Gepromoveerd

Het RIVM staat midden in de maatschappij, én midden in de wetenschap. Als wetenschappelijk instituut voeren we zelf veel onderzoek uit of dragen daaraan bij. Zo ontwikkelen we kennis waarmee we onze rol als betrouwbare adviseur voor de overheid goed kunnen blijven vervullen. Ook onze promovendi zijn daarbij onmisbaar. Hieronder staat een overzicht van gepromoveerde medewerkers.

Financiële prikkels en de GLI

Claudia Molema promoveerde op 9 mei 2020 met haar onderzoek “Financial incentives in primary care lifestyle interventions”. De promotie vond deels online en deels in de aula van de universiteit van Tilburg plaats. Ruim 80 mensen volgden de livestream.

Claudia Molema werkte aan een ZonMw-project waarin werd onderzocht hoe acceptabel het wordt gevonden en hoe haalbaar het zou zijn om financiële prikkels toe te voegen aan een gecombineerde leefstijlinterventie (GLI). Gecombineerde leefstijlinterventies kunnen mogelijk een rol spelen in de behandeling van mensen met (een verhoogd risico op) diabetes mellitus type 2 en hart- en vaatziekten. Een financiële prikkel kan mogelijk bijdragen aan de motivatie tot deelname en/of gedragsverandering van individuen die in aanmerking komen voor de GLI. Molema’s onderzoek geeft inzicht in de houding en voorkeuren van patiënten en zorgprofessionals ten aanzien van financiële prikkels.

Titel proefschrift: Financial incentives in primary care lifestyle interventions

Promotores: prof. dr. L.A.M. van de Goor, prof. dr. ir. A.J. Schuit

Co-promotor: dr. G.C.W. Wendel-Vos

 

Waarde van de zorg meten is niet eenvoudig, maar wel broodnodig

Op 10 juni 2020 promoveerde Eline de Vries met haar onderzoek 'Let's talk about value' - Grasping the concept of value in a population health management context aan Tilburg University. Haar promotie vond deels online en deels in de aula van de universiteit van Tilburg plaats.

Intensieve samenwerking van verschillende typen zorgaanbieders, verzekeraars en gemeenten in regionale initiatieven kan de waarde van zorg verhogen: meer gezondheid, niet per se tegen hogere uitgaven aan de zorg. Hiervoor is het nodig om de waarde van de zorg te meten, maar dit is nog niet zo eenvoudig. Dit blijkt uit promotieonderzoek van Eline de Vries van het RIVM en Tilburg University.  In haar onderzoek kwam naar voren dat er in de regionale initiatieven behoefte is de waarde van de zorg beter te kunnen meten. 

In de afgelopen decennia is de betaalbaarheid van westerse zorgsystemen onder druk komen te staan. Meer mensen kregen één of meerdere chronische aandoeningen. Daarnaast zijn er veel nieuwe (dure) medicijnen en medische technologieën beschikbaar gekomen. Westerse landen zijn daarom op zoek naar manieren om te kunnen voldoen aan de vraag naar zorg van de populatie, en tegelijkertijd de betaalbaarheid van de zorg te waarborgen, oftewel de waarde van zorg te verhogen. 

Regionale samenwerking zorgaanbieders

Een manier om de waarde van de zorg te verhogen, is door een intensieve samenwerking van verschillende typen zorgaanbieders in regionale initiatieven. Door deze samenwerking kan de zorg beter worden afgestemd op de vraag van de persoon, zodat deze de zorg ontvangt die nodig is. Belangrijk is dat onnodige zorg en complicaties door verkeerde of uitgestelde zorg wordt voorkomen. Onderaan de streep levert dit meer gezondheid op, niet per se tegen hogere uitgaven aan de zorg. Hierdoor verhoogt de waarde van zorg. 

Meten is weten

Het onderzoek van De Vries laat zien dat zorgaanbieders, verzekeraars en gemeenten behoefte hebben om de waarde van zorg te kunnen meten. De waarde van zorg is de verhouding tussen wat in de zorg wordt geïnvesteerd (mensen en middelen) en wat het resultaat ervan is (gezondheid). Het is belangrijk om de waarde van de zorg te meten, zodat je vervolgens de juiste beslissingen kunt nemen om die waarde te verhogen. 

De waarde van zorg kan gemeten worden met bestaande data, die beschikbaar is over vrijwel alle inwoners van Nederland. Deze kunnen op een goed beveiligde manier geanalyseerd worden. Een voordeel hiervan is dat bestaande data niet speciaal voor het onderzoek geregistreerd en verzameld hoeft te worden. Wel bestaan er nog vragen ten aanzien van privacy en bevoegdheid om op een grotere schaal, bijvoorbeeld door de regionale initiatieven zelf, deze data te kunnen gebruiken.

Anders betalen voor zorg

Als onderdeel van het onderzoek heeft De Vries gekeken naar nieuwe manieren om voor de zorg te betalen. Dat zou kunnen door groepen van zorgaanbieders een bedrag te betalen om de zorg voor een bepaalde doelgroep te organiseren. Omdat op deze manier een gezamenlijke financiële verantwoordelijkheid ontstaat, kan dit de samenwerking in de zorg verder bevorderen en zo de waarde van de zorg vergroten. Uit literatuuronderzoek blijkt dat er nog weinig bekend is over de effectiviteit van deze bekostigingsmodellen. 

Titel proefschrift: 'Let's talk about value' - Grasping the concept of value in a population health management context.

Promotor: prof. dr. C.A. Baan

Co-promotores: dr. J.N. Struijs, dr. R. Heijink

 

Veehouderijen en gezondheid

Op 30 juni 2020 heeft Dingyu Liu met succes haar proefschrift verdedigd tijdens een online zitting bij de Universiteit Utrecht. Haar onderzoek, uitgevoerd in het kader van SPR (Strategisch Programma RIVM) project MARS, richtte zich op de effecten van biologische componenten en micro-organismen in fijn stof (BioPM). Het mechanistische onderzoek van Dingyu Liu heeft onderstreept dat emissies uit stallen waarin varkens, kippen of geiten zijn gehuisvest ook kunnen bijdragen aan respiratoire klachten zoals die in epidemiologisch onderzoek (bijvoorbeeld Veehouderij en gezondheid Omwonenden - VGO) zijn waargenomen.

De afgelopen decennia ging de aandacht voor fijn stof vooral uit naar verbrandingsproducten afkomstig van verkeer en industrie. Dingyu Liu heeft laten zien dat blootstelling aan BioPM  (fijn stof met veel biologische materiaal) van veehouderijen verschillende facetten van allergische aandoeningen aan de luchtwegen bevorderen of remmen. Het hoofddoel van dit proefschrift was om te onderzoeken of micro-organismen of hun componenten in de binnenlucht van veehouderijen bijdragen aan het initiëren en/of verergeren van ademhalingssymptomen bij astmapatiënten.

De uitkomsten van SPR-project MARS dragen bij tot het begrijpen van de pathogenese van astma, met name over de impact die fijn stof afkomstig van verschillende bronnen kan hebben op astmapatiënten en de implicaties voor het verminderen van dergelijke blootstellingen.

De  informatie in dit proefschrift kan bijdragen aan het definiëren van gezondheidgerelateerde blootstellingslimieten en wellicht om voorschriften voor boeren en bewoners vast te stellen. Bovendien kan de informatie een leidraad zijn voor het beleid ter vermindering van de meest schadelijke luchtverontreinigende stoffen. Dit kan bijdragen aan ziektepreventie en vermindering van de schadelijke uitstoot door de veehouderij.

Maatregelen om de blootstelling aan BioPM te verminderen zijn onder andere het vaker vervangen van bedding of van extra ventilatie en filtering. Het dragen van een stofmasker tijdens het werken in de stal kan het inademingsniveau van BioPM grotendeels verminderen en de acute nadelige ademhalingssymptomen dempen, maar dit wordt nog steeds niet routinematig gebruikt.

Titel proefschrift: Microorganisms and their components present in livestock ambient air in relation to respiratory symptoms 

Promotores: prof.dr. F.R. Cassee, prof.dr. G. Folkerts

Co-promotores: dr.ir. M.E. Gerlofs-Nijland, dr. E. Pinelli Ortiz

Meer over het Strategisch Programma RIVM

 

Kiezen voor de één na beste optie voor gezondheid

Waarom kiest de ene persoon de aanbevolen, gezonde optie en de ander voor de één na beste optie? Volgens onderzoeker Kim Romijnders spelen bij gezondheidsafwegingen die mensen maken vaak dezelfde factoren een rol. Zij deed onderzoek naar twee onderwerpen waarbij deze afweging speelt: e-sigaretten en kindervaccinaties. Romijnders promoveerde op 10 september aan de Universiteit Maastricht.

Verschillende opties

Wanneer het gaat om je gezondheid zijn verschillende opties mogelijk: de gezondste, aanbevolen optie (niet roken, alle kindervaccinaties), de één na beste optie (e-sigaret, deel kindervaccinaties) en de ongezonde, niet-aanbevolen optie (roken, geen kindervaccinaties). Welke optie iemand kiest hangt o.a. af van de persoonlijke waarden of prioriteiten, eerdere ervaringen, meningen en sociale omgeving. Maar Romijnders wijst daarnaast ook sociaal-cognitieve factoren aan die de keuze bepalen: kennis, de perceptie van de kans en ernst van gevolgen en vertrouwen in informatie. Deze factoren spelen bij zowel roken als het nemen van vaccinaties een rol.

Veel overeenkomsten, maar ook verschillen

Er zijn ook verschillen in de afwegingen die mensen maken bij rookgedrag of het nemen van kindervaccinaties. Zo speelt het product zelf een grote rol bij de keuze voor e-sigaretten, waarbij de grote variatie aan smaken van e-vloeistoffen een belangrijke reden is voor interesse in de e-sigaret. De keuze om een kind wel, niet of gedeeltelijk te vaccineren wordt beïnvloed door de angst voor bijwerkingen van het vaccin en de angst voor de gevolgen van een infectieziekte (‘Mijn kind is ziek, had ik nu maar wel gevaccineerd’).

Geen weloverwogen keuze

Romijnders onderzocht verder of mensen die kiezen voor de aanbevolen optie met betrekking tot hun gezondheid, oftewel de beste optie,  die keuze weloverwogen maken. Dat bleek niet het geval. Mensen die niet roken en hun kind volledig vaccineren, gaven aan hun keuze van tevoren niet grondig af te wegen tegen de andere opties. Mensen die kiezen voor de één na beste optie, deden dit meer. Communiceren over de één na beste optie kan ertoe leiden dat mensen vaker kiezen voor de één na beste optie en niet voor de beste. Om te bepalen hoe we het beste kunnen communiceren over de één na beste optie is volgens Romijnders meer onderzoek nodig. Er zou daarbij aandacht moeten zijn voor de behoefte aan het ontvangen van informatie over álle mogelijke keuzes enerzijds en het effect en de waardering van deze informatie anderzijds.

Titel proefschrift: Next to Best Health Decisions; Exploring two cases: smoking behavior and childhood vaccination.

Promotor: prof. dr. H. de Vries

Co-promotores: dr. L. Mollema, dr. L. van Osch, dr. R. Talhout

 

Zorg voor dragers van resistente bacteriën

Op 10 september 2020 promoveerde Babette Rump aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Haar promotieonderzoek richtte zich op verantwoorde zorg ten tijde van antibioticaresistentie. Wat is de impact van preventiemaatregelen op het leven van iemand die drager is van een resistente bacterie? Wat is de ethische draagwijdte en wat betekent dit voor het huidige beleid?

Titel proefschrift: Caring for the carrier - Responsible care in time of antimicrobial resistance. ISBN 978-94-90791-80-3

Promotores: prof. dr. M.E.J.L. Hulscher, prof. dr. M.F. Verweij, prof. dr. A. Timen

 

Slechtere ervaren slaapkwaliteit verklaart groter risico op griepklachten voor nachtwerkers

Zorgverleners die regelmatig nachtdiensten draaien, hebben een groter risico op griep- en luchtwegklachten dan hun collega’s die alleen overdag werken. De slechtere ervaren slaapkwaliteit van nachtwerkers verklaart voor een deel dit verhoogde risico op deze gezondheidsklachten. Dat concludeert RIVM-onderzoeker Bette Loef in haar proefschrift over de invloed van nachtwerk op de gezondheid, leefstijl, en afweer van zorgverleners. Ze promoveerde op 24 september 2020 aan de Vrije Universiteit Amsterdam.

In de gezondheidszorg werken veel mensen afwisselend dag-, avond-, en nachtdiensten. Het werken in ploegendienst, en voornamelijk wanneer sprake is van nachtwerk, kan leiden tot schadelijke gezondheidseffecten. Eerder onderzoek van Loef laat zien dat zorgverleners die minimaal één keer per maand nachtdiensten draaien 20 procent meer kans op griep- en luchtwegklachten hebben dan personeel dat alleen dagdiensten draait.

Leefstijl en afweer

Loef bekeek ook of de leefstijl en afweer van nachtwerkers anders waren dan die van dagwerkers om te onderzoeken of dit mogelijke verschillen in gezondheid kan verklaren. Hieruit bleek dat de slechtere ervaren slaapkwaliteit van nachtwerkers een deel van hun verhoogde risico op griep- en luchtwegklachten kon verklaren. Voor de andere leefstijlgedragingen zag Loef dat nachtwerkers over het algemeen een vergelijkbare slaapduur, beweegpatroon in de vrije tijd en eetfrequentie hebben als dagwerkers. Het verbeteren van de ervaren slaapkwaliteit kan volgens de promovenda een nuttig aanknopingspunt zijn voor toekomstig interventieonderzoek.

Voor haar onderzoek, een samenwerking tussen RIVM en Amsterdam Universitair Medisch Centrum, volgde Loef 600 zorgverleners, werkzaam binnen verschillende ziekenhuizen in Nederland. Dat deed ze een half jaar lang tijdens het griepseizoen met een speciaal ontwikkelde smartphone app. In deze app konden de zorgverleners dagelijks aangeven of ze griep- of luchtwegklachten hadden. De app identificeerde vervolgens episodes van dergelijke klachten.

Titel proefschrift: Shift work: Health, lifestyle, and immunological effects

Promotor: prof.dr. A.J. van der Beek

Co-promotores: prof.dr. K.I. Proper, prof.dr. D. van Baarle

 

Ook minder HPV-infecties bij ongevaccineerde vrouwen

HPV humaan papillomavirus-infecties komen sinds de start van het HPV-vaccinatieprogramma behalve bij gevaccineerde vrouwen ook minder voor bij ongevaccineerde vrouwen en heteroseksuele mannen. Er is sprake van groepsbescherming. Dit blijkt uit het promotieonderzoek van Petra Woestenberg naar de effecten van de HPV-vaccinatie voor meisjes die in 2009 binnen het Rijksvaccinatieprogramma is gestart. Ze promoveerde op 30 september 2020 aan de Universiteit Maastricht.

Individuele bescherming

Meisjes krijgen in het jaar dat zij 13 worden een uitnodiging voor HPV-vaccinatie. Daarmee zijn zij tenminste tot 8 jaar na vaccinatie goed beschermd tegen de 2 typen HPV (16 en 18). Deze typen veroorzaken 70% van alle gevallen van baarmoederhalskanker. Uit het onderzoek van Woestenberg blijkt ook dat het vaccin bescherming biedt tegen een aantal andere typen HPV die ook kanker kunnen veroorzaken. Dit wordt kruisbescherming genoemd. Verder lijkt het erop dat het bestaande vaccin deels bescherming biedt tegen anogenitale wratten.

Groepsbescherming

Uit de gegevens tot 8 jaar na de start van het vaccinatieprogramma blijkt dat er sprake van is groepsbescherming: HPV-infecties door HPV16 en 18 en de typen waarvoor kruisbescherming is aangetoond, komen minder voor bij heteroseksuele mannen. Bij ongevaccineerde vrouwen is bescherming aangetoond tegen de HPV-typen in het vaccin.

PASSYON-studie

Voor haar proefschrift baseerde Woestenberg zich op data uit de PASSYON-studie. In deze studie, die tegelijk startte met het HPV-vaccinatieprogramma, wordt elke 2 jaar een dwarsdoorsnedeonderzoek gedaan onder jongeren van 16-24 jaar die centra seksuele gezondheid bezoeken. Zij werden o.a. op verschillende typen HPV getest. Op basis van deze gegevens is het directe (individuele) effect van de vaccinatie gemeten en in hoeverre het voorkomen van HPV-infecties in de bevolking is veranderd.

Titel proefschrift: Measuring the effects of HPV16/18 vaccination on HPV positivity and anogenital warts. ISBN: 978-94-6380-896-5

Promotor: prof. dr. C.J.P.A. Hoebe

Co-promotores: dr. J.A. Bogaards, dr. B.H.B. van Benthem