Gezondheidsklachten door waterrecreatie in de zomers van 2017, 2018 en 2019

zwemwater

De zwemwaterenquête wordt sinds 1990 jaarlijks door het RIVM uitgezet onder GGD’en en provincies (hierna gebruikers genoemd) om incidenten van gezondheidsklachten gerelateerd aan zwemwaterkwaliteit in kaart te brengen en trends te analyseren. Dit gebeurt sinds 2012 in het onlinesysteem Osiris.

Gezondheidsklachten kunnen ontstaan door blootstelling aan microbiologisch verontreinigd zwemwater. Het zwemwater kan bijvoorbeeld verontreinigd raken door feces van mens of dier, of gedeeltelijk of ongezuiverd afvalwater. Ook kunnen micro-organismen die tot de natuurlijke aquatische flora behoren, zoals blauwalgen, bij verhoogde watertemperatuur of nutriëntenconcentraties uitgroeien tot hoeveelheden die schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens. Gezondheidsklachten als gevolg van zwemmen in microbiologisch verontreinigd water zijn veelal mild en zelflimiterend, hoewel ernstigere aandoeningen ook mogelijk zijn.

In Osiris kunnen incidenten van aan zwemwater gerelateerde gezondheidsklachten worden doorgegeven in de categorieën maag-darmklachten, huidklachten, oogklachten, oorklachten, en incidenten van overige klachten. Incidenten van huidklachten, zoals zwemmersjeuk, worden doorgaans het meest gemeld. Tevens is gebleken dat er in warme zomers meer incidenten worden doorgegeven. (1-3) Het is de verwachting dat zomers de komende decennia warmer gaan worden als gevolg van klimaatverandering, en het lijkt dus mogelijk dat de aan zwemwater gerelateerde ziektelast ook zal toenemen. Hoewel hierover met de huidige datareeks nog geen harde uitspraken gedaan kunnen worden, wordt dit met toekomstige gegevens wellicht wel mogelijk. Het is daarom van belang dat de zwemwaterenquête jaarlijks wordt uitgezet en dat gebruikers deze consistent invullen.

Methode

Enquête

De zwemwaterenquête is een vragenlijst in het online registratiesysteem Osiris waarmee gebruikers doorlopend gegevens kunnen doorgeven over aan zwemwater gerelateerde incidenten van gezondheidsklachten. Ook kunnen zij doorgeven dat er in een bepaald jaar geen meldingen van incidenten zijn ontvangen. Deze vragenlijst is eerder beschreven (2, 3) en is gedurende de periode 2017-2019 niet aangepast.Alle gebruikers worden jaarlijks benaderd voor het invullen van deze enquête. Een aantal provincies heeft deze taak uitbesteed aan waterschappen en omgevingsdiensten. Hoewel er bij een incident normaal gesproken wordt uitgegaan van minimaal 2 patiënten, zijn voor dit overzicht ook individuele gevallen meegenomen. Niet elke melding telt echter als een apart incident. Meldingen van overeenkomstige klachten met betrekking tot 1 zwemlocatie die binnen 1 week van elkaar zijn gedaan, zijn geclusterd en als 1 incident aangemerkt. Negen incidenten zijn uitgesloten omdat ze niet met waterkwaliteit te maken hadden: 1 melding van iemand die was verdronken en 8 meldingen van huidincidenten door de eikenprocessierups. De meldingen waren niet altijd volledig; met name in 2018 ontbraken gegevens over het betrokken aantal patiënten en het type zwemlocatie waarop een melding betrekking had. Deze meldingen zijn voor het overzicht wel meegenomen, maar er wordt vanwege het ontbreken van patiëntgegevens gesproken over een minimaal aantal patiënten.

Relatie met zomerweer

Uit eerdere analyse van langjarige gegevens blijkt dat het weer tijdens het zwemseizoen van invloed is op het aantal gemelde incidenten, met meer meldingen in jaren met een warmer zwemseizoen. Deze eerdere analyse is hier uitgebreid met de nieuwe enquêtegegevens en data over het aantal zomerse dagen (met een maximumtemperatuur van > 25 °C) per zomer en zwemseizoen, voor de periode 2017 – 2019. Data over het aantal zomerse dagen waren beschikbaar via de maandoverzichten van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI; www.knmi.nl/nederland-nu/klimatologie/maand-en-seizoensoverzichten/). De correlatie (Pearson) tussen het aantal zomerse dagen in het zwemseizoen en het aantal gemelde incidenten is getest met een significantieniveau van 95%.

Resultaten

Respons

De zwemwaterenquête is over de periode 2017-2019 gemiddeld door 49% van de gebruikers ingevuld. In 2017 was de respons met ongeveer 43% het laagst, en in 2019 met ongeveer 54% het hoogst. Met gemiddeld 56% was de respons van de provincies hoger dan van de GGD’en (45%). 

Oppervlaktewater

Alle 323 incidenten in oppervlaktewater voor de periode 2017-2019 (tabel 1) hadden betrekking op zwemmen in binnenwater (zoet oppervlaktewater). Ten minste 14% van de incidenten deed zich voor op een niet-officiële zwemlocatie. Een officiële zwemlocatie is een door de provincie aangewezen plek voor zwemmen in oppervlaktewater, waar de waterkwaliteit regelmatig wordt gecontroleerd. Een niet-officiële zwemlocatie is niet aangewezen en de waterkwaliteit wordt niet gecontroleerd.Bij de 323 incidenten in de periode 2017-2019 waren ten minste 1093 patiënten betrokken. Hiervan was in 1011 gevallen aangegeven of het om een kind ging of een volwassene. Binnen deze groep waren, net als in voorgaande jaren, de meeste patiënten kinderen (64%).De verdeling van het type klachten vertoonde een normaal beeld, met het grootste aandeel huidklachten (65%), gevolgd door maag-darmklachten (19%), en andere klachten (8,7%) (tabel 2). Bij andere klachten ging het vaak om hoofdpijn of koorts, en in sommige gevallen waren de klachten onbekend. In de categorie ‘overige klachten’ viel in 2017 ook 1 melding van leptospirose en 1 melding van de ziekte van Weil. Leptospirose is een infectieziekte die door bacteriën uit het geslacht Leptospira wordt veroorzaakt. De bacteriën (leptospiren) worden via de urine van ratten of runderen verspreid. De ziekte van Weil is een ernstige vorm van leptospirose. In 2018 is ook 1 keer melding gemaakt van leptospirose, en 1 keer van spierpijn. In 2019 zijn 3 meldingen van de ziekte van Weil gedaan. Behalve de combinatie maag-darm- en huidklachten treden er vaker meerdere typen klachten tegelijk op. Deze incidenten zijn niet in aparte categorieën meegenomen en ook niet dubbel geteld in het overzicht van het aantal incidenten; deze incidenten zijn op basis van de eerst genoemde klacht geclassificeerd (tabel 2). Oor- en oogklachten werden beide 5 keer in combinatie gemeld, luchtwegklachten 1 keer, en andere klachten 19 keer.

Tabel 1. Overzicht van alle meldingen en het uiteindelijke aantal incidenten en betrokken patiënten voor de periode 2017 – 2019. Het aantal niet meegenomen meldingen is de som van het aantal niet-incidenten, dubbele en geclusterde meldingen, en de meldingen die niet aan waterkwaliteit gerelateerd waren

Totaal aantal meldingenNiet meegenomenTotaal aantal incidentenTotaal aantal patiënten

Geen inciden-

ten

Dubbele melding-

en

Geclusterde meldingen

Niet door water-

kwaliteit

Totaal

niet meege-

nomen

201788431322266224
20182221147655167551
2019127511201*3790317
Totaal43710158091143231093

* In 4 gevallen is melding gemaakt van eikenprocessierups op de zwemlocatie, maar dit is niet met onderzoek aan de klachten gelinkt.

Tabel 2. Overzicht van alle incidenten in de periode 2017 – 2019,  opgesplitst naar het type klacht een het type zwemlocatie (officieel en niet officieel)

Klachten201720182019Totaal (% van totaal)
officieelniet officieelofficieelniet officieelonbekendofficieelniet officieel
maag-darm54263216662(19)
huid43582519514209(65)
maag-darm en huid609111119(5,9)
oren00100001 (<1)
ogen00100001 (<1)
luchtwegen00100102 (<1)
anders126814628(8,7)
onbekend00100001 (<1
totaal551112717237317323

In de periode 2017-2019 hebben zich 15 incidenten voorgedaan met meer dan 10 patiënten (tabel 3). Dit waren 9 incidenten van huidklachten, 5 incidenten van maag-darm klachten (in 2 gevallen gecombineerd met oorklachten, in 1 geval met huidklachten, en in 1 geval met andere klachten), en 1 incident waarbij de klachten niet bekend waren. Vervolgonderzoek heeft uitgewezen dat norovirus ten minste 2 van de maag-darmincidenten heeft veroorzaakt.

Tabel 3 Overzicht incidenten met meer dan 10 patiënten

JaarKlachtenAantal patiëntenOorzaakOfficiële locatie
2017Huid31Onbekendja
2017Huid15Zwemmersjeuknee
2017Huid11Onbekendja
2018Maag-darm, huid20 (schatting)Onbekend, bemonsterd op fecale indicatorenja
2018Huid12Zwemmersjeukja
2018Maag-darm80 (schatting)Norovirusja
2018Anders40 (schatting)Onbekendnee
2018HuidTenminste 24Onbekend, mogelijk zwemmersjeuk*ja
2018HuidTenminste 11Onbekend, mogelijk zwemmersjeuk*ja
2018HuidTenminste 16Onbekend, mogelijk zwemmersjeuk*ja
2019Huid14Zwemmersjeukja
2019Huid20Onbekend, mogelijk eikenprocessierups maar niet bevestigdja
2019Maag-darm, oor, anders30Norovirusnee
2019Maag-darm11Onbekend, normoverschrijding blauwalg aangetoondja
2019Maag-darm12Onbekendnee

* Door de meldende instantie aangemerkt als zwemmersjeuk maar geen vervolgonderzoek uitgevoerd (of geen resultaten doorgegeven)

Bij zeker 69 incidenten is vervolgonderzoek uitgevoerd (of is aangegeven dat dit zou gaan gebeuren). In sommige gevallen zijn er naar aanleiding van een incident verschillende onderzoeken gedaan. Voor een deel van de meldingen uit 2018 was niet duidelijk aangegeven of en welk type vervolgonderzoek er was uitgevoerd. Deze incidenten zijn bij de bespreking van vervolgonderzoeken om deze reden niet meegenomen.

Meer dan de helft van de verrichte vervolgonderzoeken (n = 46) is gedaan naar aanleiding van huidincidenten of gecombineerde maag-darm- en huidincidenten. In 22 gevallen betrof het onderzoek naar de aanwezigheid van de veroorzaker van zwemmersjeuk. Cercariën van Trichobilharzia, die zwemmersjeuk veroorzaken, zijn in ten minste 11 gevallen aangetoond. In 4 andere gevallen zijn slakken gevonden maar is niet gecontroleerd op cercariën. In 2 gevallen is zwemmersjeuk op basis van symptomen door een arts vastgesteld. Er is 12 keer onderzoek gedaan naar blauwalg volgens het blauwalgenprotocol. Er is 1 normoverschrijding van blauwalg geconstateerd, en dit heeft geleid tot een waarschuwing.Maag-darmincidenten waren aanleiding voor ten minste 19 vervolgonderzoeken. Na verschillende maag-darmincidenten zijn meerdere onderzoeken uitgevoerd. Bij de 2 beschreven norovirusuitbraken zijn alle microbiologische waterkwaliteitsparameters getest, en is bovendien patiëntmateriaal geanalyseerd. Dit heeft er in deze gevallen toe geleid dat norovirus als oorzaak is bevestigd, waarna er zwemverboden zijn ingesteld. Er is bij deze incidenten van maag-darmklachten 1 normoverschrijdingen van blauwalg geconstateerd, en een normoverschrijding van E. coli. In beide gevallen leidde dit tot een waarschuwing. De overige onderzoeken (n = 4) zijn uitgevoerd naar aanleiding van andere klachten. Na 1 incident is een watermonster getest en positief bevonden op Vibrio cholerae non-O1/O139.

Relatie met zomerweer

Net als in voorgaande jaren lijkt het aantal gemelde incidenten ook voor de periode 2017 – 2019 beïnvloed te worden door het zomerweer (figuur 1). De correlatiecoëfficiënt (Pearson) tussen het aantal zomerse dagen (in De Bilt) en het aantal gemelde incidenten voor de periode 1991 – 2019 is r ≈ 0.7 (n = 29; p < 0.001). Voor de afgelopen 3 jaar was de correlatie r ≈ 0.99 (n = 3; p < 0.001) al betreft het hier een kortere dataserie. Over het algemeen neemt bij een hoger aantal zomerse dagen het aantal gemelde incidenten toe.Van de afgelopen 3 jaar had de zomer van 2017 het geringste aantal warme dagen en het laagste aantal incidenten. De zomer van 2018 was uitzonderlijk warm en droog, in het aantal zomerse dagen gelijk aan de zomer van 2006 (4), en er was sprake van een recordaantal meldingen. Ook in mei en september van 2018 waren er veel zomerse dagen. De zomer van 2019 was opnieuw erg warm en vrij droog, met 2 hittegolven en recordtemperaturen in het hele land. Data over wanneer contact met water had plaats gevonden, wanneer de eerste klachten optraden, en wanneer een melding was binnengekomen, zijn niet consistent doorgegeven en soms tegenstrijdig (bijvoorbeeld meldingen gedaan vóór de aangegeven datum van de eerste klacht). Dit maakte het lastig om de incidenten per maand op te splitsen. Een inschatting op basis van de doorgegeven data laat echter wel zien dat voor alle 3 de jaren de maanden met de meeste klachten tevens de warmste maanden waren. In 2017 (n ≈ 30) en 2019 (n ≈ 60) was dit juni, en in 2018 juli (n ≈ 80). Ondanks veel zomerse dagen, bleef het aantal incidenten in mei en september van 2018 vrij laag (totaal n ≈ 20). Een mogelijke oorzaak hiervan is dat deze maanden buiten de zomervakantieperiode vallen.

Figuur 1. Aantal incidenten en aantal zomerse dagen per jaar voor de periode 1991-2019. Het aantal incidenten wordt weergegeven met de zwarte balken. De gestippelde lijn geeft het aantal zomerse dagen in het badseizoen (mei – september) weer, de vaste lijn het aantal zomerse dagen in de zomer (juni, juli, en augustus)

Zwembaden

Het aantal meldingen met betrekking tot zwemmen in een zwembad (totaal 10; 2 in 2017, 2 in 2018, en 6 in 2019) was net als in de voorgaande jaren laag. De 2 incidenten in 2017 waren niet gerelateerd aan de zwemwaterkwaliteit. Voor 2018 is melding gemaakt van 2 incidenten van een combinatie van klachten; oog-, oor-, en luchtwegklachten, en maagdarm- en luchtwegklachten met koorts. In beide gevallen is er geen vervolgonderzoek gedaan en zijn er geen maatregelen getroffen.In 2019 waren er 2 incidenten van huidklachten, 1 incident van gecombineerde klachten (huid, oog, oor, luchtwegen), en 3 incidenten van andere klachten. Naar aanleiding van de 2 huidincidenten is nader onderzoek uitgevoerd. In 1 geval werd folliculitis door Pseudomonas aeruginosa vermoed, maar bemonstering leverde een negatief resultaat op.

Discussie

De resultaten van de zwemwaterenquête laten voor de periode 2017 – 2019 een normaal beeld zien, met vooral veel huidincidenten, gevolgd door maagdarmincidenten. Ook het hoge aandeel meldingen met betrekking tot kinderen (64%) blijft onveranderd. Het totaal aantal klachten en betrokken personen was, ondanks de lagere respons (49% in 2017 – 2019), wel hoger dan in de vorige analyseperiode (2014 – 2016, respons 97%); dit kwam vooral door het grote aantal meldingen in 2018.

Op basis van een langjarige analyse kunnen we concluderen dat er een significante correlatie bestaat tussen het aantal zomerse dagen in het zwemseizoen en het aantal gemelde incidenten. Dit is vooral met het oog op klimaatverandering een belangrijk verband om uit te lichten. Het gemiddeld aantal zomerse dagen per jaar is de afgelopen decennia gestegen (5). Ten opzichte van de periode 1901-1930 is dit aantal in de periode 1981- 2010 met ongeveer 9 dagen toegenomen. Als deze trend zich volgens de verwachting voortzet kan de ziektelast van aan zwemwater gerelateerde incidenten stijgen. Mensen zullen met warmer weer vaker gaan recreëren in water, en dit kan op zijn beurt de druk op de waterkwaliteit verhogen. Ook kan klimaatverandering de microbiologische waterkwaliteit beïnvloeden (6, 7). Het voorkomen van cercariën wordt sterk beïnvloed door watertemperatuur, met hogere cercariënemissies bij hogere watertemperaturen (tot ~25°C) (8). Hogere watertemperaturen en veranderende neerslagpatronen kunnen ook van invloed zijn op de aanwezigheid en groei van bepaalde micro-organismen zoals Vibrio. (9, 10) Met de beschikbare data is niet te zeggen in welke mate de verschillende effecten van klimaatverandering (op recreatiegedrag en waterkwaliteit) een rol spelen in de geobserveerde correlatie.

Het aantal meldingen met betrekking tot zwemmen in een zwembad was net als in vorige jaren gering. Het is onduidelijk of er daadwerkelijk weinig incidenten gerelateerd aan de microbiologische waterkwaliteit van zwembaden plaatsvinden, of dat het voor respondenten niet helder is dat deze ook via de zwemwaterenquête doorgegeven kunnen worden. Voor toekomstige enquêtes is het van belang dat dit beter wordt aangegeven.

De zwemwaterenquête heeft sinds haar eerste jaar een aantal veranderingen ondergaan, zoals de overgang van papier naar online in 2012. De respons over de jaren heen is om verschillende redenen ook niet constant. Over de afgelopen 3 jaar was de gemiddelde respons veel lager dan de voorgaande jaren. Dit kan veroorzaakt zijn doordat er in deze periode na de eerste uitvraag slechts 1 keer een herinnering is uitgestuurd, terwijl in de jaren daarvoor veel aandacht aan de opvolging is besteed. Hoewel het aantal meldingen voor deze periode wellicht vertekend (i.e. te laag) vertekend is, blijft ook het verband met zomers weer zichtbaar. Ofschoon de respons voor trendanalyses geen 100% hoeft te zijn, is het toch belangrijk dat de respons de komende jaren weer hoger wordt. Dit borgt de representativiteit van de verzamelde gegevens, en maakt het mogelijk dat bijvoorbeeld langjarige analyses in de toekomst meer in het kader van klimaatverandering uitgevoerd kunnen blijven worden. Door de resultaten van de zwemwaterenquête in dit bredere kader te plaatsen, ontstaan mogelijk ook belangrijke praktische inzichten voor beheerders van zwemwater, bijvoorbeeld met betrekking tot klimaatadaptatie. Voor het verhogen van de respons is een consistente opvolging belangrijk, evenals het benadrukken van het belang van het invullen van de zwemwaterenquête. De lage respons is besproken tijdens het Landelijk Zwemwater Overleg (LZO). Hierin zijn alle partijen vertegenwoordigd die in Nederland te maken hebben met zwemwaterkwaliteit. Het LZO wordt  geleid door het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Hier is afgesproken om de zwemwaterenquête onder de aandacht te brengen bij de GGD Kenniskring bijeenkomst en het Deskundigen Beraad Zwemwater (DBZ) van de provincies. Daarnaast moet bij de uitvraag per mail aan het begin en einde van het zwemseizoen het belang van de enquête worden benadrukt, ook als men geen incidenten heeft te melden.

Conclusie

De zwemwaterenquête levert belangrijke inzichten op over de gezondheidsrisico’s gerelateerd aan zwemwaterkwaliteit. Het beeld van aan zwemwater gerelateerde klachten en het aantal incidenten in 2017-2019 verschilt niet opvallend van voorgaande jaren. Het aantal gemelde incidenten in zwembaden bleef gering. De relatie met het weer tijdens het zwemseizoen lijkt ook voor de afgelopen 3 jaar stand te houden; tijdens zomers met meer zomerse dagen worden meer incidenten gemeld. Het is belangrijk om uit te lichten dat de respons de afgelopen jaren relatief laag was, en dat de volledigheid van de doorgegeven antwoorden soms tekort schoot. In dit opzicht blijft een consistente opvolging van belang. Vooral voor de toekomst, in het kader van klimaatverandering waardoor warmere zomers vaker kunnen gaan voorkomen, is het gewenst dat mogelijke trends in het aantal incidenten gesignaleerd en gekoppeld kunnen worden aan het veranderende klimaat.

Auteurs

J. Limaheluw, A.M. de Roda Husman, F.M. Schets, Centrum Infectieziektebestrijding, RIVM, Bilthoven

Correspondentie

Cisca.Schets@rivm.nl

Literatuur

  1. Schets FM, De Roda Husman AM, Havelaar AH. Disease outbreaks associated with untreated recreational water use. Epidemiol Infect. 2011;139(7):1114-25.
  2. Schets FM, de Roda Husman AM. Recreatiewatergerelateerde gezondheidsklachten in de zomers van 2012 en 2013. Infectieziekten Bulletin. 2014:168-72.
  3. Schets FM, de Roda Husman AM. Gezondheidsklachten door recreatiewater in de zomers van 2014, 2015 en 2016. Infectieziekten Bulletin. 2017:188-94.
  4. Schets FM, de Roda Husman AM. Gezondheidsklachten gerelateerd aan recreatie in oppervlaktewater, zomer 2006. Infectieziekten Bulletin. 2008;19(1):32-5.
  5. KNMI. Toename zomers dagen sterker dan afname koele dagen 2017. www.knmi.nl/over-het-knmi/nieuws/toename-zomerse-dagen-sterker-dan-afname-koele-dagen
  6. Sterk A. The effects of climate change on the risk of infection by water-transmitted pathogens. Utrecht, The Netherlands: Utrecht University; 2016.
  7. Hofstra N. Quantifying the impact of climate change on enteric waterborne pathogen concentrations in surface water. Current Opinion in Environmental Sustainability. 2011;3(6):471-9.
  8. Poulin R. Global warming and temperature-mediated increases in cercarial emergence in trematode parasites. Parasitology. 2006;132(Pt 1):143-51.
  9. Sterk A, Schets FM, de Roda Husman AM, de Nijs T, Schijven JF. Effect of Climate Change on the Concentration and Associated Risks of Vibrio Spp. in Dutch Recreational Waters. Risk Analysis. 2015;35(9):1717-29.
  10. Watts N, Amann M, Arnell N, Ayeb-Karlsson S, Belesova K, Boykoff M, et al. The 2019 report of The Lancet Countdown on health and climate change: ensuring that the health of a child born today is not defined by a changing climate. The Lancet. 2019;394(10211):1836-78.

Zwemmen in oppervlaktewater in tijden van corona – een impressie van ervaringen en waarnemingen van waterbeheerders

Protocol voor verantwoord zwemmen

Zwemlocaties, recreatieplassen en andere oppervlaktewateren waar wordt gerecreëerd waren deze zomer, ondanks de coronapandemie, niet gesloten. Er waren (en zijn) geen aanwijzingen dat zwemwater een rol speelt bij de overdracht van het nieuwe coronavirus, SARS-CoV-2. Overdracht door druppels, geproduceerd bij hoesten en niezen, en direct contact tussen mensen is de belangrijkste transmissieroute. De maatregelen die de overheid instelde waren gericht op het voorkomen van verspreiding van SARS-Cov-2 door het contact tussen mensen te beperken.In verband met de geldende maatregelen en de adviezen van het RIVM was het nodig om voor plekken waar gezwommen en gerecreëerd wordt goede afspraken te maken om ongewenste situaties te voorkomen. Daarom is het Protocol verantwoord zwemmen en recreëren in en aan oppervlaktewater opgesteld. Dit protocol richt zich op de aangewezen (officiële) zwemlocaties. De versie van dit protocol die begin mei van kracht werd, had als uitgangsboodschap: ‘Blijf zoveel mogelijk thuis, kom alleen naar het strand om kort te recreëren’. Het protocol beschreef voor alle belanghebbenden, van houders en eigenaren, tot gemeenten, recreanten, toezichthouders, en leveranciers en ondernemers, de richtlijnen waaraan zij zich dienden te houden.De hoofdregels waren:

  • Houd je aan de hygiëneregels van het RIVM en blijf thuis bij klachten
  • Houd te allen tijde 1,5 m afstand en vorm geen groepen
  • Sanitaire voorzieningen zijn gesloten
  • Speeltoestellen worden niet geplaatst of zijn afgesloten

Om de hoofdregels ook op de zwemlocaties duidelijk te maken zijn posters (zie hieronder) ontwikkeld die op de zwemlocaties opgehangen werden.Per 1 juni werden de maatregelen versoepeld en werd een tweede versie van het protocol van kracht. De boodschap werd nu: ‘Vermijd drukte, geef elkaar de ruimte’. De belangrijkste wijziging was daarnaast dat sanitaire voorzieningen geleidelijk weer open mochten.

Ervaringen van waterbeheerders

De ervaringen met bovengenoemd protocol zijn geïnventariseerd in het Landelijk Zwemwater Overleg (LZO). In het LZO zijn alle partijen die in Nederland te maken hebben met zwemwaterkwaliteit vertegenwoordigd. Het LZO zorgt ervoor dat Nederland voldoet aan de eisen uit de Europese Zwemwaterrichtlijn (2006/7/EC) en houdt zicht op alle ontwikkelingen die verband houden met zwemmen in oppervlaktewater. Het LZO staat onder voorzitterschap van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Het protocol is door veel bij zwemlocaties betrokken partijen, zoals waterschappen, provincies, omgevingsdiensten, recreatieschappen en de reddingsbrigade, als zeer nuttig ervaren. Men gebruikte het protocol onder andere om gesprekken met gemeenten en veiligheidsregio’s mee aan te gaan.

Over het algemeen is er op stranden en zwemlocaties voldoende ruimte om 1,5 m afstand te kunnen houden. Op knelpunten zoals doorgangen, strandopgangen en toilet- of kioskgebouwen vroeg dit extra aandacht. Incidenteel zijn op ligweides cirkels in het gras gemaakt om bezoekers te wijzen op de noodzaak om afstand te houden. Veel waterbeheerders hebben extra borden laten maken (zie foto), extra regels opgesteld voor bijvoorbeeld het maximale aantal mensen bij de toiletten, of eenrichtingsverkeer ingesteld voor voetgangers op zwemlocaties. Ook werd met name in het voorjaar veel aandacht aan handhaving besteed: handhavers waren nadrukkelijk op de zwemlocaties aanwezig om bezoekers op de geldende regels te wijzen.

Omdat veel voorzieningen als gevolg van de intelligente lockdown in het voorjaar nog gesloten waren en er een lange periode van uitzonderlijk mooi weer was, bleken stranden voor veel mensen een goede plek om te vertoeven. Dit leidde tot zeer grote drukte op diverse locaties en daardoor tot sluiting van stranden en zwemlocaties omdat de 1,5 m afstand niet gewaarborgd kon worden. Verschillende zwemlocaties hadden te maken met de bij grote drukte horende problemen, zoals overmatig zwerfafval, en onrust of opstootjes. Soms werden zwemlocaties die gecombineerd zijn met een speeltuin en/of een kinderboerderij gesloten. Een ander effect van het mooie weer was dat ook de ‘strandjes’ langs de grote rivieren (géén aangewezen zwemlocaties) zich in een grote belangstelling mochten verheugen, met niet alleen het risico op overdracht van SARS-Cov-2, maar ook de veiligheids- en verdrinkingsrisico’s van het te water gaan in grote rivieren.

De ervaring van waterbeheerders is dat de coronaregels op de zwemlocaties in juni goed werden nageleefd, maar dat veel mensen zich in juli minder goed aan de regels gingen houden. Dit past bij het algemene beeld dat de coronaregels geleidelijk aan minder goed worden nageleefd. De stranden werden steeds drukker en men hield onvoldoende afstand. Ook was er in juli nog maar weinig handhaving op de stranden, waardoor men niet werd aangesproken op het niet naleven van de regels. Mensen van de reddingsbrigade waren wel op de stranden aanwezig, maar zij hebben daar geen handhavende taak. Zij konden hooguit mensen aanspreken op hun verantwoordelijkheid en signalen afgeven aan boa’s en de politie.

Infectieziekten Bulletin, jaargang 31, nummer 1, september 2020