
Juni 2018 | Speciale uitgave over burgerwetenschap
https://magazines.rivm.nl/2018/06/rivm-magazine
Bij het betrekken van burgers bij onderzoek, legt Lea den Broeder de lat hoog: “Citizen science is in 2023 een vanzelfsprekend onderdeel van het werk van het RIVM.” Een mooi streven, want het zorgt voor innovatie in onderzoek, vindt ze. “Het betekent wel een heel andere manier van werken.”
Lea den Broeder is adviseur integraal gezondheidsbeleid bij het RIVM, projectleider van onderzoek naar citizen science binnen het Strategisch Programma van het RIVM en lector Gezondheid en Omgeving bij de Hogeschool van Amsterdam. Ze promoveerde afgelopen jaar en onderzocht op welke manier je burgers kunt betrekken bij het onderzoeken van de publieke gezondheid. Recent was ze nog op een internationaal congres om haar visie op citizen science te delen met collega-wetenschappers. “Creativiteit in onderzoek stimuleer je enorm door burgers te betrekken bij je onderzoek. Je moet goed nadenken over de manier waarop je dat doet. Ik kon me helemaal vinden in de collega die opmerkte dat citizen science ervoor zorgt dat burgers een soort wetenschappers worden. Maar vooral dat het van ons als wetenschappers betere burgers maakt.”
“Citizen science is wetenschappelijk onderzoek waarbij burgers meedenken over de onderzoeksvraag, actief gegevens verzamelen, zelf analyses uitvoeren of bedenken wat er met de conclusies kan gebeuren”, legt Den Broeder uit. De methode is in te zetten voor het verzamelen van data, maar ook als onderwijsmethode of als manier om burgers actief te betrekken bij een maatschappelijk probleem. Deze manier van werken staat nog in de kinderschoenen, maar samen optrekken met burgers heeft een duidelijke wetenschappelijke en maatschappelijke impact. “Onze strategie is dat we middenin de samenleving ons werk willen doen. Citizen science is daarvoor een goede manier. Het ondersteunt ook de relevantie van het onderzoek dat we doen. Onderzoek is vaak lastig uit te leggen. Als je burgers bij je onderzoek betrekt, is beter te begrijpen waar het over gaat en komt de boodschap beter over. Dit zorgt voor robuuste kennis die maatschappelijk gedragen wordt.”
‘Als je burgers bij onderzoek betrekt, komt de boodschap beter over’
Voor een groter draagvlak werkt Lea den Broeder bewust aan een intern netwerk voor het uitwisselen van informatie en het samenwerken aan projecten. “Maar ook extern en internationaal hebben we contact met partners voor samenwerking. Als RIVM hebben we daarbij een voorbeeldfunctie. We hebben door onze kennis en ons netwerk de slagkracht om anderen erbij te betrekken. En natuurlijk is een netwerk met burgerwetenschappers belangrijk. Bijvoorbeeld door het vormen van burgerpanels die meepraten over ons onderzoek. Verder werken we aan capacity building om op grotere schaal duidelijk te maken hoe je burgers op een goede manier bij je onderzoek kunt betrekken. Daarvoor willen we trainingen, workshops en masterclasses ontwikkelen. Want er zijn nog veel vragen. Hoe je voor goede kwaliteit en representativiteit van gegevens zorgt bijvoorbeeld. Maar ook hoe je de maatschappelijke kwaliteit vorm geeft en hoe je burgerwetenschappers motiveert. Hoe zit het met ethiek, hoe ga je om met verwachtingen van burgers? Zijn er situaties waarbij citizen science niet de juiste aanpak is? Dat zijn onderwerpen die in het onderzoek To-Gather-2 worden onderzocht als onderdeel van het Strategisch Programma van het RIVM. De resultaten daarvan worden opgenomen in een handboek met kwaliteitscriteria voor citizen science dat nog in de maak is.”
Den Broeder zorgt ervoor dat citizen science als methode voor nog op te starten onderzoek in beeld is. “We praten daar bijvoorbeeld over met de coördinatoren van de nieuwe ronde van het Strategisch Programma van het RIVM. Ook organiseren we matchmaking-bijeenkomsten om onderzoekers op weg te helpen met toepassingen van citizen science.” Ze vindt het belangrijk dat citizen science niet alleen een buzzword wordt. “Mensen moeten het op een goede manier toepassen en zichzelf toestaan om ervan te leren. Dat kun je alleen als je het gewoon gaat doen!”
Bekijk de video van Lea den Broeder over burgerwetenschap
De 10 principes van de Europese Citizen Science Vereniging (ECSA) die het RIVM onderschrijft
Daniëlle Timmermans, Chief science officer risicocommunicatie RIVM
"De toegenomen belangstelling voor citizen science is een uiting van de veranderende relatie tussen wetenschap en maatschappij. Burgers zijn kritischer over wetenschappelijk onderzoek, maar hechten er ook meer belang aan en willen meer betrokken worden dan vroeger. Dat is een goede ontwikkeling. Citizen science heeft een maatschappelijke meerwaarde, maar heeft vooral een wetenschappelijke meerwaarde. Burgers op een of andere manier bij onderzoek betrekken is niet altijd eenvoudig en hoeft niet altijd tot beter onderzoek te leiden. Soms is citizen science niet de juiste aanpak en kan beter voor een andere vorm gekozen worden om de maatschappij bij onderzoek te betrekken. Wel moet bij elk wetenschappelijk project de vraag gesteld worden of en op welke manier burgers betrokken kunnen worden bij het onderzoek. Het past bij een innovatief RIVM om een belangrijke speler te worden als het gaat om citizen science."
Samen meten aan luchtkwaliteit is een kennisportaal voor ondersteuning van citizen science-projecten op het gebied van milieu. Tot nu toe voornamelijk op gebied van luchtkwaliteit, maar het plan is om projecten over geluid en andere onderwerpen ook te faciliteren. “Al doende leren we hoe het moet.”
“Citizen science verandert onze hele manier van werken,” zegt Hester Volten, onderzoeker bij het Centrum Milieukwaliteit van het RIVM. "De manier waarop we meten en modelleren, de manier waarop we gegevens verwerken, de communicatie, alles. We krijgen allerlei soorten nieuwe gegevens binnen, daar moet je voor openstaan."
Hester Volten werkt samen met een groep collega’s aan innovatie van de milieumonitoring. De technologie voor het meten van luchtkwaliteit verandert momenteel snel. Het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit wordt omgevormd tot een meetnet nieuwe stijl, waarin diverse organisaties en burgerwetenschappers samenwerken.
Burgerwetenschappers gebruiken sensoren om de luchtmetingen te doen. De data kunnen ze op het ‘Samen meten dataportaal’ plaatsen. Ze kunnen die data dan bijvoorbeeld vergelijken met (officiële) metingen in de buurt. Annemarie Piscaer uit Rotterdam is een van hen. Zij is aangesloten bij het Stadslab Luchtkwaliteit Rotterdam. “Citizen Science brengt de wetenschap weer terug naar de burgers”, vindt zij. “Uiteindelijk gaat het om vertrouwen en begrip voor elkaar."
Hester Volten: “Omdat het RIVM de officiële luchtmetingen doet in Nederland, krijgen wij veel vragen voor samenwerkingsverbanden. Het is mooi om je kennis breder in te zetten. Dat zie ik ook als onze rol. Bij de start van een citizen science-project worden we vaak om raad gevraagd, dan moeten wij bijvoorbeeld ook durven zeggen: wat jullie nu willen, werkt niet. Dat moet vroeg in het proces, want anders is het zonde van de energie die mensen erin steken.”
'Een activist wil ook dat de getallen kloppen'
Gelukkig werkt het meestal wel, en vullen burgerwetenschappers en RIVM’ers elkaar goed aan. Zo richt het RIVM zich bij metingen vooral op een landelijk dekkend beeld, en wil de burger vooral weten hoe het ervoor staat in de eigen straat.
Hester Volten constateert dat je als wetenschapper flexibel moet zijn om citizen science goed te doen. “Al doende leren we hoe het moet. We besteden geen maanden aan het perfecte plan. We beginnen met iets dat ’t ongeveer doet. Daarna komen de verbeteringen door feedback van de gebruikers.” Zo bleek dat het team meer moest uitleggen over inhoud en context. Want wat is fijn stof precies? Er staan nu diverse korte video’s op de website en op het YouTube kanaal ‘Samen milieu meten’. Ook beantwoorden ze vragen via Twitter (@samenmeten). Als ze een bepaalde vraag vaak krijgen via social media, werken ze die ook weer uit in tekst of in een video.
'Citizen science is een nieuwe manier van kijken'
Doelen van het RIVM kunnen natuurlijk afwijken van doelen van iemand die metingen doet. Hoe gaat dat in de praktijk? Hester Volten: “Dat valt erg mee. Een activist bijvoorbeeld wil ook dat de getallen kloppen. De behoefte aan feiten is groot. Dus dat sluit juist prima aan.”
Ze vindt dat citizen science in bijna alle gevallen kan, maar één situatie kan nooit. “Als mensen of instanties al van tevoren weten wat eruit moet komen. Dan ben je dus geen scientist. Je moet openstaan voor elk resultaat, wat er ook uit komt.”
De kwaliteit van binnenkomende data is wisselend. Hester Volten: “Dat hoeft geen probleem te zijn, want het ruimtelijk beeld wordt wel vaak beter. Je kunt gegevens van minder goede sensoren met modellen prima koppelen aan de hoog-kwalitatieve gegevens in het meetnet.”
Citizen science gaat verder dan alleen meten, hoe nuttig ook. “We zijn een paar jaar met deze manier van luchtmetingen bezig. Er is nu een ontwikkeling gaande naar zelf data analyseren. Steeds meer burgerwetenschappers willen daar zelf aan bijdragen. Een mooie volgende stap. Daar willen we graag bij helpen.”
Tot slot een tip van Hester Volten voor onderzoekers die overwegen om zelf met citizen science te starten. “Begin gewoon en sta open voor de voordelen. Eén ding is zeker: je gaat iets anders meten dan je tot nu toe doet met je reguliere systeem.
Van huis uit ben ik sterrenkundige. In ultraviolette straling zie je hele andere dingen dan in infrarood. Zo is het ook met citizen science. Het is een nieuwe manier van kijken. Als je dat doet, gaat er een wereld voor je open.”
Bewonersorganisatie Eigenwijks speelde een cruciale rol bij het werven en begeleiden van deelnemende bewoners voor het project KIJK! Een gezonde wijk. Directeur Dick Glastra van Loon adviseert onderzoekers: "Bedenk vooraf wat je voor bewoners kunt betekenen."
Binnen de bewonersorganisatie Eigenwijks werd op initiatief van de gemeente en GGD al jaren gewerkt aan een groter gezondheidsbewustzijn van de bewoners in de Amsterdamse wijk Slotermeer. De bewonersorganisatie had de werving en training van gezondheidsambassadeurs al goed geregeld. Daardoor waren er al bewoners actief die buurtgenoten erop attenderen en stimuleren gezonder te leven. Het onderzoek KIJK! Een gezonde wijk kon hier op een mooie manier bij aansluiten.
Het onderzoek in Slotermeer bracht wetenschap en bewonersparticipatie op een mooie manier bij elkaar, vindt Glastra van Loon. “De onderzoekers konden gebruik maken van de gezondheidsambassadeurs die binnen Eigenwijks actief waren. Ook werd er een expertgroep opgericht die meedacht bij het project. De ambassadeurs wierven via hun eigen netwerk bewoners voor het meedenken bij het project en verzamelen van onderzoeksgegevens over de positieve en negatieve kenmerken van hun leefomgeving. Dat kostte weinig moeite. Juist omdat het via hun eigen netwerk ging.”
Deze manier van samenwerken met onderzoekers is nieuw, vertelt hij. “Eigenwijks werkt zeker niet mee aan elk onderzoek dat voorbij komt. De meeste onderzoeken houden we buiten de deur als het de bewoners niets oplevert. Maar bij dit onderzoek waren bewoners zelf in de lead. Vaak lukte het om aan te sluiten bij het lopende werk in de actieve groepen binnen Eigenwijks. Daar introduceerden we de onderzoeker en zorgden voor de nodige vertaalslag. Dat leverde de deelnemers een groter gezondheidsbewustzijn op.”
Deelnemende bewoners die als gezondheidsambassadeur hebben meegewerkt ontdekten inderdaad dat ze meer betrokken raken bij het reilen en zeilen in de buurt. “Ik vind het heel mooie ervaring. Het is goed voor ons, juist in die buurt. Gezondheid is belangrijk,” vertelt een deelnemer. Het project geeft haar een positiever beeld van haar eigen invloed op haar leefomgeving.
Glastra van Loon heeft er nooit bij stil gestaan dat een groot onderzoeksinstituut zoals het RIVM een onderzoek ook op deze manier kan aanpakken. “We hebben er veel van geleerd om ook andere partijen in deze manier van werken mee te nemen. Het was best complex, omdat het nu vooral ging om wat voor de bewoners belangrijk was.” Een ervaring die de bewonersorganisatie graag deelt met andere organisaties. Tijdens de landelijke Opbouwwerkconferentie is een aantal opbouwwerkers bij Eigenwijks geweest om te leren over het werken met gezondheidsambassadeurs. En met datzelfde doel kwam er een delegatie uit Drenthe naar Amsterdam.
’Ga niet vertellen wat goed is voor de mensen in de wijk, maar wees oprecht nieuwsgierig naar wat zij belangrijk vinden’
Glastra van Loon adviseert onderzoekers vooraf te bedenken wat het onderzoek voor bewoners in de wijk kan betekenen. “Geef hen daadwerkelijk invloed op het proces van meten en weten. En sta ervoor open om van hen te leren: dus zender uit en ontvanger aan. Ga niet vertellen wat goed is, maar wees oprecht nieuwsgierig naar wat bewoners eigenlijk onder gezondheid verstaan. Geef hen de kans om te leren over gezondheid. Het is een groot voordeel dat bewoners 24 uur per dag aanwezig zijn in hun buurt en met heel veel zijn. Daardoor kunnen ze onderzoekers aan een enorme hoeveelheid data helpen.”
Citizen science biedt veel kansen, zowel voor onderzoekers als burgers. De top 10 van voordelen.
Op de fiets naar een groene omgeving in de buurt van de school. En daar meten hoe gezond de bodem is, bijvoorbeeld door regenwormen te tellen. Tientallen HAVO-leerlingen dragen op die manier bij aan wetenschappelijk onderzoek. Ook om even uit de klas in de buitenlucht te zijn.
Het citizen science-project ‘De levende bodem’ is onderdeel van GLOBE, een wereldwijd netwerk van 30.000 scholen in 117 landen. De scholen onderzoeken samen met wetenschappers hun eigen schoolomgeving. De gegevens zijn wereldwijd beschikbaar voor wetenschappers en leerlingen, voor onderzoek èn onderwijs. De leerlingen dragen dus heel direct bij aan wetenschappelijk onderzoek.
Het RIVM is een vaste samenwerkingspartner van GLOBE Nederland en Directeur–Generaal André van der Zande is ambassadeur voor GLOBE. De samenwerking wordt de komende jaren nog verder uitgebreid.
Al vanaf 1995 doet het RIVM mee aan het GLOBE-project ‘De levende bodem’. Liesbet Dirven, onderzoeker bij Centrum Duurzaamheid, Milieu en Gezondheid is de drijvende kracht hierachter. Ze ziet het citizen science-project als een uitgelezen kans voor het RIVM om een sterkere verbinding met de samenleving te maken. “Kinderen worden van jongs af aan bewust gemaakt van de bodem en hoe belangrijk die is voor de voedselproductie. Ze meten zelf, dragen zo bij aan wetenschappelijk onderzoek en zien hun gegevens terug op kaarten.”
Een goede bodemkwaliteit is van groot belang voor de landbouw, vooral voor de voedselproductie. Veel gegevens die de leerlingen verzamelen, komen terecht in de Atlas Natuurlijk Kapitaal. In het geval van de wormentellingen is dat de ‘wormenkaart’. Maar ze meten ook de bodemademhaling, dat is de hoeveelheid CO2 die de bodem ‘uitademt’.
Wat maakt het voor de scholen interessant om hieraan mee te doen? Een leerling: “Bij GLOBE doen we lekker veel in de praktijk. Bij biologie blijft het bij theorie en leren uit een boek. Nu mogen we het allemaal zelf een keer echt doen.”
De leerlingen vinden het leuk dat hun metingen ertoe doen. Het geeft ze bovendien een vrij gevoel, even weg uit de klas en naar buiten.
Elke leraar die meedoet wordt aan een wetenschapper gekoppeld. Liesbet Dirven is gekoppeld aan Frans Bezemer, docent bij het Wartburg College in Rotterdam. Dit leidde onder meer tot een gezamenlijke publicatie. Het project Levende bodem is voor veel lessen interessant. Zowel voor de vakken natuurkunde, aardrijkskunde als biologie levert het lesstof op, bijvoorbeeld over duurzaamheid.
GLOBE is een mondiaal netwerk. Het mooie daarvan is dat er ook internationale uitwisseling tussen scholen, zoals met Ierland, plaatsvindt. “Zo komt het doel van GLOBE: ‘je zet je metingen op de aardbol’ nog beter tot z’n recht.”
"Nu mogen we het allemaal een keer zelf doen."
Als uitdaging noemt Dirven het daadwerkelijk binnenkrijgen van de bodemmetingen. Voor de andere modules binnen GLOBE zijn al apps beschikbaar om gegevens direct in de centrale database in te voeren. “Leerlingen vinden het erg leuk om te meten in de buitenlucht, maar de data daarna opsturen is soms wat lastiger.”
Om dat verder te bevorderen, sluit het RIVM binnenkort met dit project aan bij de natuurkalender van de website Nature Today, waarbij het heel gemakkelijk is om je data te plaatsen. Extra voordeel is dat ook andere burgerwetenschappers daar de data kunnen aanvullen.
GLOBE is ook onderdeel van ‘RIVM in de klas’. Op dit platform bieden RIVM’ers gastlessen aan over uiteenlopende onderwerpen. De les ‘De levende bodem’ is er een van. Verder kan het RIVM bijvoorbeeld lessen verzorgen over drinkwater of hoofdluis.
Liesbet Dirven is blij dat dit citizen science-project zo’n succes is. “Veel kinderen beleven hierdoor de bodem en leren zelf onderzoeken. De bewuste bodemgebruikers van de toekomst! Het project ‘de levende bodem’ en GLOBE in het algemeen hebben een duidelijke wetenschappelijke en maatschappelijke impact. Alle deelnemers hebben een betekenisvolle rol in het geheel.”
Video leerlingen tijdens Geoweek
In de Amsterdamse wijk Slotermeer ontwikkelden wijkprofessionals samen met bewoners een participatieve wijkschouw-app. Met hun smartphone brachten bewoners de positieve en negatieve kenmerken van hun leefomgeving in kaart.
“Om een wijk gezond te maken is actieve betrokkenheid van bewoners noodzakelijk”. Elise van Kempen is onderzoeker van het centrum Duurzaamheid, Milieu en Gezondheid (DMG) van het RIVM en projectleider. “Bewoners zijn experts in het (gezond) wonen, werken, spelen en leren van hun eigen wijk. Hun kennis maakt het mogelijk om een aanpak in te zetten die goed aansluit bij hun belevingswereld en behoeften. Dat is een belangrijke randvoorwaarde voor effectieve gezondheidsinterventies.”
Het project ‘KIJK! Een gezonde wijk’ waarvan de wijkschouw-app een onderdeel is, brengt wetenschap en bewonersparticipatie bij elkaar. “Het schouwen van de buurt bleek zo arbeidsintensief, dat we zochten naar een mogelijkheid om bewoners hiervoor in te zetten. Gaandeweg ontstond het idee om een app te ontwikkelen als hulpmiddel, waarin een aantal indicatoren van gezondheid waren verwerkt.”
“Normaal bepalen wij wat en hoe we onderzoeken, maar nu was de vraag: beste bewoners, wat is volgens jullie het probleem en waar willen jullie iets mee?”, legt Van Kempen uit. Een groep van vijf bewoners keek over de schouders van de projectgroep mee en dacht actief mee. Gevraagd en ongevraagd. Samen met het feit dat dit een nieuwe manier van onderzoeken was liep het daardoor anders dan de onderzoekers verwachtten. Uiteindelijk deden de deelnemers via de app ook zelf meldingen. Zijn de opdrachten om de verschillende indicatoren te meten ingekort en versimpeld. En is er een speurtocht toegevoegd als stimulans om de app te gebruiken.
'Bewonersorganisatie Eigenwijks speelde een een belangrijke rol bij het werven van deelnemende bewoners.'
De samenstelling van het onderzoeksteam is iets om nadrukkelijk rekening mee te houden, vindt Van Kempen. “De bewonersorganisatie Eigenwijks speelde een belangrijke rol bij het werven van deelnemende bewoners. Zij kennen de wijk en hebben een groot netwerk van vrijwilligers. Dat netwerk van vrijwillige gezondheidsambassadeurs hebben ze ingezet om bewoners te werven voor ons project. Dat hielp enorm. Als zo’n netwerk er nog niet is, vraagt dat een goede voorbereiding en veel tijd”.
Het samen met burgers bepalen en data verzamelen heeft veel rijkere kwalitatieve gegevens opgeleverd. ”Door de aanpak en gegevens te bespreken met bewoners kwamen we samen tot nieuwe inzichten. Daarmee konden bewoners anders handelen in een nieuwe ronde van het meten en verzamelen van gegevens. Wat ons betreft een prachtig voorbeeld van citizen empowerment. Niet alleen nieuwe en relevante data zijn het resultaat, maar we hebben buurtbewoners ook bewuster gemaakt van hun omgeving en nieuwe inzichten gegeven in hun eigen wijk.”
'Het is vooral belangrijk dat de mensen in de buurt op een goede manier met elkaar omgaan en een beetje voor elkaar zorgen’
Het project bracht Van Kempen zelf ook nieuwe inzichten. Ook in de factoren die van belang zijn. “Klassieke factoren zoals gezond gedrag en fysieke kenmerken van de leefomgeving zijn heel belangrijk. Maar volgens de deelnemende burgers is het vooral belangrijk dat de mensen in de buurt op een goede manier met elkaar omgaan en een beetje voor elkaar zorgen. Ook hebben we geleerd hoe moeilijk het voor sommige groepen kan zijn om zoiets simpels als een app te installeren en gebruiken. Dat had ik van te voren niet verwacht.”
De toekomstvisie 2023 voor citizen science kwam tot stand dankzij een RIVM-brede groep voortrekkers.
Vanaf eind 2017 werkten zij aan deze visie via interviews met experts en burgerwetenschappers, workshops en bijeenkomsten.
Dit project maakt deel uit van het Strategisch Programma RIVM, speerpunt Risicocommunicatie onder leiding van Chief Science Officer Daniëlle Timmermans.
Leden van de projectgroep:
Lea den Broeder, projectleider
Desiree Beaujean
Liesbeth Claassen
Jeroen Devilee
Janneke Elberse
Elise van Kempen
Sean Sauren
Casper Schoemaker
Mart Stein
Erik Tielemans
Hester Volten