April 2019 | Centrum voor Bevolkingsonderzoek
https://magazines.rivm.nl/de-kracht-van-verbinding/2019/04/de-kracht-van-verbinding-2018
‘Dat heeft alles te maken met kwaliteit, precisie en degelijkheid. Dat zijn belangrijke kernwaarden voor de ontwikkeling en uitvoering van bevolkingsonderzoeken en screeningen. Maar het zijn dezelfde waarden die innovaties kunnen vertragen en soms zelfs belemmeren. Tel daarbij op de structuur van partijen en procedures die rondom bevolkingsonderzoeken en screeningen georganiseerd zijn. Ook die maken een innovatietraject ongewild stroperig.’
‘ZonMw, een organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie die publiek geld ontvangt van VWS om innovatie en onderzoek in de gezondheidszorg te financieren. Dan is er de Gezondheidsraad, een onafhankelijk wetenschappelijk orgaan dat advies uitbrengt aan de regering over zaken op het gebied van volksgezondheid. Het RIVM-CvB voert de regie over de partijen die betrokken zijn bij bevolkingsonderzoeken en screeningen en verzorgt in opdracht van het ministerie van VWS uitvoeringstoetsen om te kunnen beoordelen of een innovatie in de praktijk ook werkbaar kan zijn. En dan is er nog het ministerie van VWS. Wij maken beleid en nemen besluiten over welke innovaties wel of niet kunnen worden doorgevoerd. Er zijn kortom heel wat hordes te nemen voordat kansrijke innovaties het levenslicht zien.’
‘Er zijn heel wat hordes te nemen voordat kansrijke innovaties het levenslicht zien.’
‘De technologie schrijdt in een steeds sneller tempo voort. Nieuwe wetenschappelijke inzichten en concrete verbeteringen en oplossingen zien geregeld het daglicht. Het is dan zaak zo snel mogelijk gebruik te kunnen maken van dit soort innovaties. Zonder dat daarbij de kwaliteit en robuustheid van de onderzoeken en screeningen in het geding zijn. We willen het innovatieproces niet onnodig vertragen. Bovendien weten partijen vandaag de dag heel goed wat er mogelijk is. Neem de techniek van de tomosynthese, waarmee we driedimensionale foto’s kunnen maken van de borst. Veel zorgverleners werken al met tomosynthese, maar voordat zo’n techniek officieel wordt goedgekeurd voor de borstkankerscreening, zijn we jaren verder.’
‘De partijen die ik net noemde hebben de koppen bij elkaar gestoken en zijn op zoek gegaan naar een manier om de tijd, die nodig is om innovaties geïmplementeerd te krijgen, te verkorten. We spreken elkaar heel vaak, maar vrijwel uitsluitend over lopende zaken. We hebben nu besloten om bewust tijd vrij te maken om een blik op de toekomst te kunnen werpen. Daarbij focussen we op prioritering. Het idee is dat we kijken naar welke innovaties en ontwikkelingen er spelen in het veld en we daar gezamenlijk keuzes in maken. We weten dan precies van elkaar waar we mee bezig zijn én we kunnen ervoor zorgen dat we goed op elkaar inspelen. Alle partijen kunnen hun planningen daar dan op afstemmen. Het helpt enorm wanneer bijvoorbeeld het RIVM-CvB tijdig weet welke onderzoeken via ZonMw binnenkomen en welke adviezen worden voorbereid door de Gezondheidsraad, omdat daar ook uit volgt wanneer een uitvoeringstoets wordt gevraagd. Door aan de voorkant met elkaar aan tafel te gaan zitten, hopen we dat de afstemming, de planning, en daarmee het innovatieproces, een stuk sneller kunnen.’
‘De programmacommissies van het RIVM-CvB hebben een adviserende rol richting RIVM en deze veldpartijen hebben zicht op de ontwikkelingen die spelen in het veld. ZonMw werkt weer met commissies die onderzoeksvoorstellen toetsen aan de subsidieoproep en besluiten welke onderzoeken subsidie krijgen. Daarin zijn zowel veldpartijen en wetenschappelijke onderzoekers vertegenwoordigd. De Gezondheidsraad heeft commissies die adviseren over bevolkingsonderzoeken en screeningen plus een wetenschappelijk secretariaat dat zich ook verdiept in de internationale literatuur. Al deze partijen verzamelen informatie uit hun omgeving over de laatste ontwikkelingen. Die brengen we samen en op basis daarvan stellen we prioriteiten.’
‘Alle partijen verzamelen informatie uit hun eigen omgeving over de laatste ontwikkelingen.’
‘In 2018 hebben we bedacht hoe we dit kunnen aanpakken en zijn de verschillende netwerken benaderd. Dit voorjaar brengen we dat samen. Hopelijk volgt daar dan een duidelijk beeld uit van welke ontwikkelingen prioriteit moeten krijgen en wie aan zet is. In mei staat een bijeenkomst op leidinggevend niveau gepland, en het is de ambitie om er daar een klap op te kunnen geven. Het tempo moeten we tenslotte vasthouden. In de zomer moet het RIVM-CvB bijvoorbeeld al een start maken met de offertes waarin staat welke werkzaamheden ze het jaar daarop gaan uitvoeren. Ook ZonMw en de Gezondheidsraad moeten vooruit kunnen plannen. Deze aanpak proberen we nu voor het eerst. Het is een experiment. Aan het eind van het jaar evalueren we of het ons gebracht heeft wat we ermee beoogden.’
‘Hun programmacoördinatoren halen uiteraard belangrijke informatie op in de programmacommissies. Die hebben we nodig om prioriteiten te kunnen stellen. Maar ook heeft het RIVM-CvB heel goed meegedacht over de timing en de te zetten stappen binnen dit traject van gezamenlijke prioritering. Samen weten en kunnen we nu eenmaal meer dan alleen. En dat is ook precies waarom we dit traject zijn gestart.’
Screeningen tijdens de zwangerschap sporen eventuele complicaties, ziekten en aandoeningen vroegtijdig op. Doel hiervan is zo snel mogelijk met een behandeling te beginnen of handelingsopties te bieden.
Vrouwen in Nederland krijgen aan het begin van hun zwangerschap de ‘Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie (PSIE)’ aangeboden.
Aanstaande ouders die hun ongeboren kind willen laten onderzoeken op een aantal afwijkingen en aandoeningen kunnen kiezen voor prenatale screeningen.
Screeningen kort na de geboorte sporen eventuele aandoeningen vroegtijdig op. Doel hiervan is zo snel mogelijk met een behandeling te beginnen.
Deze screening houdt in dat in de eerste week na de geboorte enkele druppels bloed uit de hiel van het kind worden onderzocht op een aantal ernstige, zeldzame aangeboren ziektes.
In de eerste weken na de geboorte krijgt een pasgeboren baby een gehoortest.
Bevolkingsonderzoeken maken het mogelijk om ziektes in een vroeg stadium te ontdekken of zelfs te voorkomen. Door de gezamenlijke inspanningen van organisaties én professionals dragen de bevolkingsonderzoeken bij aan een gezondere samenleving.
Alle vrouwen van 30 tot en met 60 jaar krijgen een uitnodiging voor het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. Hiermee kan de ziekte in een vroeg stadium, nog voor er klachten zijn, worden opgespoord en voorkomen.
Alle vrouwen van 50 tot en met 75 jaar krijgen iedere twee jaar een uitnodiging voor het bevolkingsonderzoek borstkanker. Door dit bevolkingsonderzoek sterven jaarlijks ongeveer 850 vrouwen minder aan borstkanker.
Alle vrouwen en mannen van 55 tot en met 75 jaar krijgen iedere twee jaar een uitnodiging voor het bevolkingsonderzoek darmkanker. Het bevolkingsonderzoek darmkanker kan darmkanker voorkomen of in een vroeg stadium ontdekken.
Het RIVM-CvB heeft door Kantar Public een onderzoek laten uitvoeren naar de motivatie van de doelgroep om wel of niet deel te nemen aan het NPG. De resultaten hiervan werden bekend in 2018. Bekende misvattingen rondom de griepprik zoals: ‘de griepprik helpt niet’, ‘ik krijg griep van de griepprik’ en ‘ik heb voldoende weerstand’, werden in dit onderzoek nog eens bevestigd. Voor veel mensen zijn dit redenen om niet deel te nemen aan het vaccinatieprogramma.
Met de resultaten van het onderzoek naar de motivatie van de doelgroep om wel of niet deel te nemen aan het NPG, heeft het RIVM-CvB in 2018 het communicatiemateriaal aangepast. Centraal daarin stond de ontwikkeling van een infographic, ofwel een visueel overzicht op één pagina over het nut van de griepprik en de gevolgen van griep. Ook informatie over misverstanden is hierin meegenomen. De infographic in samenwerking met onder andere het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) gemaakt en vervangt de traditionele folder over de griepprik. In de infographic zijn beelden met korte teksten zo opgesteld dat de informatie in één oogopslag toegankelijk is voor elke doelgroep. De infographic is goed ontvangen door zowel de doelgroep als huisartsen, zo blijkt uit een evaluatie in 2018 van dit nieuwe communicatiemiddel. ‘Helder en betrouwbaar’, zo luidden de reacties. De positieve reacties hebben ervoor gezorgd dat huisartsen in 2018 3,5 miljoen infographics hebben besteld. Dat is aanzienlijk meer dan in andere jaren. Voorheen bestelden ze jaarlijks zo’n 2,5 miljoen folders over de griepprik. Bijkomend voordeel voor huisartsen en de doelgroep is dat de infographic achterop de uitnodigingsbrief kan worden gedrukt. Dat scheelt de huisartsen papier en werk en de doelgroep heeft hiermee de informatie direct bij de hand.
Ieder jaar verschijnen er op de sociale media veel vragen over de griepprik. Om veel gestelde vragen te beantwoorden en misverstanden rondom griepvaccinatie te weerleggen, heeft het RIVM-CvB ook in 2018 rond de griepvaccinatiecampagne 2018/2019 informatie geplaatst op de sociale media. We hebben de informatie vooral geplaatst op Twitter, Instagram en de Facebookpagina van het RIVM.
Na een jarenlange daling van de vaccinatiegraad, bestelden huisartsen in 2018 weer meer vaccins dan in het jaar daarvoor. Daarmee lijkt de vaccinatiegraad te stabiliseren. De stevige griepgolf in het griepseizoen 2017/2018 lijkt hiervoor deels verantwoordelijk. Deze griepgolf duurde achttien weken en was hevig. Waarschijnlijk heeft dit ertoe geleid dat mensen zich voorafgaand aan het griepseizoen 2018/2019 meer dan anders hebben willen beschermen. Daarnaast hebben de toegenomen aandacht voor vaccinaties in de pers, de campagnes voor vaccinaties voor zorgmedewerkers en het aangepaste communicatiemateriaal van het RIVM-CvB waarschijnlijk een rol gespeeld bij de stabilisering van de vaccinatiegraad. Officiële cijfers over de vaccinatiegraad in 2018 volgen in 2019.
In 2019 worden in opdracht van het ministerie van VWS zogenaamde quadrivalente vaccins ingezet in het NPG. Dat wil zeggen dat in deze vaccins vier in plaats van drie griepstammen zijn opgenomen. Ook werkt het RIVM-CvB in 2019 aan de implementatie van de pneumokokkenvaccinatie. Dit vaccinprogramma wordt waar mogelijk gekoppeld aan het NPG.
Monitor vaccinatiegraad Nationaal Programma Grieppreventie (NPG) 2018 (over 2017)Resultaten over 2017:
De monitor griepvaccinatie 2017 is uitgevoerd door het Nivel Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg in opdracht van het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. |
‘De activiteiten binnen de programma’s nemen toe’, vertelt Herma Vermeulen. Ze doelt daarmee op de screeningen en bevolkingsonderzoeken van het RIVM-CvB, waar zij – net als collega Nynke van der Veen – al jaren werkzaam is. Sinds 2017 is Vermeulen afdelingshoofd pre- en neonatale screeningen. ‘De uitbreiding van de hielprik alleen al brengt veel dynamiek en extra werk met zich mee’, legt ze uit. ‘In 2018 zijn we om die reden van 13 naar 18 medewerkers gegroeid. Ook een verkennend onderzoek naar de invoering van een 13-weken echo is een additionele opdracht voor de prenatale screening. Vermeulen: ‘Eind november heeft VWS een beleidsreactie gegeven op het advies van de Gezondheidsraad uit 2016. Een van de onderwerpen uit deze brief is de invoering van de niet-invasieve prenatale test (NIPT) als eerste test voor prenatale screening op down-, edwards-, en patausyndroom. Daarvoor stelt het RIVM-CvB in 2019/2020 een uitvoeringstoets op. Genoeg te doen.’
Met zoveel nieuwe (potentiële) activiteiten binnen en over de programma’s heen, is prioritering van groot belang. Vermeulen: ‘Samen met het ministerie van VWS, onze opdrachtgever, maken we keuzes. Wat heeft prioriteit? Waar moeten we als eerste de schouders onder zetten? Tegelijkertijd groeien we als organisatie door en ook dat vraagt aandacht. We investeren daarom in samenwerking tussen collega’s onderling en tussen onze organisatie en andere ketenpartners. Het is belangrijk dat partijen kennis met elkaar uitwisselen. Zodoende zorgen we voor meer samenhang tussen de verschillende programma’s. Vaak zijn het dezelfde gynaecologen, verloskundigen, huisartsen en bijvoorbeeld uitvoeringsorganisaties die betrokken zijn bij de programma’s. Door met elkaar samen te werken en kennis, contacten en ervaringen te delen, kunnen we bijvoorbeeld beter gebruikmaken van deze partijen en de programma’s hierdoor effectiever inrichten.’
‘We investeren daarom in samenwerking tussen collega’s onderling en tussen onze organisatie en andere ketenpartners. Het is belangrijk dat partijen kennis met elkaar uitwisselen. Zodoende zorgen we voor meer samenhang tussen de verschillende programma’s.’