December 2018 | Nummer 3
https://magazines.rivm.nl/2018/12/rivm-magazine
Sinds september 2018 is Hans Brug (55) de nieuwe directeur-generaal van het RIVM. Hij volgt André van der Zande op, die in juni afscheid nam. Gezondheidswetenschapper Brug voelt zich al helemaal thuis op het RIVM. “Ik ben open en vriendelijk ontvangen door gedreven, intrinsiek gemotiveerde mensen.”
Het RIVM heeft wel een andere dynamiek dan de Universiteit van Amsterdam, waar Hans Brug als decaan werkte voordat hij bij het RIVM kwam. Hier zijn geen studenten. En hij heeft veel directer met de beleidsmakers in Den Haag te maken. “Dichtbij en direct relevant voor het volksgezondheid- en milieubeleid. De dynamiek met het Haagse vind ik heel interessant. Mijn motivatie om bij het RIVM te willen werken had daar onder meer mee te maken.
Verder ben ik altijd actief geweest in bestuur en praktijk van gezondheidswetenschappen, met ook een focus op een gezonde leefomgeving. Dat sluit natuurlijk prima aan bij het RIVM-werk. Ik ontmoet hier gedreven, intrinsiek gemotiveerde mensen. Ze willen echt wat voor de samenleving betekenen.”
Hans Brug ziet het RIVM als een spin in het web van de volksgezondheid en de leefomgeving. “Kennis en inzichten over gezondheid en milieu komen bij elkaar, uit een heleboel bronnen. We verrijken die kennis of vullen die aan met onze eigen wetenschap. En vertalen dit vervolgens naar beleidsadviezen, uitvoering en implementatie. Van die implementatie leren we weer om onze adviezen verder te verbeteren.” Het RIVM kan dit niet allemaal alleen. “We moeten echt een netwerkorganisatie zijn.”
'RIVM'ers willen echt wat voor de samenleving betekenen.'
Een belangrijke kernwaarde van het RIVM is betrouwbaarheid. Wat Hans Brug betreft ‘een van de kroonjuwelen’ van het RIVM. Die betrouwbaarheid wordt door onze opdrachtgevers en door de meeste Nederlanders herkend en erkend, zo blijkt onder meer uit het RIVM-imago-onderzoek.
“Alles wat wij naar buiten brengen moet betrouwbaar zijn. Het gaat dan om wetenschappelijke betrouwbaarheid, maar ook om transparantie en integriteit. In een tijd waarin de waarde van wetenschap soms ter discussie staat, is onze positie als trusted advisor belangrijk.” Trusted advisor wil zeggen dat het RIVM een betrouwbare adviseur is op basis van wetenschappelijke kennis.
Een belangrijk onderdeel van die betrouwbaarheid is een onafhankelijke positie. Het RIVM werkt vaak in opdracht, bijvoorbeeld van ministeries. Hans Brug: “De vraag is daarbij: hóe voeren we opdrachten uit. De onafhankelijkheid daarvan raakt aan onze betrouwbaarheid. Hoe doen we onderzoek, hoe kiezen we onze methoden, hoe trekken we onze conclusies? Dat is heel goed geborgd binnen het RIVM, en zelfs in de Wet op het RIVM die ons daar garanties voor geeft.”
'We willen nog actiever met decentrale overheden gaan samenwerken.'
Ministeries zijn de belangrijkste opdrachtgevers van het RIVM. Daarnaast is er een sterke wisselwerking tussen decentrale overheden en het RIVM. Veel uitvoering van volksgezondheid- en milieubeleid gebeurt bij de centrale overheden. Ook veel gegevensverzameling vindt decentraal plaats. Hans Brug: “We willen nog actiever met deze decentrale overheden gaan samenwerken. Dat draagvlak wordt steeds belangrijker.”
Deze aandacht voor decentraal is wat Hans Brug betreft een belangrijk thema van de RIVM-strategie 2025. De huidige RIVM-visie loopt tot 2020, vandaar dat nu gewerkt wordt aan een nieuwe stip op de horizon. “De visie en strategie bouwt voort op RIVM2020, met extra aandacht voor vertaling naar wat we gaan doen en laten om onze strategische doelen te bereiken. Die toekomstplannen gaan we met elkaar uitwerken, samen met onze medewerkers, opdrachtgevers en stakeholders.”
Het RIVM heeft als belangrijke focus: midden in de maatschappij. Hoe vindt Hans Brug als relatieve nieuwkomer dat het RIVM dit doet? “Het RIVM staat iedere dag midden in de maatschappij. Of het nu gaat over het Rijksvaccinatieprogramma, chroom6, fijnstof of bevolkingsonderzoeken, om enkele voorbeelden te noemen. We zijn wekelijks, soms dagelijks in het nieuws over zaken die ertoe doen.
Het wetenschappelijk werk dat we doen belandt niet alleen op het bureau bij de ministeries. Nederlandse burgers verhouden zich tot dat werk. Ze bezoeken onze website, lezen onze rapporten of publiekssamenvattingen, komen ons tegen in de pers. Steeds vaker ook zijn burgers zelf de onderzoekers. Die burgerwetenschap (citizen science) verbreedt en verdiept ons onderzoek en versterkt de band met het publiek. Betrokkenheid bij ons werk is heel belangrijk.”
'Ik hoef zelf niet op het podium te staan, maar ben blij als de ploeg wint.'
“Het RIVM is een supertanker die goed op koers is. Er zijn nu geen grote veranderingen nuttig of nodig. Maar wat wel aandacht nodig heeft, is dat onze kennisbasis op orde blijft. Ik zie die kennisbasis als een humuslaag, die we goed in stand moeten houden.
Die humuslaag bestaat uit binnen het RIVM aanwezige en goed onderhouden kennis en expertise. Die is nodig om snel en goed planten te kunnen laten groeien en bloeien: de opdrachten die we krijgen van de ministeries en andere opdrachtgevers. De humuslaag voeden en onderhouden we onder meer in ons eigen onderzoeksprogramma Strategisch Programma RIVM. Maar ook op andere manieren sorteren we met eigen onderzoek voor op de vragen van morgen. Daar moeten we wel voldoende middelen voor blijven krijgen.”
We weten nog niet zoveel over Hans Brug zelf. Wat vindt hij belangrijk in het werk, als manager? “Ik ben er voor de organisatie. Ik wil een dienend, faciliterend leider zijn. Samen doen, daar ben ik een groot voorstander van. Mijn motto is: ‘zorgvuldigheid is belangrijker dan haast’. Maar de uitdrukking ‘geduld is een schone zaak’ past dan weer helemaal niet bij me.
Als enthousiast fietser gebruik ik graag metaforen uit het wielrennen. Ik zie mezelf als wegkapitein. Ik houd mensen waar nodig uit de wind, ben graag bereid om te gaan leuren voor een paar drinkbussen zodat die goed verdeeld kunnen worden. Maar ik ben ook duidelijk als ik denk dat het anders moet. Als de ploeg niet goed samenwerkt, zal ik dat zeker laten weten. Ik hoef zelf niet op het podium te staan, maar ben blij als de ploeg wint.”
Profiel Hans Brug
Hans Brug is sinds september 2018 directeur-generaal van het RIVM. Voorheen was hij decaan van de faculteit der Maatschappij en Gedragswetenschappen bij de Universiteit van Amsterdam. Daarvoor was hij decaan en lid van de raad van bestuur van VU Medisch Centrum. Eerder vervulde hij o.a. de functie van directeur bij het EMGO Institute for Health and Care Research in Amsterdam.
Hans Brug studeerde voedingswetenschappen en epidemiologie aan de Wageningen Universiteit en promoveerde in de gezondheidswetenschappen aan de Universiteit Maastricht.
In zijn vrije tijd is hij een fervent fietser.
Het RIVM en het microbenmuseum ARTIS-Micropia ontwikkelden een route door het museum over antibioticaresistentie. De route laat zien wat antibiotica zijn, waar ze vandaan komen en wat antibioticaresistentie is. Bezoekers ontdekken ook wat de gevolgen van resistentie zijn voor de volksgezondheid, en wat ze zélf kunnen doen om het een halt toe te roepen. “Voor het eerst ter wereld laten we levende microben zien,” aldus Jasper Buikx, hoofd Micropia en bioloog.
Een lift brengt je naar een donkere ruimte. Bezoekers verplaatsen zich zo van de wereld die ze met hun eigen ogen kunnen zien naar de onbekende, onzichtbare wereld. “Dat is de wereld van de microben,” vertelt Buikx. “Zo maken we duidelijk hoe deze kleinste organismen werken en waarom ze zo nuttig zijn. Zonder hen is er geen leven op aarde mogelijk. Bacteriën, virussen, schimmels – de meeste mensen vinden ze een beetje vies of onsmakelijk. Sommige zijn dat, maar lang niet alle. Ze zijn bijvoorbeeld heel belangrijk voor de spijsvertering.”
'Samen hebben we de verhaallijn bepaald'
In het museum zijn – voor het eerst ter wereld – levende microben te zien via microscopen. Deze hoogtechnologische apparatuur is aangesloten op een kijker en een joy stick zodat ze voor het publiek bruikbaar zijn. Kinderen snappen daardoor meteen hoe ze moeten worden bediend, zegt Buikx met een glimlach. Filmpjes en tekst geven nog aanvullende informatie.
Op dezelfde manier wordt duidelijk gemaakt hoe bacteriën resistent kunnen worden tegen antibiotica. ’s Middags is er een laborant van Micropia aanwezig die laat zien waarom antibiotica alleen bij een bacteriële infectie werken en niet bij een verkoudheid of griepje. Deze ziekten worden door een virus veroorzaakt. De laborant legt ook uit hoe je kunt beperken dat resistente bacteriën zich verspreiden. “Je kunt hier al je vragen stellen,” aldus het hoofd van het museum.
Antibiotica zijn van oorsprong natuurlijke stoffen. Microben gebruiken deze stoffen om hun bacteriële concurrenten uit de weg te ruimen. Als medicijn hebben ze in ons lichaam een vergelijkbaar effect: ze doden ziekteverwekkende bacteriën. Zo hebben antibiotica in de afgelopen decennia miljoenen levens gered.
“Helaas worden steeds meer bacteriën resistent tegen antibiotica”, licht Arnold van Maurik van het RIVM toe. Door antibiotica juist te gebruiken, beperk je dat ziekteverwekkers er ongevoelig voor worden. De antibiotica kunnen hun werk dan niet meer doen, wat het moeilijker maakt om weer beter te worden. “Het is daarom belangrijk dat antibiotica op de juiste manier gebruikt worden, en dat artsen deze medicijnen alleen voorschrijven als dat echt nodig is.”De groep 8-leerlingen die voor de opening van de tentoonstelling waren uitgenodigd, hebben er veel van geleerd. “We merkten aan hun reacties dat ze de basisboodschap over antibioticaresistentie ‘alleen goed en juist gebruiken’ hadden meegekregen,” aldus Van Maurik. Ze weten nu ook dat deze bacteriën zich via handen razendsnel kunnen verspreiden. “Met de ontwikkelde route wordt dus een breder publiek bereikt om dit onderwerp duidelijk uit te leggen.”
De route is een aanvulling op een paar bestaande onderdelen van het museum over antibiotica.
Het RIVM leverde de inhoudelijke kennis over antibioticaresistentie. “Samen hebben we de verhaallijn bepaald,” zegt Buikx. “Zij leverden de inhoud en wij vertaalden die naar een ‘museale’ vorm.” Volgens Buikx en Van Maurik verliep de samenwerking heel prettig en smaakt het zeker naar meer. “Als we de financiering rondkrijgen, willen we er graag een vaste tentoonstelling van maken.”
Micropia in Amsterdam wil een breed publiek enthousiast maken voor microbiologie: de wetenschap over het kleinste en machtigste leven op aarde. Voorbeelden zijn schimmels, gisten, algen en bacteriën. De route over antibioticaresistentie ‘Een knokpartij in je lijf’ is tot en met de voorjaarsvakantie van 2019 te zien.
Kijk op de RIVM-website voor meer informatie over antibioticaresistentie.
Fons van der Lucht is senior public health onderzoeker bij het RIVM en daarnaast lector Healthy Ageing and Public Health bij de Hanzehogeschool Groningen. Op 11 oktober 2018 hield hij zijn lectorale rede in Groningen.
‘Grijs gebied verzilveren’ is de titel van zijn lectorale rede. Die geeft meteen de ambitie van Fons van der Lucht weer. “Mijn doel is om de problemen rond gezond ouder worden te agenderen, maar ook de mogelijkheden en kansen te benoemen. Ik wil graag bijdragen aan een visie op de derde levensfase. Vooral de kwaliteit van leven neemt daarin een belangrijke plaats in, en dat vraagt om een collectieve aanpak. Het is echt urgent nu.”Want de komende 30 jaar neemt het aantal mensen boven de 65 jaar in Nederland met 1,5 miljoen toe. Meer dan een kwart van de bevolking zal in 2040 ouder dan 65 zijn.
“Er wordt veel vanuit zorg gedacht, vanuit individuen. Dat is niet houdbaar. We lopen tegen de grenzen van ons stelsel aan. In de publieke gezondheid, waar ik me mee bezighoud, kijk je naar de hele bevolking. Kleine initiatieven zijn er genoeg, maar hoe kom je tot iets waar de hele groep baat bij heeft?”
Preventie gaat volgens Fons van der Lucht verder dan alleen leefstijl. “Zingeving en meedoen zijn minstens zo belangrijk om gezond oud te kunnen worden.”
Een grote groep ouderen in Nederland heeft een ziekte of aandoening, maar voelt zich goed. Veel ouderen zijn vitaal en actief. Maar een deel is ook erg kwetsbaar. “In mijn lectoraat focus ik onder meer op kwetsbaarheid. Ik sluit daar aan bij een groot project binnen de hogeschool. Onderzoekers bij het RIVM die met dit thema bezig zijn probeer ik daar zoveel mogelijk bij te betrekken.
'In gemeenten zien ze veel ouderen met ondervoeding'
In een lectoraat sta je ook erg dicht op de praktijk. In gemeenten zien ze bijvoorbeeld veel ouderen met ondervoeding.” Studenten voeding en diëtiek van de Hanzehogeschool Groningen werken nu aan oplossingen hiervoor. Tegelijkertijd zie je dat de huisartsen in de regio allerlei gegevens hebben verzameld over kwetsbaarheid en ondervoeding. "Door dit bij elkaar te brengen hopen we kansrijke oplossingen te vinden voor kwetsbare ouderen." Meteen een mooi voorbeeld van de manier waarop het lectoraat onderdeel is van kennisnetwerken.
Ook eenzaamheid komt veel voor onder ouderen. Traditionele sociale ouderenactiviteiten zoals bingo zijn soms prima, maar veel ouderen zoeken iets anders. “Wandelvoetbal is een goed voorbeeld van een andersoortige, innovatieve activiteit. Je bent samen actief bezig, het is leuk, en het is fysiek niet te zwaar.” Ook vrijwilligerswerk draagt bij aan zingeving.
Gemeenten hebben een steeds belangrijkere rol gekregen in het ouderenbeleid. Van der Lucht werkt ook graag met gemeenten samen om over en weer kennis te delen. “Participatie, meedoen is het toverwoord. Als gemeente wil je weten hoe je dit bereikt bij ouderen. Hoe ziet de omgeving eruit waarin de oudere sociaal actief is? Het gaat bijvoorbeeld om een rustige, bereikbare omgeving – ook bereikbaar met de rollator.”
'Mentaal sterk zijn, grip houden en ontspanning zijn belangrijke ingrediënten om prettig oud te worden.'
Als voorbeeld noemt hij de Groningse gemeente Appingedam. “Daar zijn bewoners zelf plannen aan het maken om meer gezonde jaren te bereiken. Ze willen een ‘blue zone’ creëren. Blauwe zones zijn plaatsen in de wereld waar mensen langer leven dan elders. Mijn inbreng bij die plannen is systematiek aanbrengen, monitoring toevoegen, bepaalde RIVM-kennis delen. Allerlei kleine ideeën komen samen in een integrale aanpak. In Appingedam hebben we nu vanuit de hogeschool een innovatiewerkplaats ingericht.”
“Kennis in actie brengen, daar gaat het mij om. Dat de volksgezondheid er echt bij gebaat is. Mijn hart gaat ook sneller kloppen van vernieuwende initiatieven. Een innovatie als de zelfrijdende auto is heel belangrijk voor ouderen. Als je in een krimpregio woont en het is steeds spannend of je rijbewijs nog verlengd wordt, dan is een zelfrijdende auto misschien wel dé oplossing.”
Zelf hoopt Fons van der Lucht fit oud te kunnen worden. “Ik hoop dat ik kan blijven werken, actief dingen kan blijven doen. Ook vanuit zingeving.
Ik vind het belangrijk om ontspannen te zijn. We hebben een relaxte samenleving nodig. Ouderen ervaren vaak onvoldoende grip, ze raken het overzicht kwijt. Mentaal sterk zijn, grip houden en ontspanning, dat zijn voor mij belangrijke ingrediënten om prettig oud te worden. Die cognitieve aspecten worden vaak onderschat. Veerkracht is heel belangrijk om prettig en gezond oud te worden.”
Het RIVM vindt het belangrijk om als wetenschappelijk instituut zelf onderzoek uit te voeren of daaraan bij te dragen. Hiermee ontwikkelen we kennis waarmee we onze rol als betrouwbare adviseur voor de overheid goed kunnen blijven vervullen. In RIVM Magazine vindt u een overzicht van recent gepromoveerde medewerkers. De afgelopen tijd waren dat Suzanne Ruwaard en Anita Suijkerbuijk.
Het nieuwe zorgstelsel dat in 2006 in Nederland werd geïntroduceerd, presteert vooral goed als het gaat om de toegankelijkheid van de zorg. Het is echter lastig voor de verzekeraars om de kosten te beteugelen. De overheid speelt daarin een grotere rol dan voorzien. Dat blijkt uit een promotieonderzoek van Suzanne Ruwaard, gefinancierd door het RIVM en het CPB. Zij promoveerde op 14 september 2018 aan de Tilburg University.
In 2006 werd in Nederland het model van gereguleerde concurrentie geïntroduceerd in het zorgstelsel, met als doel de kosten te beteugelen en de kwaliteit van de zorg te verhogen. Daarmee werden drie markten geïntroduceerd: de zorgverleningsmarkt, de zorginkoopmarkt en de zorgverzekeringsmarkt. Suzanne Ruwaard bestudeerde hoe de zorginkoopmarkt tot dusver heeft bijgedragen aan de kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid van de zorg.
Resultaten
Het zorgstelsel werkt anders dan voorzien, concludeert de promovenda. De inkoopmarkt functioneert vooral goed op het gebied van toegankelijkheid van de zorg. De rol van kwaliteit bij de inkoop is klein, maar neemt wel toe. Het blijkt echter niet eenvoudig voor de verzekeraars om de kosten te beteugelen.Inkopen op kwaliteit is lastig omdat kwaliteit nog onvoldoende inzichtelijk is, zo blijkt uit Ruwaards onderzoek. Bovendien zijn de omstandigheden van de zorginkoopmarkt veranderlijk. De rol van de verzekeraars is in de praktijk eerder faciliterend dan redigerend.
Overheid
Tegelijkertijd speelt de overheid een belangrijkere rol dan voorzien. Zij oefent druk uit om de betaalbaarheid te garanderen en de kwaliteit van de zorg op de agenda te zetten. Het nieuwe zorgstelsel werkt dus niet zoals we op voorhand bedacht hadden, maar het werkt vrij goed en beweegt ook de goede kant op, concludeert Ruwaard. Als we willen dat de verzekeraars de rol als kritische inkoper verder ontwikkelen, zullen we hun daarvoor ook meer ruimte moeten geven.
Titel proefschrift: Purchasing healthcare: Beyond getting the financial incentives right
Promotor: prof. dr. J.J. Polder
Copromotors: dr. ir. R.C.M.H. Douven en dr. J.N. Struijs
Uitbraken van infectieziekten kunnen een grote impact hebben op de samenleving. Het gaat dan niet alleen om de ziektelast, maar ook om kosten: medische kosten, productiviteits-verliezen, kosten voor patiënten zelf, kosten voor het bedrijfsleven en kosten om de uitbraak te bestrijden. Kostenevaluaties kunnen helpen om de aanpak van volgende infectieziekte-uitbraken doelmatiger te organiseren, concludeert promovenda Anita Suijkerbuijk, werkzaam bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Zij promoveerde op 23 november 2018 aan de Tilburg University.
Tijdens haar promotieonderzoek heeft Suijkerbuijk diverse uitbraken van infectieziekten onder de loep genomen: de mazelenepidemie, een uitbraak van salmonella een uitbraak van een resistente bacterie in een ziekenhuis en de mogelijke verspreiding van ebola in Nederland.
Zo was er in 2014 een wereldwijde dreiging van ebola en ook Nederland moest zich voorbereiden op de komst van besmette patiënten. Daarvoor moest speciale kleding aangeschaft worden en waren er trainingen voor zorgpersoneel. De kosten van al die maatregelen liepen naar schatting op tot 12,6 miljoen euro. Dat had lager kunnen uitpakken wanneer slechts een of twee ambulanceregio’s en academische ziekenhuizen voorbereidingen hadden getroffen voor het vervoer en de opvang van mogelijke ebola-patiënten. De zorg voor mogelijke ebola-patiënten zou daardoor niet minder goed zijn geweest, aldus Suijkerbuijk. Suijkerbuijk vindt het een goed idee om na afloop van een landelijke infectieziekte-uitbraak, vaker op een systematische manier de kosten inzichtelijk te maken.
Succesvolle interventies
In haar proefschrift belicht Suijkerbuijk ook een aantal economische evaluaties van interventies die verdere verspreiding van infecties zouden kunnen voorkomen. Deze economische evaluaties dragen vaak bij aan de ontwikkeling van nieuw beleid gericht op infectieziekten en het maken van onderbouwde keuzes van nieuwe interventies.
Een voorbeeld van een gunstige interventie is het invoeren van screening op hepatitis B en C onder eerstegeneratie migranten. Onder deze groep migranten die in Nederland leeft, komt chronische hepatitis B en C veel voor. Het screenen op hepatitis B en C en de behandeling ervan is kosteneffectief, doordat ziektekosten, ziekenhuisopnames, productiviteitsverliezen en sterfte aan hepatitis B en C worden voorkomen. Voor de meeste eerstegeneratie migrantengroepen met een hoog aantal verwachte chronische infecties is het aanbieden van een gecombineerde screening de meest doelmatige strategie. GGD’en verkennen momenteel samen met zorgaanbieders de opzet van regionale screeningsprojecten.
Titel proefschrift: Costs of infectious diseases outbreaks and cost-effectiveness of interventions
Promotor: prof. dr. J.J. Polder
Copromotors: dr. G.A. de Wit en dr. H.E. de Melker
De overheid wil niet alleen dat Nederland gezond en veilig is, maar ook dat mensen het als zodanig ervaren. Daarom richt RIVM-onderzoek zich steeds vaker op de vraag hoe mensen kijken naar risico’s in hun leefomgeving. Zo wordt onderzocht hoe burgers denken over risico’s van incidenten met straling. Door dat te weten kan de communicatie vanuit de overheid daar beter op aansluiten. Ook is een vragenlijst ontwikkeld waarmee het mogelijk is de veiligheidsbeleving van omwonenden van chemische industrie te peilen.
De kans dat er een ernstig stralingsincident plaatsvindt is heel klein. Daarover zijn burgers en experts het eens. Burgers schatten de mogelijke gevolgen van een incident echter veel ernstiger in dan experts.
Experts duiden risico’s als kans maal effect. Bij het publiek heeft emotie meer invloed. Bij stralingsincidenten schatten burgers de kans op doden en gewonden hoog in. Een kernramp bijvoorbeeld maakt op mensen veel indruk. De aangrijpende beelden in het nieuws zorgen ervoor dat mensen de ernst van de gevolgen – die er uiteraard zijn – overschatten.
'Mensen vormen een oordeel over een gevaar of risico op basis van signalen uit hun sociale omgeving'
Ze denken bijvoorbeeld dat op grote afstand van het ongeval veel sterfgevallen en lichamelijke misvormingen voorkomen. Wat niet zo is. Voor een effectieve communicatie over stralingsrisico’s is het dan ook belangrijk om vooral te communiceren over onderwerpen waar het publiek behoefte aan heeft, vertelt onderzoeker Liesbeth Claassen. “Een boodschap die beter aansluit bij wat mensen al weten en die hun zorgen verwoordt, wordt beter begrepen en serieus genomen.”
Persoonlijke omstandigheden, in de buurt van een kerncentrale wonen of kinderen hebben, beïnvloeden de beeldvorming. Ook berichten uit de sociale omgeving zijn daarop van invloed. Claassen: “Mensen vormen een oordeel op basis van signalen over een gevaar of risico uit hun omgeving, bijvoorbeeld via vrienden of sociale media. Ze zijn van nature geneigd om informatie te zoeken die hun eigen vooroordelen en (politieke) overtuigingen bevestigt.” Hierdoor kan een risico groter (of juist kleiner) worden ervaren dan het is.
Hoe veilig voelen burgers zich als zij in een omgeving met veel chemische industrie wonen? Het RIVM ontwikkelde een vragenlijst om deze veiligheidsbeleving te peilen. De vragenlijst is in een pilot getest onder burgers in Zaandam (veel industrie in de omgeving van de stad) en Deventer (weinig industrie in de stad). Bijna 1100 mensen deden mee, vertelt onderzoeker Emma Folkertsma. “Dit aantal en de samenstelling van de steekproef was helaas niet representatief voor de plaatselijke bevolking. De deelnemers weerspiegelden te weinig het aantal mannen en vrouwen en de verschillende leeftijdscategorieën van de steden.” De resultaten geven daarom een indicatie van de beleving van de plaatselijke bevolking. "Uit de pilot blijkt dat deelnemers uit de stad met enkele chemiebedrijven de veiligheid positiever beleven dan deelnemers uit de stad die nabij veel chemische industrie ligt.”
De vragenlijst blijkt geschikt om het gevoel van veiligheid te peilen. En de antwoorden maken duidelijk welke factoren samenhangen met de veiligheidsbeleving. Zo hangt de mate waarin mensen erop vertrouwen dat overheden en bedrijven een ongeval kunnen voorkomen, samen met de veiligheidsbeleving. Hoe groter dit vertrouwen, hoe groter de veiligheidsbeleving en andersom. Door de vragenlijst regelmatig te herhalen wordt het mogelijk om ontwikkelingen in veiligheidsbeleving waar te nemen.
Een middel als een vragenlijst biedt dus de mogelijkheid beter inzicht te krijgen in hoe veilig mensen zich daadwerkelijk voelen in hun woonomgeving. De resultaten uit een dergelijk onderzoek kunnen gebruikt worden om de communicatie beter op de beleving te laten aansluiten.