Infectiepreventie binnen woon-zorgcomplexen in Groningen, Friesland en Drenthe

Op verzoek van het Antibiotica Resistentie (ABR) Zorgnetwerk Noord-Nederland is in het kader van een afstudeerstudie vanuit de HBO-Verpleegkunde, onderzoek gedaan naar de infectiepreventie in woon-zorgcomplexen (wozoco’s). Dit onderzocht was nog niet eerder uitgevoerd. Om de noodzaak van en de mogelijkheid voor verbetering vast te stellen, is nader onderzoek nodig. Op basis van dit indicatieve onderzoek hebben wij enkele aanbevelingen geformuleerd ter verbetering en borging van infectiepreventie in deze instellingen.

Wozoco’s zijn  woonvoorzieningen voor (soms deels) zorgbehoevende ouderen waar wonen en zorg contractueel gescheiden worden aangeboden. Volgens het door het ABR Zorgnetwerk Noord-Nederland opgestelde regionale risicoprofiel, zijn wozoco's risicolocaties voor de verspreiding van Bijzondere Resistente Micro-Organismen (BRMO). Binnen deze woonvoorzieningen is aandacht voor infectiepreventiemaatregelen belangrijk. Het aantal en de locaties van wozoco’s in Noord-Nederland zijn niet bekend. Verder is weinig bekend over de mate van infectiepreventie in wozoco’s en daarmee over de behoefte aan ondersteuning van partners binnen het zorgnetwerk. Het doel van het onderzoek was erop gericht om een inventarisatie te maken van de wozoco’s in Noord-Nederland en om informatie te krijgen over hun infectiepreventiebeleid, over de (eind)verantwoordelijkheid hiervoor en over de gebruikte richtlijnen en/of protocollen.

Er bestaan enkele richtlijnen op het gebied van BRMO-bestrijding die van belang zijn voor wozoco’s. De richtlijn voor Verpleeghuis, Woon- en Thuiszorg (VWT) ) van de Werkgroep Infectie Preventie (WIP) is verlopen en vervangen door de WIP-richtlijn voor Verpleeghuizen, Woonzorgcentra en Kleinschalig Wonen (VWK). Dit betekent dat er geen actuele richtlijn is voor de thuiszorg, ook niet als die zorg levert in wozoco’s. Wel heeft het Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid (LCHV) hygiëne-adviezen opgesteld voor de thuiszorg. En in de BRMO-richtlijn van de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI) staat wanneer en welke  extramurale infectiepreventiemaatregelen moeten worden genomen. De Landelijke kennisorganisatie voor langdurige zorg (Vilans) heeft protocollen opgesteld over hoe risicovolle handelingen uitgevoerd moeten worden.

Onderzoek en uitkomsten

Aan de hand van verschillende zoekstrategieën (figuur 1) hebben wij via het internet 135 wozoco-locaties kunnen identificeren. We hebben hen per email benaderd voor deelname aan een internetenquête over aard en grootte van de instelling en over het beleid en borgen van de infectiepreventie. Woningcorporaties bleken geen rol te hebben in de infectiepreventie en reageerden niet of verwezen ons door naar betrokken thuiszorgorganisaties. Uiteindelijk deden 29 wozoco’s mee aan het onderzoek (figuur 1). Uit telefonisch contact met een aantal non-responders bleek dat zij een groep vormen van vooral kleine wozoco’s die onder beheer staan van woningbouwverenigingen. Deze groep was uiteindelijk ondervertegenwoordigd in de deelnemersgroep. Van de 29 deelnemende wozoco’s hadden 4 meer dan 200 bewoners en 10 minder dan 25 bewoners. De vragenlijsten werden verzonden naar de directies van de instellingen.

  • De functies van de respondenten die de vragenlijst invulden waren verschillend:  14 vragenlijsten (48%) werden ingevuld door een verpleegkundige of verzorgende en de rest door medewerkers met kaderfuncties zoals managers, afdelingshoofden, teamleiders of aandachtsvelders  infectiepreventie. De kennis over infectiepreventie verschilde daarom soms fors en een aantal vragen werd ook daarom niet beantwoord.
  • Negen wozoco’s (31%) waren voormalige verzorgingshuizen die zelf de zorg bleven leveren. Vier wozoco’s (14%) ‘verplichtten’ hun bewoners om bij de betrokken thuiszorgorganisatie zorg af te nemen. Formeel konden de bewoners hier ook hun thuiszorg zelf kiezen. Bij de overige wozoco’s  waren wonen en zorg strikt gescheiden en werd de zorg geleverd door verschillende thuiszorgorganisaties die de bewoners zelf hadden gekozen.
  • Bij 19 wozoco’s (66%) werkten ook vrijwilligers. De lichamelijk verzorging, de verpleging en huishoudelijke hulp werden uitgevoerd door professionals.
  • Achttien wozoco’s (64%) konden beschikken over een deskundige infectiepreventie en 8 (30%) hadden een infectiepreventiecommissie. De deskundigen infectiepreventie en de infectiepreventiecommissies waren aangesteld c.q. onderdeel van de thuiszorgorganisaties,  die daarvoor weer een beroep deden op de verpleeghuiszorg binnen dezelfde grote organisatie. Eén van de deskundigen infectiepreventie gaf telefonisch expliciet aan dat hij/zij alleen bij uitbraken ingeschakeld werd en niet bij preventieve maatregelen. Een  deel van de respondenten wist niet of er bij hen een deskundige infectiepreventie in dienst was (14%) en of er een infectiepreventiecommissie bestond (26%).
  • De Vilansprotocollen over risicovolle handelingen werden bij 23 wozoco’s (79%) gebruikt, de WIP-richtlijnen (35%) en de LCI-richtlijn (10%) veel minder. De hygiëneadviezen van de LCHV werden niet genoemd. Zestien wozoco’s (58%) hadden verkorte werkinstructies voor medewerkers. Bij 13  wozoco’s (45%) was aandacht voor mogelijke BRMO-besmettingen bij nieuwe bewoners/cliënten, waarbij 3 expliciet aangaven dat dit meer zou mogen zijn.
  • Het verstrekken van de juiste informatie over de algehele hygiëne en infectiepreventie in de wozoco’s is moeilijk. Dit komt omdat er geen contact is tussen de verschillende thuiszorgorganisaties die betrokken zijn bij de zorg voor de bewoners. 

Figuur 1. Selectie van deelnemende wozoco's

Bespreking en conclusies

We kunnen alleen globale conclusies trekken uit dit onderzoek. Kleinere wozoco’s die onder het beheer van woningcorporaties vallen, zijn ondervertegenwoordigd in dit onderzoek. De wozocomedewerkers die de vragenlijsten beantwoordden hebben verschillende functies binnen de instellingen. Dit kan een vertekend beeld hebben gegeven, omdat niet elke respondent even goed op de hoogte is van het eigen beleid.

In 45% van de wozoco’s worden zorg en verpleging geleverd door een en dezelfde thuiszorgorganisatie. Zij hebben interne zorgteams die de WIP-richtlijn VWK hanteren. Bij de andere wozoco’s zijn verschillende thuiszorgorganisaties betrokken. Hun medewerkers leveren ook buiten de wozoco zorg. Omdat er geen WIP-richtlijn meer is voor de thuiszorg moeten deze thuiszorgorganisaties hun eigen beleid ontwikkelen op basis van de VWK-richtlijn, de LCHV-richtlijn en de verouderde VWT-richtlijn. Deze richtlijnen waren beperkt bekend.

Bij het formuleren van beleid op het terrein van de infectiepreventie heeft een deskundige infectiepreventie een centrale plaats. Ruim de helft van de wozoco’s kan een deskundige infectiepreventie inschakelen, maar dan op afstand via de zorgorganisatie. Hetzelfde geldt voor de aanwezigheid van een infectiepreventiecommissie. Een infectiepreventiecommissie waarin de deskundige infectiepreventie een centrale rol heeft, formuleert onder verantwoordelijk van het bestuur van de zorginstelling, het infectiepreventiebeleid als onderdeel van het kwaliteitsbeleid.

Aanbevelingen

Vanwege het verschil in met name het beheer, maar ook in omvang, historie en cultuur van de diverse wozoco’s, lijkt een volstrekt uniform beleid niet haalbaar en aangewezen. De meest pragmatische benadering voor verbetering van infectiepreventie lijkt om voor een beperkt aantal onderdelen apart beleid op te stellen. Omdat er meerdere thuiszorgzorginstellingen betrokken zijn zou dergelijk beleid de informatie-uitwisseling over infectierisico’s en maatregelen tussen die thuiszorginstellingen, ook op het terrein van BRMO, dienen te borgen.En in wozoco’s met 1 thuiszorgorganisatie dient het infectiepreventiebeleid geformuleerd te worden op basis van de VWK-richtlijn. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de instelling die de locatie beheert. Een voorwaarde voor goed beleid is de betrokkenheid van een deskundige infectiepreventie.

Woningcorporaties hebben geen formele rol bij infectiepreventie. Zij kunnen wel een rol hebben bij het initiëren en bevorderen ervan in het kader van zorg voor bewoners. De regionale zorgnetwerken kunnen daarbij ook een rol spelen, eventueel in samenwerking met Aedes, de koepelorganisatie van woningcorporaties.

Met dit onderzoek kunnen wij geen volledige uitspraak doen over de staat van de infectiepreventie in wozoco’s en zeker niet in de individuele instellingen. Het onderzoek kende sterke beperkingen die al eerder zijn genoemd. De non-respons lijkt voornamelijk bij de kleine wozoco’s te liggen. Wij kunnen de representativiteit van het onderzoek dan ook niet garanderen. Het onderzoek is indicatief van aard. Een diepgaander onderzoek zou goed zijn, maar dit zal intensieve voorbereiding vergen vanwege de verschillen tussen wozoco’s. Betrokkenheid van de koepelorganisaties lijkt ons daarbij aangewezen.

Auteurs

L. Hilvering, L. van Sambeek, W. Niessen, GGD Groningen

Correspondentie

Wim.Niessen@ggd.groningen.nl 

Infectieziekten Bulletin, jaargang 31, nummer 2, november 2020