Oktober 2019 | Nummer 3
https://magazines.rivm.nl/2019/10/rivm-magazine
Hans van Vliet, programmamanager van het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) bij het RIVM, hoeft niet aan te komen met het succesverhaal van polio. Die ziekte komt – dankzij het vaccin hiertegen in het RVP – vrijwel niet meer voor. “Maar er groeit nu een hele generatie op die totaal niet weet hoe de ziekte eruit ziet en hoe ernstig die is.”
Vaccinatie via het RVP was lang vanzelfsprekend, doordat ziektes heel zichtbaar waren in het dagelijks leven, inclusief de afname van die ziektes door vaccinatie. Zoals bekend is vaccinatie tegenwoordig veel minder vanzelfsprekend. Met als gevolg een lagere vaccinatiegraad, oftewel minder mensen die zich laten vaccineren.
De deelnemers aan de Vaccinatiealliantie, opgericht door staatssecretaris Blokhuis, willen dit patroon doorbreken. Hans van Vliet: “Mensen bij elkaar brengen, dat is het belangrijkste doel van de alliantie. We zoeken ook groepen op die niet eerder actief betrokken waren bij de vaccinatie. Vaccins zijn niet van de overheid. Iedereen heeft ermee te maken. Het RVP is van de samenleving.”
KWF Kankerbestrijding is een van de deelnemende organisaties aan de Vaccinatiealliantie. Sigrid Attema van KWF Kankerbestrijding: “De beste manier om kanker te bestrijden is te voorkomen dat kanker ontstaat. Dat is het meest impactvol. Voor veel soorten kanker is niet zo duidelijk hoe je het kunt voorkomen. Maar voor baarmoederhalskanker en HPV-besmetting wel. Dat kun je grotendeels voorkomen met twee keer een prik. Voor ons meer dan genoeg reden om mee te doen aan de Vaccinatiealliantie. Via brede publiekscommunicatie brengen we het belang van de HPV-vaccinatie onder de aandacht.”
Hans van Vliet: “We werken heel goed samen met KWF, met Jeugdgezondheidszorg en met al die andere partijen die betrokken zijn bij vaccinatie. Iedereen wil meewerken en meedenken.”
"Scholieren van nu zijn de ouders van de toekomst"
Zowel de HPV-vaccinatie als de vaccinatie tegen meningokokkenziekte zijn gericht op jongeren. “Jongeren zijn de moeilijkste groep om te bereiken met vaccineren,” zegt Hans van Vliet. Toch was de opkomst 80% bij de recente meningokokken-vaccinatie. “Het zien van de ziekte is daarbij de belangrijkste factor, denken we.” Meningokokkenziekte is een ernstige ziekte, die onder meer tot een hersenvliesontsteking of bloedvergiftiging kan leiden.
Ook de opkomst bij de HPV-vaccinatie is hoger geworden. Meisjes worden al sinds 2010 ingeënt tegen het HPV-virus omdat het baarmoederhalskanker veroorzaakt. Van de meisjes die in 2006 zijn geboren, heeft bijna 65 procent de eerste prik gehaald. Dit is het hoogste percentage sinds de invoering van de vaccinatie. “Waarschijnlijk een bij-effect van de hoge opkomst bij meningokokkenvaccinatie,” denkt Van Vliet. “Ook de campagne van KWF Kankerbestrijding droeg eraan bij. Het besef ‘vaccins beschermen’ neemt toe.”
Sigrid Attema van KWF Kankerbestrijding ziet nog een belangrijke rol voor de leden van de Vaccinatiealliantie. “In het publieksdebat is er helaas veel ruimte voor fabels, mede onder invloed van social media. Doel in de samenwerking is zeker ook dat feitelijk juiste informatie goed beschikbaar en vindbaar is. Samen kunnen we met goed toegankelijke, afgestemde boodschappen op de juiste kanalen nog veel bereiken.”
Topprioriteit voor Hans van Vliet heeft de vaccinatie van scholieren. “Bij vaccinatie tegen meningokokkenziekte en HPV is nog veel winst in de vaccinatiegraad te behalen. In andere landen werkt de overheid nauw samen met scholen bij de vaccinaties. Voor ons liggen daar kansen, want hier gebeurt dat nauwelijks. Een werkgroep vanuit de Jeugdgezondheidszorg kijkt daar nu naar. Die investering komt dubbel terug, want scholieren van nu zijn de ouders van de toekomst.”
|
“Bij het uitdelen van de meetsensoren aan de deelnemers voor de proefmetingen maakten we de opmerking: wie als eerste de sensor aansluit en data doorgeeft… De dag erna om 12 uur kwamen de gegevens van de eerste deelnemer al binnen!” Marita Voogt, projectleider RIVM van het citizen science project ‘Boeren en buren’ is tevreden over het verloop van het project tot nu toe. “De inzet van iedereen is bewonderenswaardig,” vindt ze.
In oktober zijn de metingen echt van start gegaan, op ruim 30 locaties. Boeren en burgers in Venray meten een jaar lang de luchtkwaliteit. De metingen vinden plaats op en rondom veehouderijen, bij omwonenden en langs de A73. De deelnemers meten fijn stof, ammoniak en stikstofdioxide. Daarbij krijgen ze hulp van de gemeente Venray, de provincie Limburg en het RIVM.
“Ik vind openheid belangrijk en ik wil graag weten wat er nu echt gebeurt. Als veehouder draag ik bij aan fijn stof, maar om hoeveel gaat het echt? Alles wordt nu berekend in een model, maar ik wil het graag in metingen zien.” Dat zegt veehouder Martien van Kempen, een van de deelnemers aan het project Boeren en buren. “Daarbij is het belangrijk dat deelnemers de metingen op dezelfde manier interpreteren, daar hebben we het RIVM bij nodig.”
In dit citizen science-project zijn vragen van de deelnemers het uitgangspunt. Citizen science houdt in dat burgers actief bijdragen aan wetenschappelijk onderzoek, anders dan als respondent of proefpersoon. Marita Voogt: “De deelnemers bleken vragen te hebben als: tot welke afstand tot de bron heeft een stof nog invloed? Hoelang duurt het voordat het effect is afgenomen? De vragen van de deelnemers zijn dezelfde als die van de wetenschappers.”
Een belangrijke vraag van de omwonenden ging over de geurhinder die ze ondervinden. “Dat was een lastige, want geur is moeilijk te meten,” zegt Voogt. “De sensoren die we gebruiken in dit onderzoek kunnen het in elk geval niet. Gelukkig vonden we daar een oplossing voor.” Als alternatief gebruiken de deelnemers een app. Ze laten via de app weten wanneer ze iets ruiken. Dat kan dan achteraf aan de gemeten stoffen gekoppeld worden.
Ook Mia Wegh neemt deel aan het project. Zij is omwonende en daarnaast contactpersoon namens de andere inwoners die meedoen. “Meten is weten, daarom doe ik mee. Ik wil weten hoe het nu echt zit met de verschillende stoffen bij ons in de omgeving. En samenwerken met een officiële instantie als het RIVM is belangrijk om iets voor elkaar te krijgen.”
Marita Voogt verduidelijkt de rol van het RIVM in dit project. “We begeleiden en faciliteren de deelnemers bij het meten. Ook helpen we bij de duiding van de meetresultaten. En we zijn verbinder tussen de deelnemende partijen. Maar het RIVM bepaalt het beleid niet, dat is aan de gemeente of provincie.”
"Om goed samen te werken hoef je geen vrienden te zijn."
Het RIVM onderzoekt in dit project ook de invloed van het samen meten op de onderlinge relaties en samenwerking tussen boeren, omwonenden en de gemeente.
De metingen zijn te volgen op het dataportaal van de website Samen meten aan luchtkwaliteit. Alle resultaten en de duiding ervan worden eerst met de deelnemers besproken. Daarna worden de resultaten gepubliceerd.
Alles bij elkaar is ‘Boeren en buren’ een spannend project, vindt Marita Voogt. “In gesprekken merk ik dat het mensen echt raakt. Ze hebben last van een bepaalde geur, of maken zich zorgen over hun gezondheid. En de boeren willen het graag goed doen voor de omgeving. Maar ze moeten ook investeringen terugverdienen om niet kopje onder te gaan. En ze hebben last van de regelgeving.” Zoals een deelnemende boer zei: “Regelgeving zit innoveren in de weg.”
Inwoner Mia Wegh: “Om goed samen te werken hoef je geen vrienden te zijn. Ik vind het mooi om via dit project mensen te ontmoeten met wie je anders niet in contact komt.”
Meer informatie:
Een gezonde leefstijl en een blijvende gedragsverandering. Dat kunnen mensen met overgewicht bereiken via de zogeheten gecombineerde leefstijlinterventie. Huisarts Karolien van den Brekel van Julius Gezondheidscentra in Leidsche Rijn, Utrecht: “Ik heb nu echt iets om mijn patiënten naar te verwijzen. Omdat de gecombineerde leefstijlinterventie vergoed wordt, kan ik overgewicht nog beter bespreekbaar maken.”
De gecombineerde leefstijlinterventie voor overgewicht - een pakket van maatregelen op leefstijlgebied - valt sinds 2019 onder de basisverzekering. Deelnemers betalen geen eigen risico.
Een goede stap, als je bedenkt dat de helft van de volwassen Nederlanders overgewicht heeft, waarvan 15% ernstig overgewicht (obesitas). 3,5 miljoen Nederlanders hebben vanwege overgewicht een verhoogde kans op slaapapneu, artrose, hart- en vaatziekten en diabetes type 2.
Tegenwoordig is het mogelijk voor huisartsen en medisch specialisten om mensen met ernstig overgewicht door te verwijzen naar de gecombineerde leefstijlinterventie. Wat houdt dat in? Deelnemers krijgen twee jaar lang advies en begeleiding bij gezonde voeding en het aanleren van eetgewoontes. Maar ook gezond bewegen volgens de richtlijn Gezond bewegen is onderdeel van het programma. Deelnemers krijgen begeleiding om dit alles in te passen in hun dagelijks leven én blijvend hun gedrag te veranderen om de gezonde leefstijl te behouden.
Jorn van Harwegen den Breems is projectmanager van HealthyLIFE in de gemeenten Sittard-Geleen, Stein, Maasgouw, Roermond en Roerdalen. Volgens hem is het van wezenlijk belang dat huisartsen, zorgverzekeraars en gemeenten goed samenwerken om dit soort leefstijlinterventies te laten slagen. Het daadwerkelijke sporten of bewegen wordt niet vergoed door de basisverzekering. “Binnen het HealthyLIFE-project bekostigt de gemeente daarom het 14 weken durende beweegprogramma voor de deelnemers. In deze 14 weken kijkt de buurtsportcoach samen met de deelnemer naar fysieke mogelijkheden, financiële mogelijkheden en interesses van de deelnemer. De buurtsportcoach zorgt dan dat de deelnemer terechtkomt bij het bestaande sport- en beweegaanbod, om daar zelf door te gaan met bewegen.”
"De buurtsportcoach zorgt dat de deelnemer terechtkomt bij het bestaande sport- en beweegaanbod"
Op dit moment worden de leefstijlinterventies Beweegkuur, Coaching op Leefstijl (CooL) en SLIMMER vergoed vanuit de basisverzekering. Hier is een uitgebreid traject aan vooraf gegaan. De leefstijlinterventies gaan door een soort ‘wasstraat’, het erkenningstraject van het RIVM (zie kader).
Vanaf de erkenning ‘Eerste aanwijzingen voor effectiviteit’ kan een leefstijlinterventie vergoed worden vanuit de basisverzekering. Zorginstituut Nederland en Zorgverzekeraars Nederland bepalen dit.
Het RIVM begeleidt het erkenningstraject en geeft informatie over de interventies op Loketgezondleven.nl. Hier staat ook uitgebreide informatie voor gemeenten, zorgprofessionals en interventie-eigenaren over hoe je met de gecombineerde leefstijlinterventie aan de slag kunt gaan.
De gecombineerde leefstijlinterventie is een van de maatregelen uit het Nationaal Preventieakkoord om overgewicht aan te pakken. Volwassenen met overgewicht krijgen hiermee zorg en ondersteuning op maat.
Het ministerie van VWS, Zorginstituut Nederland, Zorgverzekeraars Nederland, Nederlandse Zorgautoriteit en het RIVM zetten zich samen in om de interventie beschikbaar en bereikbaar te maken.
Het RIVM volgt de resultaten van de gecombineerde leefstijlinterventie op de voet in de komende jaren. Zo wordt duidelijk of deze (kosten)effectief is en of er aanvullend aanbod nodig is voor specifieke doelgroepen.
Leefstijlinterventies: van idee naar erkenning
Het RIVM werkt samen met het Nederlands Jeugdinstituut, het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid, het Kenniscentrum Sport, MOVISIE, Trimbos-instituut en Vilans bij het beoordelen van de kwaliteit van (leefstijl)interventies.
Deze organisaties beoordelen interventies volgens dezelfde eenduidige criteria en presenteren de beoordeelde interventies op hun websites.
Gecombineerde leefstijlinterventie
Wil je weten wat het RIVM nog meer biedt ter ondersteuning van het Nationaal Preventieakkoord en de aanpak van overgewicht? Kijk op de startpagina overgewicht Loketgezondleven.nl. Hier staan cijfers, kennis en tools voor gemeenten, GGD’en en andere professionals die betrokken zijn bij de lokale aanpak overgewicht.
Het RIVM staat midden in de maatschappij, én midden in de wetenschap. Als wetenschappelijk instituut voeren we zelf veel onderzoek uit of we dragen daaraan bij. Zo ontwikkelen we kennis waarmee we onze rol als betrouwbare adviseur voor de overheid goed kunnen blijven vervullen. Ook onze promovendi zijn daarbij onmisbaar. In RIVM Magazine vindt u een overzicht van gepromoveerde medewerkers.
Eén promotie-onderzoek in de afgelopen tijd was extra bijzonder. Lany Slobbe promoveerde postuum, na zijn onverwachte overlijden in 2018.
Op 12 juni 2019 promoveerde Lany Slobbe postuum aan de Tilburg University op zijn proefschrift ‘Working with Administrative Health Data'. Lany Slobbe is op 27 februari 2018 geheel onverwacht overleden aan meningokokkenziekte (de type W-bacterie).
Lany Slobbe koppelde in diverse studies administratieve zorgdata aan elkaar. Hij toonde onder andere aan dat ziekenhuissterfte als indicator voor de kwaliteit van een ziekenhuis verbetert, wanneer via gekoppelde data ook een periode van 30 dagen tot een jaar na ontslag uit het ziekenhuis wordt meegenomen. Lany analyseerde ook de sterk stijgende levensverwachting vanaf 2002 en maakte aannemelijk dat investeringen in de zorg voor ouderen vanaf 2001 verantwoordelijk waren voor die stijging.
Hij vond verder dat sterfte na een beroerte lager ligt in ziekenhuizen met een hoger volume aan beroertezorg. Er kunnen dus levens gered worden wanneer patiënten met een beroerte worden opgenomen in ziekenhuizen met een groter zorgvolume.
Uit een studie naar regionale verschillen in zorggebruik en -kosten blijkt dat die in grote mate samenhangen met gezondheidsverschillen tussen regio’s. Daaruit kan worden afgeleid dat het terugdringen van regionale kostenverschillen geen voor de hand liggende strategie is om de nationale zorguitgaven te beheersen.
Lany bestudeerde ook verzekeringsdata over het gebruik van geneesmiddelen. Die gegevens blijken betrouwbare schattingen op te leveren van ziekteprevalenties (aantal gevallen van een bepaalde ziekte in een bepaald gebied) aangaande diabetes, hartfalen en COPD.
Uit de studies blijkt dat gekoppelde administratieve zorggegevens meerwaarde opleveren voor een verdiept inzicht in de volksgezondheid en gezondheidszorg. In die zin opent het proefschrift van Lany Slobbe nieuwe horizonten in het zorgonderzoek.
(voormalig) RIVM-collega’s en promotoren Johan Polder en Hans van Oers: “We hopen dat velen in navolging van onze onvergetelijke collega deze horizonten verder zullen gaan verkennen.”
Lany Slobbe studeerde Environmental Science aan Wageningen University, waarna hij tien jaar werkzaam was als journalist/redacteur voor o.a. het Wagenings U-blad en het Landbouwkundig Tijdschrift. Sinds 1997 werkte hij als database specialist bij Agora Software te Culemborg. In 2001 startte hij als datamanager bij de afdeling Public Health Forecasting van het RIVM, laatstelijk als projectmanager Cost-of-illness. Bij het departement Tranzo van Tilburg University werkte hij als science practitioner aan zijn proefschrift. Geheel onverwacht overleed Lany vlak voor het laatste overleg met zijn promotoren.
Johan Polder lichtte het onderzoek toe tijdens deze bijzondere academische zitting, waarna leden van de promotiecommissie hun bevindingen weergaven. De bul is overhandigd aan mevrouw Klink, de weduwe van Lany.
Promotoren: prof. dr. J.J. (Johan) Polder en prof. dr. ing. J.A.M. (Hans) van Oers
Proefschrift: Working with Administrative Health Data.
Op 13 juni 2019 ontving RIVM-onderzoeker Shalenie den Braver-Sewradj de Joep van den Bercken prijs voor het beste proefschrift van 2018 binnen het vakgebied van de toxicologie.
Den Bravers promotieonderzoek bij de Vrije Universiteit Amsterdam ging over de verschillen tussen individuen met betrekking tot het omzetten van medicatie door de lever. Aanleiding voor dit onderzoek is het fenomeen van idiosyncratische geneesmiddelen-geïnduceerde leverschade. Dit is een vorm van leverschade die bij heel weinig mensen optreedt, waardoor deze vaak niet wordt gedetecteerd in klinische studies. Een reden hiervoor zou kunnen zijn dat de lever van elk persoon met net andere snelheid een medicijn omzet in (on)schadelijke metabolieten.
Shalenie den Braver onderzocht cellen van verschillende donoren. Daarin ontdekte ze dat er grote variatie zit in hoe snel medicatie gebioactiveerd/gedetoxificeerd wordt. Het bijzondere is ook dat dit allemaal in vitro, dus buiten het menselijk lichaam, bepaald kon worden.
Dit onderzoek kan bijdragen aan het identificeren van mensen die gevoelig kunnen zijn voor (idiosyncratische) geneesmiddelen-geïnduceerde leverschade.
De promotie vond plaats op 20 februari 2018. Het onderzoek kwam onafhankelijk van het RIVM tot stand. Het onderzoek was bij de VU Amsterdam, in samenwerking met internationale partners.
De Joep van den Berckenprijs is ingesteld als eerbetoon aan de Utrechtse neurotoxicoloog prof.dr. Joep van den Bercken. De Nederlandse Vereniging voor Toxicologie reikt de prijs jaarlijks uit voor het beste proefschrift in het gehele vakgebied.
Op 21 juni 2019 promoveerde Roy Hendrikx met zijn proefschrift ‘Measuring Populations: In search of methods to evaluate health and experienced quality of care’ aan de universiteit van Tilburg. Het proefschrift toont aan dat in de huidige initiatieven voor populatiemanagement niet alle onderdelen van het concept om zorg duurzaam te organiseren, de zogenaamde Triple Aim, worden meegenomen.
Stijgende zorgkosten, een veranderende zorgvraag en verschillen in de geleverde kwaliteit van zorg hebben ervoor gezorgd dat Populatie Management (PM) steeds meer als een oplossing wordt gezien binnen de zorgsector. Het doel van PM-initiatieven is om de volksgezondheid te verbeteren, de kwaliteit van zorg te verhogen en om de groeiende kosten te verminderen. Dit wordt ook wel de Triple Aim genoemd. De evaluatie van PM-initiatieven is belangrijk om de voortgang vast te stellen en om beleid te sturen.
Er zijn echter nog stappen die genomen moeten worden om evaluaties van de Triple Aim verder te verbeteren. Ten eerste is meer aandacht nodig voor het maken en gebruiken van instrumenten die de hele lading dekken van de Triple Aim. Ten tweede zouden evaluaties op meerdere niveaus moeten plaatsvinden. Instrumenten gericht op het populatieniveau zijn belangrijk voor het benchmarken van PM-initiatieven, maar instrumenten die zich specifiek richten op het niveau van een interventie kunnen kleinere veranderingen sneller meten. Ten derde zou data tussen instituten moeten worden gedeeld. Ten vierde is het waardevol om het gebruik van generieke (online) data te blijven verkennen.
Het proefschrift laat zien dat bestaande instrumenten, zoals de Short Form 12 en Zorgkaart, voor gezondheid en kwaliteit van zorg als startpunt gebruikt kunnen worden. Ze dekken alleen nog niet de gehele breedte van de Triple Aim en er zijn dan ook nog verbeterpunten voor het gebruik binnen populaties.
Promotoren: prof. dr. C.A. Baan, prof. dr. D. Ruwaard
Copromotoren: dr. H.W. Drewes, dr. M.D. Spreeuwenberg
Proefschrift: Measuring Populations: In search of methods to evaluate health and experienced quality of care.
Op 18 september 2019 promoveerde Remon Koopman op het proefschrift ‘What can rivers do for you? Approaches for quantifying riverine ecosystem services’ bij de Radboud Universiteit.
Riviersystemen hebben waardevolle maatschappelijke functies en leveren diensten zoals de voorziening van drinkwater, biomassa en de mogelijkheden voor scheepvaart en recreatie. Dit zijn zogenaamde ecosysteemdiensten.
In het ‘Ruimte voor de Rivier’-programma is een reeks van strategieën en maatregelen ingevoerd om de functies en diensten van riviersystemen te beschermen. Remon Koopman bracht via het kwantificeren en modelleren van de ecosysteemdiensten in beeld wat de effecten van het programma en de beheermaatregelen zijn geweest op waarde van de ecosysteemdiensten.
Het onderzoek van Remon Koopman maakt deel uit van het NWO programma RiverCare.
Promotoren: prof. dr. R.S.E.W. Leuven, prof. dr. A.M. Breure
Copromotoren: dr. H.J.R. Lenders, dr. ir. D.C.M. Augustijn (UT)
Proefschrift: ‘What can rivers do for you? Approaches for quantifying riverine ecosystem services’
Op het Utrecht Science Park trekken sinds juni van dit jaar vier betonnen torens de aandacht. Het zijn de 74,5 meter hoge betonkernen voor de achttien etages tellende nieuwbouw voor het RIVM en het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG).
De vier betonkernen zijn dit voorjaar gebouwd volgens de methode van glijbekisting. Het bouwbedrijf MEET Strukton heeft hieraan acht weken lang onafgebroken gewerkt. In de kernen komen onder andere trappenhuizen, liftschachten en techniekruimten. De kernen fungeren bovendien als draagconstructie voor de toren.
In juli is MEET Strukton gestart met de opbouw van de gevel van de toren om de kernen heen. De gevelpanelen die hiervoor worden gebruikt wegen 17 ton per stuk. De panelen worden op hun plek gebracht met behulp van topkranen die bovenop de kernen staan. In een latere bouwfase wordt de gevel omkleed met een zogenoemde voile, een ‘tweede huid’ van glas.
De werkzaamheden van het RIVM en het CBG bepalen het ontwerp. Zo nodigt de heldere en open structuur van het gebouw uit tot samenwerken, kennis uitwisselen en elkaar gepland en ongepland ontmoeten.
Het gebouw voldoet aan hoge duurzaamheidskenmerken, voor het gebouw en de exploitatie ervan. Op deze manier bekleden het RIVM en het CBG een voorbeeldfunctie op het gebied van duurzaam bouwen en een duurzame exploitatie. Dit sluit aan bij de duurzaamheidsambities in het werk van het RIVM en het CBG.
Het casco van de techniekruimte aan de oostzijde van het gebouw is grotendeels gereed. In de kelder hiervan zijn warmtepompen geplaatst. De warmtepompen zijn een belangrijk onderdeel van de installatie voor koeling en verwarming van het gebouw.
Feiten en cijfers
Hoogte gebouw: 80 meter
Aantal verdiepingen: 18
Vloeroppervlak: ca. 80.000 m2
Aantal werkplekken: 1676
Aantal vergaderzalen: 25
Aantal ontmoetingspleinen: 5
De gevel wordt opgebouwd, de verdiepingsvloeren worden gelegd. De groei van het gebouw is steeds meer zichtbaar. In oktober worden ook de betonkernen gebouwd voor de zijvleugel ten zuiden van de toren. De voortgang van de bouw is dagelijks te volgen via webcambeelden.
MEET Strukton bouwt in opdracht van het Rijksvastgoedbedrijf en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de nieuwe huisvesting voor het RIVM en het CBG. Ook de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) neemt haar intrek in dit nieuwe gebouw. Meer informatie over het nieuwbouwproject voor het RIVM, het CBG en de COGEM vindt u op de website http://www.wegtotdewetenschap.nl.