April 2019 | Nummer 1
https://magazines.rivm.nl/2019/04/altijd-alert
Bij het zien van uitslaande vlammen of rookwolken, bij het horen van explosies of bij stankoverlast willen mensen in de omgeving gelijk weten: ‘wat is er aan de hand, wat moet ik doen en loop ik risico?’. Dat is heel logisch. Alleen het laten zien van meetresultaten is dan niet genoeg. Het gaat in zo’n situatie om de betekenis van die resultaten voor mens en milieu. De MOD stelt zich steeds sterker op als vraagbaak voor en ondersteuner van lokale en regionale overheden en hulpverleningsdiensten.
De MOD kan ook helpen zónder monsters te nemen of metingen te doen op de plaats van een incident. Al in de koude fase kunnen wij kennis en informatie bieden aan onze klanten. Hiermee faciliteren wij hen in de warme fase onmiddellijk in hun werk. Dat geldt ook voor sluimerende incidenten: situaties die geen acuut gevaar voor mens en milieu zijn, maar waarop veiligheidsregio’s zich wel willen voorbereiden. Daarnaast kunnen wij een second opinion of een deskundig tegengeluid laten horen. Bijvoorbeeld in situaties waarin burgers onjuiste informatie delen over risico’s van gevaarlijke stoffen.
Bij langer durende incidenten kunnen wij scenario’s uitwerken over het verloop van een incident. We kunnen berekenen welke stoffen mogelijk vrijkomen en actief meedenken over een passende aanpak. Bovendien bezit het RIVM kennis die van belang is na afloop van een incident. Bijvoorbeeld om burgers een beeld te geven van effecten op de lange(re) termijn. Daarnaast denken wij actief mee over de communicatie rondom de aanpak van het incident of het voorkomen en beperken van eventuele effecten. Wij communiceren hier zelf over of ondersteunen onze partners in hun externe communicatie.
De komende jaren bouwt de RIVM responsorganisatie milieu verder aan een brede inzetbaarheid. Het RIVM biedt een totaalpakket aan van producten en diensten voor alle fases in de veiligheidsketen.
1. De koude fase: het ondersteunen van klanten bij de voorbereiding op de inzet bij incidenten en calamiteiten. Wij richten ons hierbij bijvoorbeeld op de risico’s en effecten van blootstelling aan gevaarlijke stoffen.
2. De warme fase: optreden samen met de operationele diensten om ter plekke het vrijkomen van gevaarlijke stoffen in beeld te brengen. Door maatwerk, onder andere via monstername, metingen, analyses en het bepalen van het effectgebied. Daarnaast analyseren wij data en geven advies op basis van onze expertise.
3. De na(zorg)fase: advies en ontsluiten van kennis over de terugkeer naar de ‘normale’ situatie van vóór het incident. Het in kaart en beeld brengen van mogelijke (lange termijn) effecten op het gebied van milieu en gezondheid en proactief meedenken over maatregelen om gezondheidsschade te voorkomen of beperken.
In 2018 zijn we begonnen om onze vernieuwde dienstverlening in te richten. Daar gaan we in 2019 mee verder. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat wij toewerken naar één centrale ingang naar onze kennis. Daar hoort bij dat we actief (landelijk beschikbare) kennis bundelen en delen. We houden een overzicht bij van ervaringen die we hebben opgedaan bij onze inzetten en bij opleidingen, trainingen en oefeningen. Met die informatie kunnen we trends en kennislacunes ontdekken. En ons vervolgens richten op het aanpassen van onze strategie en technieken voor het meten van gevaarlijke stoffen.
Daarnaast investeren wij nog meer in onze netwerken via onder meer het inzetten van liaisons. De liaison symboliseert een uitgestoken hand en een warm lichaam op locatie. Een (sparring)partner voor de veiligheidsregio’s tijdens incidenten.
Als het gaat om diensten in de voorbereidende fase hebben we enkele specialistische trainingsmodules opgezet over ongevallen met chemische, biologische en radiologisch-nucleaire (CBRN) stoffen. Deze modules zijn bijvoorbeeld voor specialisten van de brandweer, defensie, GGD’en, Rijkswaterstaat, het Landelijk Team Forensische Opsporing (LTFO) of de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). En om sneller duidelijkheid te kunnen geven over vrijgekomen stoffen en de mogelijke risico’s lenen we sinds begin 2019 apparatuur uit waarmee de brandweer zélf monsters kan nemen.
Tot slot gaan we samen met de brandweer experimenten doen. Experimenten waarmee we nieuwe kennis ontwikkelen over het meten van stoffen en het in kaart brengen van risico’s.
Heeft u vragen of wilt u meer informatie? Neemt u dan contact met ons op via incident@rivm.nl
Vanaf het najaar van 2018 kunnen adviseurs gevaarlijke stoffen van de brandweer canisters lenen bij het RIVM. Canisters zijn metalen bollen waarmee het mogelijk is luchtmonsters te nemen bij incidenten met gevaarlijke stoffen. lees meer
De RIVM Responsorganisatie heeft drie nieuwe trainingsmodules ontwikkeld voor professionals in de incidentbestrijding. De training incidenten met biologische agentia, de training omgaan met monsternamemiddelen en de training omgaan met handheld meetapparatuur. lees meer
Van 21 januari tot en met 7 februari 2019 was een team van de Milieuongevallendienst op Sint Maarten om metingen te doen en monsters te nemen op verschillende plekken rond de stortplaats in Philipsburg. Op de stortplaats zijn regelmatig branden. De metingen en monsters waren nodig om de mogelijke risico’s voor de gezondheid van mensen in de omgeving van de vuilstort in te kunnen schatten. Lees meer
Het RIVM was de afgelopen maanden bij diverse incidenten in de regio betrokken. Een aantal voorbeelden. Een compleet overzicht van incidenten waar het RIVM bij betrokken was, staat op onze website.
De Milieuo Ongevallen Dienst (MOD) van het RIVM heeft op zaterdag 9 februari 2019 voor de veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid luchtmonsters geanalyseerd. De brandweer had de monsters genomen bij een incident met een tankwagen met Petrolad 2101, een additief voor smeermiddelen. Om de druk af te voeren ging een veiligheidsklep van de tankwagen open door oververhitting van de stof. Daarbij kwam damp vrij en ontstond stankoverlast. Door de stevige wind verspreidde de geur zich in een brede strook in noordoostelijke richting over Nederland. De MOD heeft verspreidingsberekeningen uitgevoerd om het effectgebied in kaart te brengen.
Door het koelen van de tankwagen en het overpompen van de inhoud was het incident snel onder controle. Uiteindelijk heeft de brandweer zelf luchtmonsters genomen met gasmonsterzakken. De MOD heeft de monsters geanalyseerd.
In februari 2019 ondersteunde de Milieu Ongevallen Dienst (MOD) de veiligheidsregio Gelderland-Zuid. Er waren stankklachten op een bedrijventerrein in Tiel.Het vermoeden rees dat er een lekkage was bij een open rioolbuis. De MOD heeft apparatuur uitgeleend waarmee de brandweer de lekkage kon bevestigen.
Een ongewone inzet voor de Milieuongevallendienst (MOD) was het onderzoek naar braaksel op een snoetenpoetsdoekje dat de Adviseur Gevaarlijke Stoffen van de veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland naar het RIVM opstuurde voor analyse. Een peuter was ziek geworden en met spoed naar het ziekenhuis gebracht. De MOD heeft onderzoek gedaan naar de onbekende stof. De chemische analyse toonde dat het ging om de stof MDMA chemische stof 3,4-methyleendioxymethamfetamine. Het RIVM heeft de uitkomsten direct teruggekoppeld. De resultaten kwamen overeen met het beeld dat de artsen in het ziekenhuis hadden vastgesteld bij de behandeling van het slachtoffer.
De gaspakkenteams van het Landelijk Team Forensische Opsporing (LTFO) van de politie en het RIVM werken al enkele jaren samen. Beide organisaties oefenen gezamenlijk en worden ook samen ingezet. Dit biedt de mogelijkheid om elkaar te versterken op plekken waar dat nodig is. In maart 2019 gaf het LTFO een workshop ‘Forensic awareness’ aan de leden van het gaspakkenteam en de Ongevalsorganisatie Straling van het RIVM. Hun inzet kan van grote invloed zijn op de mogelijkheden voor forensisch onderzoek. Bij incidenten zijn zij vaak als een van de eersten ter plaatse. Als er een strafrechtelijk onderzoek wordt gestart naar de omstandigheden kan de plaats van een incident een plaats delict worden. Forensisch bewustzijn kan voorkomen dat sporen op een plaats delict onbedoeld worden vernietigd.
Het LTFO nam de RIVM‘ers aan de hand van theorie, voorbeelden én praktijk. Waar moet je op letten? Hoe beweeg je je door een omgeving met bewijsmateriaal? Hoe leg je dingen vast of pak je dingen beet als het echt niet anders kan? En hoe let je op je eigen veiligheid als je bijvoorbeeld een explosief (Improvised Explosive Device) aantreft?Begin april komen de medewerkers van LTFO naar het RIVM voor een workshop over biologische en radiologische agentia en is er een grote oefening op het CBRN-centrum in Vught waar ook politie, brandweer, ambulancediensten en Defensie aan deelnemen.
Een van de organisaties waar het RIVM mee samenwerkt is Defensie. De grote diversiteit aan wetenschappelijke kennis die het RIVM met zich meebrengt en de militaire expertise vullen elkaar goed aan. Dit maakt een goede voorbereiding en respons mogelijk bij chemische, biologische, of radiologisch-nucleaire incidenten (CBRN).
Na de eerste voorzichtige en kleine stapjes in de toenadering zijn het RIVM en Defensie zover dat de samenwerking intensiever wordt. Beide organisatie delen hun kennis en ervaringen en maken soms gebruik van elkaars apparatuur. Ook oefenen beide responseenheden samen. Het gaat dan om oefeningen op papier (table tops) en om oefeningen in een laboratoria of in het veld. Bijvoorbeeld op het Nationaal Training Centrum in Vught.
De laatste gezamenlijke oefening vond plaats in de bioscoop op het trainingscentrum. Doel was om gezamenlijk op te trekken in gaspak om te achterhalen wat er in de bioscoop was gebeurd.Grote nucleaire ongevallen zijn gelukkig zeldzaam. Maar als het gebeurt, is de impact voor mens en milieu groot. Daarom is het belangrijk dat Nederland zich goed voorbereidt op een eventuele nucleaire ramp. Een goede voorbereiding bestaat onder andere uit trainen en oefenen met alle partijen die een rol spelen. De Nationale Nucleaire Oefening in het voorjaar van 2018 (NNO) was een goede gelegenheid om de processen en procedures van de gehele keten te oefenen.
Uiteraard leverde de oefening weer lessen op voor de voorbereiding op stralingsincidenten en het verder verbeteren van de voorbereiding op een nucleair ongeval.De Milieu Ongevallen Dienst (MOD) rukte in de zomer van 2018 in korte tijd veel uit voor branden bij afvalverwerkers en recyclebedrijven. Jolanda Roelofs, programmacoördinator van de MOD, deelde feiten en cijfers over deze branden en ging met de deelnemers in gesprek over de vraag of een afvalbrand anders is dan een ‘gewone’ brand. Marlies Hilhorst-Verheij, communicatieadviseur bij de MOD, vertelde over de manier waarop experts en publiek de risico’s bij afvalbranden beleven en hoe je in de communicatie over een brand kunt aansluiten bij de sentimenten van publiek. Projectsecretaris Incident Bestrijding Gevaarlijke Stoffen (IBGS) Jan Jacobs benadrukte tot slot hoe landelijke samenwerking zorgt dat we efficiënter en effectiever kunnen optreden bij incidenten met gevaarlijke stoffen.
In zes verschillende workshops konden de deelnemers kennis opdoen en ervaringen delen uit de praktijk. Dit varieerde van kennis over de risico’s van transport van medische isotopen tot het belang van een goede nazorg om een ‘ramp na de ramp’ te voorkómen. In deelsessies over de tool Pluimradar en de alarmtool van het nationaal meetnet radioactiviteit konden deelnemers verbetersuggesties doen. Bijvoorbeeld op het gebied van gebruiksvriendelijkheid. In de sessie ‘meer met meten’ gingen deelnemers daadwerkelijk aan de slag met handheld meetapparaten. RIVM deelden hun ervaringen uit de praktijk met bepaalde apparatuur.
Aan het einde van de middag was het tijd voor de test. Tien vragen rond de thema’s van de dag. Een collega van brandweer Gooi en Vechtstreek bleef over als winnaar. Zijn prijs: eeuwige roem en het boek ‘Het gevaar van angst’ van Tinkebell. Over de gebeurtenissen en de gevolgen van de kernramp in Fukushima voor Japan en de mensen ter plaatse.
De volgende responsmiddag organiseert het RIVM begin 2020. Heeft u suggesties voor het programma of wilt u meedenken? Laat het ons weten via incident@rivm.nl.