAIT wordt veroorzaakt door antistoffen tegen bloedplaatjes in de zwangerschap als de zwangere vrouw en het ongeboren kind verschillende bloedgroepen hebben. Er is nu nog te weinig informatie over het natuurlijk beloop van de ziekte waardoor het niet mogelijk is om een selectie te maken van vrouwen met een hoog risico op een bloedingscomplicatie door FNAIT. Het doel van de HIP-studie is om deze missende informatie te genereren zodat op termijn een afweging kan worden gemaakt of in de toekomst tijdige opsporing van FNAIT met een screeningsprogramma in de zwangerschap zinvol is. De opzet van de studie en een interim analyse zijn te vinden in het proefschrift “Fetal and Neonatal Alloimmune Thrombocytopenia: evidence based screening” van Dian Winkelhorst dat eind 2019 is verschenen. Samenvatting zie https://openaccess.leidenuniv.nl/handle/1887/81084. In dit proefschrift wordt belangrijk bewijs geleverd dat gebruikt kan worden bij de beoordeling van de Wilson & Jungner criteria voor verantwoorde screening.

 

Doelmatigheidsstudie screening op hepatitis c bij risicogroepen

In 2020 zullen de resultaten bekend worden van een doelmatigheidsstudie uitgevoerd door RIVM/Cib naar screening bij een deel van de zwangere vrouwen (eerste generatie migranten uit laag- en middeninkomenslanden waar Hepatitis B en Hepatitis c vaak voorkomen). Doel van deze studie is om te verkennen of het toevoegen van hepatitis C screening aan de Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie (PSIE) bij risicogroepen kosteneffectief is. De eerste resultaten worden medio 2020 verwacht. Op grond van de onderzoeksresultaten kan door VWS besloten worden om de uitvoeringsconsequenties nader in kaart te brengen voor wat betreft het toevoegen van deze screening aan de PSIE.

 

Monitor Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie

Halverwege 2019 verscheen de procesmonitor PSIE 2017. In de monitor worden de belangrijkste resultaten beschreven van het bevolkingsonderzoek PSIE in vergelijking met voorgaande jaren. De monitor omvat de gegevens van zwangeren met een bloed-afnamedatum van het eerste bloedonderzoek voor de PSIE in het betreffende jaar.

  • De gerapporteerde dekkingsgraad is sinds 2005/6 stabiel en internationaal gezien op een zeer hoog niveau (>99%).
  • De prevalentieschattingen voor de aandoeningen waarop wordt gescreend zijn vergelijkbaar met voorgaande jaren.
  • Het aantal zwangeren met hiv, syfilis of hepatitis B is stabiel zeer laag. Congenitale infecties, ofwel infecties waarbij een kind tijdens de zwangerschap via de moeder besmet raakt, zijn zeldzaam in Nederland. In de periode waarover gerapporteerd wordt in de monitor 2017 is er één kind met HIV geboren (moeder negatief in de screening) en zijn er 4 kinderen met syfilis geboren (drie moeders negatief in de screening, 1 moeder pas laat in de zwangerschap gescreend).
  • Het eerste bloedonderzoek wordt bij 80% tijdig (voor week 13) uitgevoerd. Dit is lager dan in voorgaande jaren. Een mogelijke verklaring is de invoering van de NIPT sinds april 2017. De NIPT mag pas vanaf week 11 worden afgenomen. Bij de helft van zwangeren die voor NIPT hebben gekozen gebeurde dit pas na week 12. Omdat vermoedelijk bij voorkeur in één keer bloed wordt afgenomen voor zowel NIPT als PSIE, kan hierdoor de bloedafname voor PSIE te laat worden uitgevoerd. Dit punt behoeft extra aandacht van verloskundig zorgverleners.
  • Voor de tijdigheid van de toedieningen geldt: Anti-D antenataal 73,8%, Anti-D postnataal 99,5% , HBIg (< 2 uur) 73,5%,  HBIg (<48 uur) 98,4% (na correctie voor “geldige redenen voor ontbreken van toediening” is dit 100%).

In opdracht van het CvB voert TNO de jaarlijkse procesmonitor voor het PSIE programma uit (actuele versie www.rivm.nl/procesmonitor-psie). De monitoring gebeurt op basis van door het RIVM-DVP aangeleverde (geaggregeerde) gegevens.