
December 2020 | Nummer 4
https://magazines.rivm.nl/2020/12/rivm-magazine
Marith Volp, nieuwe directeur Volksgezondheid en Zorg RIVM
“Ik voel me als een kind in de snoepwinkel. Het is een enorme verrijking om al die interessante onderwerpen op mijn domein, maar ook domeinoverstijgend, voorbij te zien komen. Daar duik ik nu volop in, ik lees alles om te leren. Maar het is ook een investering. Zo leer ik het RIVM in de volle breedte kennen.”
Het RIVM is nieuw voor Marith Volp, maar voor een deel ook weer niet. “Mijn hele werkzame leven ben ik al bezig met gezondheidsthema’s. In de praktijk als huisarts in Amsterdam Nieuw-West, in de politiek als Tweede Kamerlid. Na al die mooie ervaringen ben ik aanbeland aan de basis, de wetenschappelijke basis. Ik ben een bevoorrecht mens.”
Onlangs verscheen ‘Verder kijken dan corona, over de toekomst van onze gezondheid’, een speciale uitgave van de Volksgezondheid Toekomstverkenning. Het proces rond deze uitgave was anders dan anders. “Het sprak me aan dat de kennis en kunde vanuit de hele organisatie benut werd,” zegt Marith Volp. “Het team vroeg ook aan collega’s met andere expertises: wat haal jij eruit? Deze publicatie is in negen maanden tijd gemaakt. Dat geeft wel aan hoe wendbaar het RIVM is, en hoe goed we in staat zijn om bestaande producten aan te passen aan een nieuwe werkelijkheid.”
'Gezondheidsverschillen verkleinen is een mooi onderwerp om instituutsbreed mee aan de slag te gaan.'
Uit de speciale Toekomstverkenning blijkt dat de urgentie op een aantal terreinen groter is geworden. Marith Volp: “De groepen die het meest kwetsbaar zijn, worden door de coronacrisis harder getroffen. De bestaande problemen worden groter. We moeten werken aan preventie, aan versterking van de mentale gezondheid en aan de verkleining van de gezondheidsverschillen.” Dat laatste thema ligt haar na aan het hart. Als huisarts in Amsterdam Nieuw-West, een wijk met veel diversiteit en lager opgeleide inwoners, maakte ze van dichtbij mee hoe groot die gezondheidsverschillen zijn. “Bij alles wat ik doe vraag ik me af: ‘wat worden de mensen in Amsterdam Nieuw-West hier nu beter van?’. Deze uitgave zie ik echt als een belangrijke kennisbasis voor beleid.”
Gezondheidsverschillen onder de aandacht brengen kan goed vanuit de RIVM-rol van trusted advisor, denkt Volp. “Ongevraagd advies geven vanuit onze kennis hoort daar ook bij. Een mooi onderwerp om instituutsbreed mee aan de slag te gaan.”
'Mijn stijl van leidinggeven is vooral: in contact met mensen zijn'
Marith Volp komt ontspannen over. Dat blijkt te kloppen. Van haar partner en kinderen hoort ze dat ze ‘druk, maar relaxed druk’ is. “Kom maar op, niet … maar poetsen. Ik kom niet eens uit Rotterdam, maar dat is wel de houding die me aanspreekt. Ik geloof in dienend leiderschap. Gedrag moet je als leidinggevende zelf laten zien: ‘be the change’. Mijn stijl van leidinggeven is vooral: in contact met mensen zijn. Hoe zoek je de verbinding met elkaar, ook in deze moeilijke tijd, ook nu bijna iedereen thuiswerkt. Ik merk dat medewerkers vaak denken: ze is vast te druk, en me dan niet voor een overleg uitnodigen. Maar ik haak graag aan, en ik prioriteer daarin natuurlijk. Er zitten heel veel uren in een dag.”
'Een juiste reactie op onrust en kritiek vind ik: niet verkrampt raken en uit blijven nodigen tot dialoog'
De waan van de dag is er natuurlijk ook. “Met het COVID-19-vaccinatieprogramma is het echt met z’n allen de schouders eronder. Jaap van Delden en Rob Riesmeijer werken hier hard aan met een groot team. Wat zullen we trots zijn als we dat straks voor elkaar hebben. Ik ben nu al trots op alle medewerkers die zich hiervoor inzetten, maar ook op de mensen die met veel minder collega’s het andere werk moeten doen.”
“Er is veel onrust in de maatschappij,” constateert Volp. “Dat uit zich ook in kritiek op het RIVM. Ik vind een juiste reactie daarop om niet verstard, niet verkrampt te raken en uit te blijven nodigen tot dialoog. De verbinding met elkaar houden, daar gaat het om.” Daarbij vindt Volp het belangrijk om de volle breedte van het RIVM-werk te laten zien. “We zijn niet alleen het corona-instituut, er gebeurt zoveel meer. Ik ben er trots op dat ik daar een radertje in ben. Het is fantastisch dat we dit werk mogen doen.”
Lees ook het interview met Henk Hilderink: De toekomst van gezondheid en zorg in tijden van corona
Marith Volp Drs. Marith Volp (1972) is directeur Volksgezondheid en Zorg bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Marith Volp studeerde Geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam en volgde de opleiding tot huisarts aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Zij werkte van 2006 tot 2017 als huisarts in Amsterdam Slotermeer. Naast haar werk als huisarts was zij in deze periode werkzaam als docent aan de huisartsenopleiding Vrije Universiteit Medisch Centrum Amsterdam en later als beleidsmedewerker bij de Landelijke Huisartsen Vereniging. Ook was zij een aantal jaar voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Vrouwelijke Artsen. Van 2013 tot 2017 was Volp Tweede Kamerlid voor de PvdA. Ze bleef in deze periode praktiserend huisarts voor één dag per week. Als Tweede Kamerlid was zij woordvoerder op de terreinen zorg, financiën en justitie en lid van de vaste commissies Gezondheid, welzijn en sport en Justitie. Van 2018 tot juli 2020 was Marith Volp directeur divisie acute en forensische psychiatrie bij GGZ Noord Holland Noord. Als lid van de tweekoppige directie van de divisie acute en forensische psychiatrie van GGZ Noord Holland Noord was ze er verantwoordelijk voor bedrijfsvoering, financiën, human resource management, interne samenwerking met de andere divisies binnen GGZ NHN en externe samenwerking met regionale en landelijke netwerkpartners op de terreinen zorg en justitie. |
Het ligt in huis op de vensterbank, of op een meterkast buiten: een dikke of dunne laag zwart stof. “Het ziet eruit als zwart glinsterend stof,” zegt Janneke Elberse, projectleider van Gezondheidsonderzoek in de IJmond. “Omwonenden vertellen vaak dat ze het vies en onprettig vinden dat het in hun woonomgeving ligt.”
Monstername in de omgeving van Tata Steel
Op verschillende momenten in 2020 namen RIVM’ers veegmonsters in de plaatsen Wijk aan Zee, Beverwijk, Velsen-Noord, IJmuiden en Heemskerk. Bij mensen thuis, in de tuin, op straat. Daarnaast nemen ze monsters bij locaties op grotere afstand, die als referentielocaties dienen. Janneke Elberse: “Het gaat om 32 buitenlocaties en 13 binnenlocaties waar we stof meten. We zijn in totaal vier keer langs geweest, één keer ter voorbereiding, de andere drie keer is er stof geveegd. Hoeveel stof er ligt, en waar, dat varieert. Soms ligt er een dikke laag, soms juist een heel dun laagje. Dat kan per straat en per huis verschillen.”
'De inwoners hebben zelf vragen en zorgen geformuleerd, die zijn vertaald in onderzoeksvragen'
In 2019 werden polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s) en metalen, zoals lood en mangaan, gevonden in het stof. Zowel PAK’s als bijvoorbeeld lood behoren tot de zogenoemde Zeer Zorgwekkende Stoffen. Deze stoffen zijn gevaarlijk voor mens en milieu. Janneke Elberse: “In dit onderzoek kijken we naar de hoeveelheden. Die kunnen iets zeggen over het gezondheidsrisico. Ook kijken we naar de mogelijke bron. Per stof is dat weer verschillend.”
Het onderzoek in 2019 concentreerde zich in Wijk aan Zee en ging specifiek over de grafietregen. “Nu zijn we op zoek naar een breder beeld”, zegt Elberse. “Hoe zit het in de rest van de regio IJmond? De inwoners hebben zelf vragen en zorgen geformuleerd, die wij samen met de klankbordgroep hebben vertaald in onderzoeksvragen.”
'Wij onderzoeken op plekken waar je in de praktijk in aanraking kunt komen met de stoffen'
De klankbordgroep bestaat uit bewoners en onafhankelijke experts. Zij kijken en denken kritisch mee met het onderzoek. Ze brengen het perspectief van omwonenden in. Dit helpt het RIVM om de juiste zaken te onderzoeken. Het RIVM doet dit onderzoek in opdracht van regionale opdrachtgevers: de Provincie Noord-Holland en de gemeenten Beverwijk, Velsen en Heemskerk, en werkt hierbij samen met GGD Kennemerland. Tata Steel is niet betrokken in het onderzoek, op geen enkele manier.
De collega’s van de MOD meten graag bij mensen thuis. Een belangrijke andere taak van de MOD is metingen doen bij een brand waarbij chemische stoffen vrijkomen. “Hier zie je nog directer voor wie je het doet, hoor ik van de MOD’ers,” zegt Elberse. “Ze werken hierdoor letterlijk midden in de maatschappij.”
Meer dan 40 inwoners meldden zich aan voor het onderzoek. Uiteindelijk doen ongeveer 15 inwoners mee, die zijn geselecteerd op grond van een goede verdeling over de verschillende dorpen en afstanden tot het terrein van Tata Steel. “Ze zijn vaak blij dat we komen meten, we worden altijd heel vriendelijk welkom geheten,” zegt Janneke Elberse. “Maar voor hen is het ook spannend, ze maken zich zorgen. ‘Het ligt wel in mijn huis’ hoor ik soms. Het onderzoek leeft behoorlijk in de IJmond regio. Hoe mensen er ook over denken, ik hoor vooral: er is stofoverlast, we willen graag weten wat erin zit en wat het voor onze gezondheid betekent.”
Hans Dellevoet, inwoner Wijk aan Zee en lid van de Dorpsraad:“Het is belangrijk dat dit onderzoek gebeurt. Er leven veel zorgen in het dorp over wat er allemaal op ons neerdaalt. We willen weten wat er precies in zit en wat er aan gedaan kan worden. Lopen wij en onze kinderen gevaar en, zo ja, wat gaat men daaraan doen? Eigenlijk vreemd dat dit onderzoek nu pas plaatsvindt terwijl er al decennia lang geklaagd wordt. Vanuit de Dorpsraad ben ik al jaren nauw betrokken bij de problemen met Tata Steel. Die problemen zijn met de jaren alleen maar groter geworden. Deelname was dan ook logisch. De Dorpsraad had zelf ook aangedrongen op verder onderzoek nadat onderzochte veegmonsters al zorgwekkende resultaten lieten zien. Die veegmonsters hebben toen echt een storm van verontwaardiging en onrust veroorzaakt. Men eist nu antwoorden en een oplossing van dit probleem. Ik doe zelf aan het RIVM-onderzoek mee, het verloopt prima. Ik verwacht dat het resultaat van de eerdere veegmonsters bevestigd zal worden. In de periode dat de bakken hier stonden zijn er meerdere stof-emissies geweest. Er zijn echter meerdere stofbronnen bij Tata: welke bron heeft bij welke windrichting uitgestoten? Dit zal de meetresultaten zeker beïnvloeden. Hopelijk volgt er dan ook daadwerkelijk actie op de resultaten. Voor ons is de tijd van gedogen en alleen maar onderzoeken allang voorbij.” |
Meer weten? Kijk op de RIVM-website.
“Vanaf januari 2021 en verder liggen er nog grote opgaven voor ons. Zo staat de mentale gezondheid onder druk. Veel mensen hebben vaker gevoelens van angst, somberheid en eenzaamheid. Het is nodig om sterker in te zetten op oplossingen hiervoor. Het vraagt om meer zorg en ondersteuning.” Henk Hilderink is samen met Erwin Eisinger projectleider van de ‘corona-inclusieve’ VTV. Deze toekomstverkenning neemt de coronapandemie mee in de inhoud op de gebieden volksgezondheid, zorg en leefomgeving.
In zo’n 9 maanden tijd maakte het VTV-team de publicatie. En dat terwijl een reguliere Volksgezondheid Toekomst Verkenning een doorlooptijd van 4 jaar kent. Het RIVM maakt deze rapportage over volksgezondheid en zorg al 25 jaar, de laatste verscheen in 2018.
Al eerder bracht de VTV de grote uitdagingen voor de Nederlandse gezondheid in kaart. Bijvoorbeeld dat de vergrijzing toeneemt met alle gevolgen van dien, zoals een grotere groep zelfstandig wonende ouderen met dementie en andere complexe problemen. Ook de hoge ziektelast door hart- en vaatziekten en kanker blijft, net als de toenemende mentale druk op jongeren en jongvolwassenen. Deze problemen zijn nu allemaal nog urgenter geworden door de coronacrisis.“Onder invloed van de coronamaatregelen is de leefstijl van mensen veranderd,” zegt Henk Hilderink. “Het lijkt de ongezonde kant op te gaan. Rokers zijn meer gaan roken en er zijn meer mensen met overgewicht. Dat zijn weer risicofactoren voor hart- en vaatziekten.”
Henk Hilderink: “Er kwam veel bij kijken om deze c-VTV te maken. We werken met zoveel partijen samen, binnen en buiten het RIVM. Alleen al bij het RIVM zijn er 7 centra bij betrokken over onze 3 domeinen. Meer dan 50 personen uit Volksgezondheid en Zorg, Milieu en Veiligheid en het Centrum Infectieziektebestrijding hebben bijgedragen aan deze publicatie. Het is daarmee een evenwichtig, RIVM-breed product geworden.” Ook buiten het RIVM waren verschillende samenwerkingspartners betrokken.
'De leefstijl van mensen is ongezonder geworden'
De c-VTV brengt ook aan het licht dat de scheidslijnen die al door de maatschappij liepen, scherper worden. “De economische terugval die verwacht wordt, treft vooral de lager opgeleiden,” zegt Hilderink. “Zij werken vaker in flexibele contracten. Daarnaast hebben ze vaker een slechtere gezondheid.Ook de generatiekloof is verder op scherp gezet. Alle ouderen zijn nu gelabeld als ‘kwetsbaar’, terwijl een grote groep ouderen vitaal zijn, vrijwilligerswerk doen, op de kleinkinderen passen.De jongeren zijn dubbel de dupe. Zij worden meestal minder ziek van het virus, maar ondervinden wel veel gevolgen. Zo valt het hele praktijkonderwijs voor mbo-studenten in duigen. Veel leerlingen krijgen een ‘coronadiploma’, waarover ze zich zorgen maken: is die wel evenveel waard als een ‘gewoon’ diploma?”
De coronapandemie maakt de opgaven dus urgenter, maar we zien gelukkig ook lichtpuntjes. “De crisis kan een keerpunt zijn. Digitalisering van de zorg heeft een duw in de rug gekregen, zodat zorg en ondersteuning op afstand mogelijk is. Ook de digitale vaardigheden van ouderen zijn verbeterd, zij bleven via bijvoorbeeld de tablet met kinderen en kleinkinderen in contact. Met thuiswerken kregen mensen meer regie op hun eigen tijd. De reistijd verdwijnt. Mensen ervaren vaak meer rust.”“We moeten het goede behouden en verder stimuleren,” vat Hilderink het samen.
'Nieuwe infectieziekten zullen zich ook in de toekomst vermengen met bestaande gezondheidsopgaven'
Hoe zorgvuldig deze c-VTV ook is gemaakt, er zijn veel onzekerheden. “De kennis over het coronavirus en de gevolgen ervan neemt continu toe, maar is nog steeds verre van volledig. Dat vraagt om een zorgvuldige afweging van de onzekerheden. Hoe representatief is dat bepaalde onderzoek over dat ene onderwerp? Kunnen we die conclusie meenemen of is het nog te vroeg? Het is een gevecht met de actualiteit. Een eventueel vaccin hebben we niet meegenomen in de scenario’s, ook daar zitten nog veel onzekerheden omheen.”
Henk Hilderink hoopt dat er bij het beleid en in het publieke debat een stevige plek komt voor de resultaten uit deze c-VTV. In de maatschappij wordt nu vooral naar de korte termijn gekeken, constateert hij. “We praten nu vooral over kerst. Maar ook na de kerst blijven de effecten op de gezondheid bestaan. We moeten beter voorbereid zijn op een toekomst waarin ook infectieziekten weer een rol spelen. Voor beleid en maatschappij betekent dit: maak ruimte voor het onverwachte. Nieuwe infectieziekten zullen zich vermengen met bestaande gezondheidsopgaven. Dat is blijvend veranderd.”
Naar het e-magazine 'Verder kijken dan corona, over de toekomst van onze gezondheid'
Lees ook het interview met Marith Volp, directeur Volksgezondheid en Zorg RIVM
“De kleinschaligheid van de eilanden maakt de organisatie van infectieziektebestrijding moeilijk. De expertise is vaak schaars; het is namelijk lastig om hoogopgeleide professionals op de eilanden te krijgen en te houden. Er zijn natuurlijk ook geen academische ziekenhuizen, dat loont niet met het lage inwoneraantal. De expertise díe er is, voldoet prima. De laboratoria en GGD’s hebben dezelfde hoge standaard als hier, alleen de schaalgrootte is anders.” Hans van den Kerkhof coördineert en adviseert bij infectieziektebestrijding in het Caribisch deel van Nederland. Hij doet dat vanuit de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding van het RIVM. In deze periode ligt de nadruk uiteraard op coronabestrijding.
Lokale collega's en RIVM'ers op Sint Maarten. De foto is uiteraard vóór de coronapandemie genomen.
De Wereldgezondheidsorganisatie WHO heeft een kader voor de bestrijding van crises opgesteld, waaronder problematiek met infectieziekten, waar alle WHO-landen aan moeten voldoen: de Internationale Gezondheidsregeling (International Health Regulations, IHR). In de IHR staan eisen aan bijvoorbeeld opsporing, epidemiologie en het bestrijdingsapparaat. Het Centrum Infectieziektebestrijding van het RIVM ondersteunt het Caribisch deel van Nederland om aan al die eisen te voldoen. “Daar waar het knelt, proberen we te ondersteunen,” zo omschrijft Van den Kerkhof het.
'We hebben apparatuur naar Saba en Sint Eustatius gestuurd, zodat ook de kleine eilanden kunnen testen'
Het is niet voor het eerst dat Hans van den Kerkhof en zijn collega’s ondersteuning bieden in Caribisch Nederland. “We komen daar al langere tijd. Ook bij de ziektes chikungunya, zika en de voorbereidingen voor ebola boden we hulp en advies. Verder bespreken we eens per jaar op één van de eilanden alle issues tijdens een conferentie met de lokale collega’s. De samenwerking staat of valt met het persoonlijk contact en bekendheid met de lokale omstandigheden in de regio. Daarom zitten we ook langere tijd op hetzelfde project. Dorothee Rosskamp, Marieta Braks, Johan Reimerink en ik zijn dan bekende gezichten.”
“We springen bij als er nieuwe ziektes of problemen opduiken. Bijvoorbeeld met zika zette een RIVM-laboratorium de testen op. Ook nu met COVID-19 hebben we ondersteund bij de opzet van testen en zorgen we dat de moleculaire testapparatuur verstuurd wordt. We hebben apparatuur naar Saba en Sint Eustatius gestuurd, zodat ook de kleine eilanden kunnen testen. Anders moeten de monsters eerst per vliegtuig naar een ander eiland worden gestuurd om daar getest te kunnen worden, met alle kosten en vertraging van dien.”
Toen het nieuwe coronavirus net opdook, was het doel duidelijk: het virus van de eilanden weghouden, schetst Van den Kerkhof. Juist omdat het eilanden zijn, is dat redelijk makkelijk. Er kwam een forse lockdown. Maar veel mensen op de eilanden leven van het toerisme, dus een lockdown is maar beperkt vol te houden. De economie draait op het toerisme. Ook de voedselvoorziening op het eiland is van import afhankelijk. “In de zomer waren de cijfers laag, toch zijn de eilanden opengegaan voor toeristen,” zegt Hans van den Kerkhof. “We wisten: als ze opengaan, dan introduceer je het virus. En inderdaad, vanaf augustus zie je de besmettingen oplopen. Op Aruba eerst heel fors, dat werd later door intensieve bestrijdingsmaatregelen wel minder. Ook op Curaçao zie je de cijfers fors oplopen. Er is veel druk vanuit de bevolking om toeristen te laten komen. Voor veel immigranten die bijvoorbeeld als schoonmaker of taxichauffeur werken, geldt: geen werk, geen eten. De regio is redelijk welvarend, maar momenteel komen ook veel ondernemers uit de middenstand ernstig in de knel. Veel mensen zijn nu afhankelijk van voedselhulp.”
'We adviseren de collega’s daar hoe de regels voor toeristen het beste vorm kunnen krijgen'
Nu het coronavirus niet meer van de eilanden weggehouden kan worden, zetten lokale instanties met steun van het RIVM volop in op de bestrijding. In het Caribisch deel van Nederland liggen vaak net andere afwegingen ten grondslag aan de inhoudelijke adviezen, vooral doordat de economie daar veel harder is geraakt dan hier. Hans van den Kerkhof: “We adviseren de collega’s daar hoe de regels voor toeristen het beste vorm kunnen krijgen. Ook organiseren we OMT-overleggen, waarbij de samenstelling van het OMT anders is dan in Nederland. We werken met lokale expertise. In het OMT adviseren we onder meer over de methodologie van de laboratoriumtesten. Ook gaat het over de epidemiologie en reisadviezen.”
Een drukke tijd voor Van den Kerkhof en zijn collega’s. “Vrij nemen is lastig. Door het tijdsverschil van vijf uur met de eilanden bellen we vaak aan het eind van de middag of ’s avonds. We hebben dagelijks contact, het gaat altijd door. Maar we zetten ons graag in voor de infectieziektebestrijding, hier én op de eilanden van het Caribisch deel van Nederland.”
Caribisch deel van het Koninkrijk Op 1 januari 2020 telden de eilanden van het Caribisch deel van Nederland ongeveer 380.000 inwoners. Dat zijn de landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten (CAS-eilanden) en de bijzondere gemeenten Bonaire, Sint Eustatius en Saba, ook bekend als de BES-eilanden. Volg de coronacijfers in het Caribisch deel van Nederland op de RIVM-website. |
Op 6 oktober 2020 promoveerde Manon Lette aan de Vrije Universiteit Amsterdam op haar onderzoek ‘Care to collaborate: integrating health and social care for older people living at home.’
In haar conclusies stelt Lette vast dat er meer aandacht voor welzijnsaspecten nodig is voor betere integrale zorg. Veel kwetsbare ouderen hebben behalve fysieke aandoeningen ook problemen van sociale, mentale en cognitieve aard. Ook het sociaal netwerk, de fysieke thuisomgeving en de mobiliteit van de oudere bepalen of een oudere met gezondheidsklachten toch veilig thuis kan wonen.
Daarom zou er volgens Lette meer geïnvesteerd moeten worden in interdisciplinaire en interprofessionele samenwerking. De praktijk laat zien dat deze samenwerking niet vanzelfsprekend is. Het creëren van wederzijds begrip en vertrouwen in samenwerkingsrelaties heeft tijd en aandacht nodig.
Lette voerde haar onderzoek uit bij het Amsterdam UMC, locatie VUmc en RIVM. Zij maakte hiervoor onder andere gebruik van data van het SUSTAIN-project, een vierjarig Europees onderzoeksproject naar integrale zorg voor thuiswonende ouderen in zeven Europese landen. Tegenwoordig is Lette werkzaam als projectmedewerker integrale zorg en welzijn bij SIGRA.
Titel proefschrift: Care to collaborate: integrating health and social care for older people living at home.
Op 28 oktober 2020 promoveerde Susanne Wuijts aan de Universiteit Utrecht op haar onderzoek naar een effectiever waterkwaliteitsbeheer. Landen blijken wereldwijd moeite te hebben om de kwaliteit van hun wateren te herstellen en te beschermen. Wuijts beschrijft in haar proefschrift hoe ‘governance’ aan waterkwaliteitsverbetering bijdraagt.
Ondanks grote verbeteringen van de waterkwaliteit sinds de jaren ‘70 stagneert dit de laatste decennia. Het is daarom voor Nederland en andere Europese landen een grote uitdaging om de doelen van de Europese Kaderrichtlijn Water te behalen. Wat heeft een rivier eigenlijk nodig om gezond te zijn en zijn vele functies te kunnen vervullen? Het gaat dan om functies zoals natuurbescherming, bron voor drinkwater, zwemwater, koelwater, irrigatiewater, energievoorziening en transport.
In haar proefschrift heeft Susanne Wuijts onderzocht hoe governance benaderingen (kort gezegd: manieren van besturen) het behalen van de waterkwaliteitsdoelen uit de Europese Kaderrichtlijn Water kunnen ondersteunen. Uit het onderzoek blijkt dat er verschillende perspectieven zijn op de effectiviteit van waterkwaliteitsbeheer. Dit kan variëren van de verbetering van het ecosysteem (ecologie en hydrologie), tot het behalen van de wettelijke doelen (rechten) en de kwaliteit van maatschappelijke processen ten aanzien van participatie, transparantie en integriteit (sociale wetenschappen en economie). De combinatie van deze perspectieven kan het proces ondersteunen om doelen te formuleren en te behalen, maar geeft geen garantie. Als er andere conflicterende prioriteiten worden gesteld in het maatschappelijke debat, kunnen de waterkwaliteitsdoelen niet volledig worden behaald. Verder lijkt er verschil te zijn tussen de noodzakelijke governance voorwaarden in de planfase versus de uitvoeringsfase. Dit is ook een verklaring voor de moeilijkheden bij het behalen van waterkwaliteitsdoelen. Onderzoek is tot nu toe vooral gericht op de planfase en nauwelijks op de uitvoeringsfase.
Het proefschrift beschrijft een aantal lessen voor de praktijk. Zo zouden waterkwaliteitsdoelen specifieker moeten weergeven wat er nodig is om een goede ecologische toestand te bereiken, bijvoorbeeld ten aanzien van toxiciteit, nutriënten of morfologische aspecten. Ook is een gezamenlijke aanpak vanuit het sociaaleconomische, juridische en ecologisch-hydrologische kennisdomein noodzakelijk om ongewenste effecten te voorkomen. Tenslotte is het belangrijk om de juiste overheden en private partijen te betrekken, die ook de bevoegdheden en de middelen hebben om passende maatregelen te treffen, en om de voortgang van afgesproken maatregelen te volgen en zo nodig bij te sturen op basis van de gemeten effecten.
Titel proefschrift: Towards more effective water quality governance
Op 30 oktober 2020 promoveerde Annerieke Stoop aan Tilburg University met haar proefschrift ‘Improving integrated care for older people: an exploration from a European perspective’.
In haar promotieonderzoek maakte Stoop onder andere gebruik van data van SUSTAIN, een Europees onderzoeksproject van 2015-2019 naar integrale zorg voor thuiswonende ouderen in 7 Europese landen.
In haar conclusies ziet zij twee belangrijke uitdagingen. Een betere samenwerking en communicatie tussen zorgprofessionals onderling en tussen de zorgprofessional en de oudere en hun mantelzorgers. In de tweede plaats pleit zij voor het meer centraal stellen van de behoeften van de oudere in hun zorg en ondersteuning.
Tenslotte ziet zij kansen om te leren van andere Europese initiatieven. Ondanks de culturele en organisatorische verschillen tussen de deelnemende Europese landen, zijn er veel overeenkomsten in de vraagstukken en de uitdagingen in integrale zorg voor thuiswonende ouderen in Europa.
Ten tijde van haar promotieonderzoek had Annerieke Stoop een aanstelling bij het RIVM en Amsterdam UMC, locatie VUmc. Tegenwoordig is zij werkzaam als onderzoeksmakelaar en senior onderzoeker bij Tranzo, Tilburg University.
Titel proefschrift: Improving integrated care for older people: an exploration from a European perspective.
Ons immuunsysteem (afweersysteem) beschermt ons voortdurend tegen allerlei ziekteverwekkers. Naarmate wij ouder worden, veroudert dit immuunsysteem en wordt de bescherming minder. Dit is een natuurlijk proces. Maar ook andere factoren kunnen veroudering van het immuunsysteem tot gevolg hebben. Sara van den Berg promoveerde op 18 november aan de Universiteit Utrecht op haar onderzoek naar de mogelijke effecten van het cytomegalovirus (CMV) op de werking van ons immuunsysteem.
CMV is een veel voorkomend virus waarmee heel veel mensen in hun leven besmet raken. De infectie verloopt meestal zonder klachten, maar het virus blijft wel in het lichaam aanwezig. Het immuunsysteem zorgt dan voortdurend voor het onder controle houden van het virus. Dit zou kunnen leiden tot ‘overbelasting’ van het systeem. Of anders gezegd, het verouderingsproces van het systeem zou zich kunnen versnellen en daardoor zou het immuunsysteem minder goed gaan werken.
Het eerste deel van het onderzoek gaat over het effect van CMV op de bescherming tegen griepvirus. Als iemand een CMV-infectie bij zich draagt, zal zijn/haar afweer tegen het griepvirus naar verloop van tijd minder worden? Uit het onderzoek blijkt dat dit niet het geval is. CMV heeft geen nadelig effect op de afweerreactie tegen griepvirus of de werkzaamheid van de griepvaccinatie.
Het tweede deel van het onderzoek gaat over het effect van CMV op T-cellen. Deze cellen maken deel uit van ons immuunsysteem. We zien dat een CMV-infectie met name bij oudere mensen direct een grote invloed heeft op het aantal en het uiterlijk van T-cellen. Bij jongere mensen is die invloed minder groot. Maar we hebben geen bewijs gevonden dat CMV ook het functioneren van T-cellen, en daarmee het afweersysteem, beïnvloedt.
Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat het effect van CMV op (de veroudering van) het immuunsysteem kleiner is dan eerder werd verondersteld. Ook draagt het bij aan een beter begrip van CMV en T-cellen.
Titel proefschrift: Impact of cytomegalovirus-infection on ageing of the immune system