December 2018 |
https://magazines.rivm.nl/magazine-omgevingsveiligheid/2018/12/magazine-omgevingsveiligheid
Het RIVM als verbindingsofficier. We zien dat als een belangrijke rol voor onszelf; Het bij elkaar brengen van en samenwerken met veel verschillende partijen, zowel experts als bedrijven en maatschappelijke organisaties.
Voorbeelden zijn er genoeg. We werken samen in het Programma Duurzame Veiligheid en de Safety Delta Nederland. Voor de belevingsthermometer hebben we samengewerkt met bedrijven, burgers en lokale overheden om de perceptie van veiligheid te meten. Op de RIVM-netwerkdag Omgevingsveiligheid kwamen ruim 80 experts bij elkaar om te netwerken en elkaar te bespreken waar we zoal mee bezig zijn.
Over al deze onderwerpen, en meer, kunt u lezen in dit nieuwe Magazine Omgevingsveiligheid.
En zo leggen we als RIVM de verbindingen, de schakels en draden in het netwerk, brengen we partijen bij elkaar. Dat betekent niet dat we het altijd zelf (willen) doen, maar we kunnen wel mogelijk maken dat het gebeurt! De discussie losmaken en kennis laten stromen, binnen en buiten Nederland. Daaraan willen we ook met dit Magazine Omgevingsveiligheid bijdragen. Graag horen we wat u ervan vindt. Mag het scherper, verdient een onderwerp meer diepgang, kortom: welke kant gaan we op? Laat het ons weten via omgevingsveiligheid@rivm.nl, of laat uw reactie achter onder dit bericht.
Waarom is aandacht voor veroudering van chemische installaties nodig?
Veel installaties in de (petro)chemische industrie in Nederland zijn in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw ontworpen en in bedrijf genomen. Zoals veel, zo niet alles, in de fysieke wereld zijn ook deze installaties onderhevig aan veroudering door omgevings- en gebruiksfactoren.
Dat deze installaties aandacht behoeven blijkt onder meer uit een in 2016 uitgevoerde benchmarkstudie MORE4CORE naar de integriteit van de bestaande industriële installaties. Deze benchmarkstudie is uitgevoerd onder industriële bedrijven in België, Duitsland, Frankrijk en Nederland. Hieruit komt naar voren dat zo’n 41% van de installaties in de procesindustrie vóór 2025 het einde van hun levensduur zal bereiken. Deze installaties vragen dus de komende jaren economisch, maar zeker ook in het kader van de veiligheid veel aandacht. Om veroudering tegen te gaan onderhouden bedrijven de installaties. Waar nodig worden oude installaties vervangen door nieuwe. Ondanks deze onderhoudsinspanningen blijkt veroudering een mede-oorzaak te zijn geweest van incidenten met installaties met gevaarlijke stoffen.
Eén van de eerste instanties die een verband hebben gelegd tussen het falen van een installatie en veroudering, was het Engelse Health and Safety Executive (HSE). In 2010 heeft de HSE incidenten met gevaarlijke stoffen geanalyseerd. Hun bevinding was dat ongeveer 30% van de onderzochte incidenten mede werd veroorzaakt door een verouderingsaspect, ook aangeduid als ‘ageing’. Veroudering beïnvloedt dus de veiligheid van een installatie en daarmee de veiligheid van de werknemer en de omgeving.
Deze HSE-bevinding heeft er toe bijgedragen dat de Europese Commissie in 2012 in de derde versie van de Seveso-richtlijn, veroudering van installaties expliciet als aandachtspunt heeft opgenomen.
De Nederlandse implementatie van de Europese Seveso III-richtlijn is het Besluit risico’s zware ongevallen (Brzo) uit 2015. Brzo- bedrijven moeten dus sinds 2015 in het kader van de veiligheid, gerichte aandacht besteden aan veroudering van hun (veiligheidskritische) installaties (bijlage III van de Seveso III-richtlijn onder b.iii). Sindsdien hebben bedrijven en overheden verschillende initiatieven ondernomen om het begrip ‘veroudering van installaties‘ beter te duiden en om een beter inzicht te krijgen in hoe verouderingsprocessen beheerst kunnen worden.
41% van de installaties in de procesindustrie bereikt vóór 2025 het einde van hun levensduur.
Wat wordt onder ‘ageing’ verstaan?
De Seveso III-richtlijn noch het Brzo uit 2015 geven een definitie van het begrip ‘veroudering’.
Voor een betere duiding heeft het RIVM in opdracht van het ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid (SZW) in 2015 een literatuuronderzoek laten uitvoeren naar veroudering van installaties in de procesindustrie, nucleaire industrie, bij offshorebedrijven, buisleidingen, infrastructurele werken en ICT-systemen.
De eerder aangehaalde HSE definieert ‘veroudering’ als volgt: “Veroudering gaat niet zo zeer over hoe oud een installatie is, maar vooral over wat je weet over de staat waarin deze verkeert en hoe die verandert in de loop van de tijd.” Uitsluitend het feit dat een installatie oud is, betekent niet noodzakelijkerwijze dat deze significant is verslechterd en beschadigd. Ook een relatief jonge installatie kan – misschien eerder dan verwacht - zodanig verslechteren dat de veiligheid in het geding is.
Deze definitie van veroudering houdt vooral rekening met het fenomeen dat de materialen van de installatie in de loop van de tijd door omgevingsomstandigheden (weer/ klimaat, ligging) en door (de wijze van) gebruik aangetast kunnen worden. Corrosie van staal vindt sneller plaats bij installaties die op zee of aan de kust zijn geplaatst dan bij installaties die zich meer landinwaarts bevinden. Een bekend voorbeeld van een installatie die gevoelig is voor veroudering vanwege de wijze van gebruik, is drukapparatuur waarbij bijvoorbeeld materiaalmoeheid op de loer ligt door het frequent onder druk staan. Het sleutelwoord tegen deze vormen van veroudering is technisch onderhoud. Het is van belang dat bij beleid en uitvoering van het technisch onderhoud verouderingsmechanismen worden onderkend en herkend.
Het begrip ‘veroudering van een installatie’ is echter breder dan de verschillende vormen van materiaaldegradatie.
Ook het gebruik van verouderde technieken (aangeduid met de Engelse term ‘obsolescence’; letterlijk ’het in onbruik raken’) kan de veiligheid van de installatie beïnvloeden. Bijvoorbeeld als cruciale onderdelen van de oude installatie niet meer beschikbaar zijn of wanneer combinaties van oude en nieuwe technieken (onverwacht) niet goed met elkaar matchen.
Een derde en niet te onderschatten verouderingsfactor die tot extra veiligheidsrisico’s van de installatie kan leiden, is de veroudering van de organisatie binnen het bedrijf. De kennis binnen die vereist is om de installaties naar de actuele inzichten veilig te gebruiken of te onderhouden kan na verloop van tijd verouderen of door vertrek van personeel wegvloeien.. Ook kunnen risicovolle situaties ontstaan als veiligheidsprocedures behorend bij de installatie niet meer actueel zijn. Een actuele ‘ Management of Change-procedure’ is ook in het kader van veroudering relevant.
De twee laatste vormen van veroudering (obsolescence en veroudering van organisatie) zijn aspecten die worden meegenomen in het Veiligheidsbeheerssysteem of het meer integrale Asset management systeem.
Het begrip ‘veroudering van een installatie’ is breder dan alleen materiaaldegradatie.
De invloed van veroudering op het ontstaan van incidenten met gevaarlijke stoffen.
Zoals hiervoor is geschreven heeft het Engelse HSE bepaald dat veroudering van installaties voor ongeveer 30% van de incidenten met gevaarlijke stoffen een mede-oorzaak is geweest. Het RIVM heeft onderzocht of deze Engelse bevinding ook in Nederland opgaat. En dat blijkt inderdaad in grote lijnen het geval.
Het RIVM heeft de rapportages van de grote incidenten met gevaarlijke stoffen (de Major Hazards Control (MHC) incidenten) over de periode van 2004 tot 2016 geanalyseerd op onderliggende oorzaken. Omdat de toenmalige incidentrapporteurs degradatiemechanismen vaak niet expliciet als ‘ageing’ hebben omschreven en waarschijnlijk ook niet de brede definitie hanteerden (met obsolescence en veroudering van organisatie) zijn voor het onderzoek vaak indirecte aanwijzingen naar verouderingsaspecten gebruikt. Het onderzoeksresultaat dient daarom als indicatief te worden beschouwd.
De geanalyseerde incidenten kunnen voorts dienen als voorbeeld om meer inzicht te verkrijgen waar, wanneer en hoe veroudering een rol kan spelen bij incidenten met gevaarlijke stoffen. De betrokken partijen (bedrijven en overheden) blijken in de praktijk verschillende beelden te hebben over de definitie en reikwijdte van veroudering van installaties. Het is goed dat partijen daarover met elkaar in discussie gaan.
Veroudering van installaties is voor ongeveer 30% mede-oorzaak van de incidenten met gevaarlijke stoffen
Hoe leven de bedrijven de nieuwe Brzo-bepaling over veroudering na?
De drie zuilen van Brzo-inspectiediensten hebben in 2017 een gezamenlijk inspectieproject uitgevoerd naar de naleving van de ‘ ageing-bepaling’ uit het Brzo 2015. De Inspectie SZW (arbeidsveiligheid) heeft zich gericht op algemene managementaspecten zoals verouderingsbeleid, identificatie, inventarisatie, beheersing en monitoring van verouderingsmechanismen. De Omgevingsdiensten (milieuveiligheid) hebben ingezoomd op hoe bedrijven het risicovolle verouderingsmechanisme ‘corrosie onder isolatie’ beheersen. De Veiligheidsregio’s (brandveiligheid) hebben de verouderingsaspecten van blus- en koelwatersystemen voor de bestrijding van branden onder de loep genomen.
De onderstaande kwantitatieve resultaten van het ageing-project zijn vastgelegd in de Brzo-monitor over 2017 die onderdeel is van de aan de Tweede Kamer gerapporteerde Staat van de Veiligheid over 2017. Een rapportage met meer uitgebreide kwalitatieve resultaten van de verouderingsinspecties wordt vanaf oktober 2018 verwacht. Deze rapportage vormt ook de basis voor het vervolgproject in 2019.
Er zijn 2017 in totaal 283 ‘ ageinginspecties’ uitgevoerd bij 278 Brzo-bedrijven. Daarbij zijn 72 overtredingen geconstateerd. In de volgende tabel is weergegeven hoe de overtredingen over de drie hoofdonderwerpen zijn verdeeld.
Hoofdonderwerp | Aantal overtredingen |
---|---|
Veroudering algemeen | 33 |
Corrosie onder isolatie | 24 |
Koel- en bluswaterleidingen | 15 |
Totaal | 72 |
De overtredingen op het hoofdonderwerp ‘Veroudering algemeen’ betreffen vaak het nog niet of niet volledig opnemen van veroudering in hun onderhouds-, asset- of veiligheidsbeheerssysteem. Daarbij zijn gebreken geconstateerd met betrekking tot (het ontbreken van) verouderingsbeleid, inventarisatie van verouderende installaties of de beheersing van veroudering.
Bij de hoofdonderwerpen Corrosie onder isolatie en Koel- en bluswaterleidingen ligt het merendeel van de overtredingen op het vlak van de beheersing van de integriteit van de verouderende installatie.
De manier waarop het verouderingsbeleid vorm heeft gekregen, verschilt per bedrijf. Vaak wordt vertrouwd op het preventief onderhoud dat wordt uitgevoerd op de installaties, terwijl een volledige inventarisatie op het gebied van degradatiemechanismen ontbreekt. Juist omdat er vanuit wordt gegaan dat veroudering onderkend wordt door het uitvoeren van onderhoud op installaties, is er geen apart beleid beschreven in bijvoorbeeld het Pbzo document, procedures of controlelijsten. Toch zijn er ook bedrijven die een gedocumenteerd en geschikt systeem hebben waarin de aspecten ten aanzien van veroudering van installaties, procedures en behoud van kennis zijn opgenomen. Verder zijn er bedrijven die aandacht hebben voor het onderwerp en ideeën hebben ontwikkeld om hiermee om te gaan, maar dat nog niet volledig uitgewerkt of geïmplementeerd hebben.
Meer initiatieven om de kennis over ageing van installaties te vergroten
Naast diverse symposia, congressen en workshops die het afgelopen jaar hebben plaatsgevonden over het onderwerp ‘ageing van installaties’, is de aandacht voor veroudering binnen het programma Duurzame Veiligheid 2030 van de (petro)chemische industrie het vermelden waard. Om een duurzame veiligheid in 2030 te bereiken zijn roadmaps uitgezet. Eén van de roadmaps gaat over duurzaam assetmanagement. Deze roadmap is gericht op het borgen van de integriteit en het optimaliseren van de beschikbaarheid van de assets in de (petro)chemische industrie. De brancheverenigingen van de (petro)chemische industrie zijn gestart met het in beeld brengen van de staat van de assets van hun leden. In deze nulmeting wordt getracht meer inzicht te verkrijgen in de veroudering van de assets. Er wordt gekeken naar de leeftijd van de assets, het investeringsniveau voor modernisering van de assets (onder andere voor veiligheid), de resterende levensduur en de trend in onderhoudskosten in de afgelopen jaren. De verwachting is dat de (eerste) resultaten in de 2e helft van 2018 beschikbaar zijn.
De roadmap richt zich ook op concrete projecten om het duurzaam assetmanagement verder te brengen. Het innovatieve project ‘Corrosion under insulation’(CUI) is daar een mooi voorbeeld van. Het CUI probleem wordt op heel veel plekken in de chemische industrie ervaren, maar vereist een gezamenlijk aanpak. Het project wil goede praktijken leveren voor de aanpak van CUI, waaronder nieuwe inspectiemethodieken om CUI nauwkeuriger en voorspelbaarder vast te stellen en nieuwe beschermingstechnieken om deze vorm van materiaaldegradatie te beperken.
Het tijdig vervangen van verouderende installaties – voordat er incidenten ontstaan - vereist ‘smart’ onderhoud. In plaats van het veelal toegepaste correctief onderhoud (vervangen wanneer de installatie ‘stuk’ is) moeten bedrijven meer preventief of predictief onderhoud gaan plegen. Op het terrein van innovatief onderhoud zijn interessante ontwikkelingen gaande die bijeen worden gebracht binnen het Nederlandse platform World Class Maintenance.
Ten slotte is er het initiatief van de Inspectie SZW, Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM), de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) en het Agentschap Telecom. Deze rijksinspecties willen van elkaar leren hoe zij verouderingsinspecties uitvoeren en hoe de verschillende doelgroepen omgaan met de veroudering van hun installaties. De rijksinspecties hebben daarbij nadrukkelijk ook kennisinstituten uitgenodigd om de kennis omtrent verouderende installaties bijeen te brengen.
In het programma Duurzame Veiligheid 2030 (www.dv2030.nl) werken industrie, wetenschap en overheid samen aan het doel om de veiligheid in de (petro)chemie in 2030 duurzaam en significant te hebben verbeterd. Het RIVM vindt transparantie een belangrijk middel om die doelstelling te bereiken en is als coördinator van de roadmap over transparantie verbonden aan het programma.
Het is belangrijk te kunnen leren van zowel goede praktijken als van zaken die mis zijn gegaan. Daarom richt de roadmap transparante sector zich op de bevordering van een open en rechtvaardige veiligheidscultuur en de mechanismen om veiligheidsinformatie te delen. Er wordt bijvoorbeeld gekeken wat we kunnen leren van ‘just culture’ in de luchtvaart. Een ander belangrijk element in deze roadmap is de communicatie met de samenleving en omwonenden over veiligheid en incidenten. Wanneer er wordt aangesloten bij de beleving van risico’s, kan communicatie bijdragen aan vertrouwen, risicoacceptatie en zelfredzaamheid. Daarnaast kan het een prikkel zijn voor bedrijven om continue aandacht te blijven besteden aan veilig werken.
Het is belangrijk te kunnen leren van zowel goede praktijken als van zaken die mis zijn gegaan.
Op 24 september 2018 evalueerden de (petro)chemische industrie, wetenschap en overheid de vijf roadmaps van het programma Duurzame Veiligheid 2030. Ook werd het startsein gegeven voor Safety Delta Nederland, om gezamenlijk te werken aan de innovatie-veiligheidsagenda van de (petro)chemie. Door er bijvoorbeeld samen voor te zorgen dat de laatste inzichten op het gebied van veiligheid onderdeel worden van opleidingen en door experimenten met innovatieve technieken of data-uitwisseling mogelijk te maken. Daarbij wordt voortgebouwd op de resultaten van het programma Duurzame Veiligheid 2030.
Uit de pilot blijkt dat de vragenlijst geschikt is voor het meten van veiligheidsbeleving. Ook geeft de pilot inzicht in de factoren die kunnen samenhangen met de veiligheidsbeleving. Het is mogelijk verschillen tussen de veiligheidsbeleving van mensen te laten zien op basis van onder andere leeftijd, opleidingsniveau en afstand tussen woning en chemische industrie. Ook is het mogelijk om de vragenlijst in heel Nederland te gebruiken en periodiek aan respondenten voor te leggen. Op basis van de pilot doet het RIVM enkele concrete suggesties om de vragenlijst te verbeteren. Zo is het belangrijk extra aandacht te geven aan de werkwijze om voldoende representatieve deelnemers te werven.
Kennis over factoren die samenhangen met veiligheidsbeleving biedt aanknopingspunten om in te spelen op de beleving van inwoners. De factor die het meest samenhangt met de veiligheidsbeleving is de mate waarin mensen positief zijn over de omgeving waarin zij wonen als geheel. Hoe positiever mensen hun woonomgeving ervaren hoe positiever de veiligheidsbeleving en andersom. Ook de mate waarin mensen erop vertrouwen dat overheden en bedrijven een ongeval kunnen voorkómen, hangt samen met de veiligheidsbeleving. Hoe groter dit vertrouwen, hoe groter de veiligheidsbeleving en andersom.
In de pilot zijn de resultaten van de stad met enkele chemiebedrijven (Deventer) en de stad nabij veel chemische industrie (Zaandam) met elkaar vergeleken. Omdat de deelnemers aan de pilot de inwoners van de twee steden onvoldoende weerspiegelden, zijn de inhoudelijke opbrengsten van de pilot puur indicatief. Uit de pilot blijkt dat deelnemers uit de stad met enkele chemiebedrijven de veiligheid positiever beleven dan deelnemers uit de stad die nabij veel chemische industrie ligt. Ook de veiligheid in relatie tot activiteiten met gevaarlijke stoffen beleven mensen in de stad met enkele chemiebedrijven (Deventer) positiever dan mensen in de stad nabij veel chemische industrie (Zaandam). Uit een open vraag blijkt dat in beide steden sociale veiligheid als het belangrijkste onderwerp wordt gezien als het gaat om de veiligheid in de eigen woonomgeving. De aanwezigheid van gevaarlijke stoffen wordt door een kleine groep inwoners genoemd.
Resultaten Deventer: Beleving woonomgeving
Resultaten Zaandam: Beleving woonomgeving
In beide steden hebben circa 4.000 adressen een vragenlijst ontvangen met stellingen over zes verschillende onderwerpen die samenhangen met veiligheidsbeleving. Op de webpagina over de belevingsthermometer staat een uitgebreide samenvatting van het rapport. Op deze webpagina staan ook per deelnemende stad de resultaten van enkele stellingen in de vragenlijst. In het rapport zijn de volledige resultaten te lezen.
Op 26 september 2018 organiseerde centrum Veiligheid alweer de derde netwerkdag Omgevingsveiligheid. Meer dan 80 professionals kwamen naar Bilthoven om elkaar te ontmoeten en de actualiteit van het werkveld met elkaar te bespreken.
Deze middag kwamen verschillende onderwerpen aan de orde. Zowel vanuit de wetenschap als de inspectie werd gekeken naar hoe we de veiligheid van de leefomgeving kunnen verbeteren. Genserik Reniers presenteerde de voorlopige resultaten van het onderzoek naar de veiligheid in clusters van chemische bedrijven (bv Chemelot, Eemshaven en Botlek). Zijn deze veiliger dan alleenstaande bedrijven? En wat zijn de parameters daarvoor?
Ook de inspecties spelen door hun toezicht een belangrijke rol in de veiligheid van de chemische industrie. Maar hoe bepaal je met beperkte middelen daarvoor de prioriteiten? De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) doet dat sinds vorig jaar op basis van de ILT-brede risicoanalyse (IBRA). Fred Huisman en Domien Claesens lieten zien dat op basis van een rationele kans (frequentie) x effect (impact) benadering een berekening van de maatschappelijke kosten van een incident gemaakt wordt. De uitkomsten van de IBRA zijn daarmee het begin van een gesprek over de inzet van de ILT.
Een heel ander aspect van veiligheid is de cultuur. Sjoerd Post van DCMR lichtte het cultuuronderzoek toe dat gehouden is onder 19 bedrijven in de regio Rijnmond. Daarbij is gelet op de kwaliteit van de veiligheidscultuur en de verschillen tussen bedrijven en sectoren. Naast inzicht in de cultuur beoogt dit onderzoek ook de veiligheidsprestaties van bedrijven te verbeteren. De focus voor de komende jaren ligt op het onderzoek naar de effectiviteit van interventies die daarop van invloed zijn geweest.
Ook vanuit het RIVM waren er bijdragen. Henk Jan Manuel ging dieper in op de analyse van incidenten met gevaarlijke stoffen op basis van storybuilder MHC. Gea Stam presenteerde Pluimradar. Pluimradar is in samenwerking met het KNMI ontwikkeld en voorspelt met actuele weerdata, de verspreiding van gevaarlijke stoffen tijdens een incident.
Enthousiaste deelnemers
Ook op deze derde netwerkdag is het doel weer bereikt: in contact komen met collega’s, kennis delen en nieuwe ontwikkelingen met elkaar bespreken. Kortom, netwerken. En dat werd als zeer positief ervaren door de bezoekers van de bijeenkomst.
De nieuwe versie van SAFETI-NL, versie 8.1, is eind oktober 2018 beschikbaar gesteld aan de gebruikers. De interface van het rekenprogramma is aanzienlijk gewijzigd ten opzichte van de huidige versie, versie 6.54. Ook zijn er veranderingen in de modellering. Voor de huidige gebruikers van SAFETI-NL zijn in december, januari en februari nog een aantal upgrade cursussen te volgen. In januari, februari en in maart zijn ook basiscursussen georganiseerd voor SAFETI-NL 8.1. Meer informatie hierover vindt u op: https://www.rivm.nl/safeti-nl
Versie 8.1 van Safeti-NL kan gebruikt worden voor het berekenen van aandachtsgebieden. Het voorschrijven van Safeti-NL versie 8.1 in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) voor het berekenen van risicocontouren en groepsrisico is nu voorzien op 1 juli 2019.
Dit betekent dat in de periode tot 1 juli 2019 versie 6.54 nog steeds de voorgeschreven versie is. In overleg met het bevoegd gezag kan besloten worden de risicoberekeningen met versie 8.1 uit te voeren. Het voorschrijven van Safeti-NL versie 8.1 in de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt nog onderzocht op de consequenties alvorens de regelgeving daarop wordt aangepast.
Het RIVM vindt versie 8.1 meer dan gelijkwaardig aan versie 6.54. Gezien het grote aantal modelwijzigingen en de significante aard ervan, is RIVM van mening dat SAFETI-NL 6.54 inhoudelijk gezien niet meer actueel is; de effecten en risico’s die in versie 6.54 worden berekend, zijn in veel gevallen niet meer conform de huidige inzichten. Met versie 8.1 wordt wel aangesloten bij de huidige inzichten.