Het doel van het Protocol Verdachte Objecten is een eenduidige en adequate respons van (hulpverlenings)diensten bij verdachte CBRN-E-objecten en -omstandigheden.
Wat is een verdacht CBRN-E incident? De tekst in het PVO luidt als volgt:
“Een incident met Chemische Biologische Radiologische Nucleaire agentia en/of Explosieven, waarbij wordt uitgegaan van een opzettelijke dreiging tegen personen of goederen en/of een aangetroffen of aangekondigd voorwerp dat door de specifieke manier van plaatsing en/of de locatie waar dit is aangetroffen kan worden aangemerkt als:
|
Wanneer de Teamleider Explosieven Veiligheid CBRNe (TEV) het PVO opstart, is er sprake van een politieproces. De politie (OvD-P) heeft op dat moment de leiding. Het PVO geldt voor de brandweer, Defensie (EOD, CBRN Responseenheid), de GHOR, de gemeenschappelijke meldkamer/Operatiecentrum KMAR, en onderzoeks- en kennisinstellingen waaronder het RIVM.
In 2019 en 2020 zijn de CBRN responseenheid van Defensie en het RIVM bij een aantal PVO-(achtige) incidenten betrokken geweest. Ondanks dat een eenduidige samenwerking tussen betrokken partijen het doel is van het PVO, bleek de uitvoering van het PVO in de praktijk in de afgelopen jaren weerbarstig. Het is absoluut onwenselijk om bij een CBRN incident niet hetzelfde en beoefende beeld te hebben over wie wat wanneer doet.
Het RIVM, de CBRN Responseenheid, de EOD en LTFO willen daarom in een samenwerkingsovereenkomst duidelijkheid geven over de samenwerking bij een PVO-inzet. De overeenkomst beschrijft de onderwerpen (werkprocessen) waarover deze vier organisaties afspraken willen maken.
Deze afspraken worden in afzonderlijke werkinstructies verder uitgewerkt. De werkinstructies zijn belangrijk voor een snelle, betrouwbare en robuuste screening van onbekende stoffen. En voor de manier waarop de betrokken organisaties zich voorbereiden op een gezamenlijke inzet. Zo zijn er bijvoorbeeld ideeën om een gezamenlijk Opleidings-, Trainings- en Oefenprogramma op te stellen.
De volgende processen worden in ieder geval uitgewerkt:
De werkinstructies en het OTO-programma zijn onlosmakelijk met de overeenkomst verbonden, maar zijn er inhoudelijk geen onderdeel van. Dat betekent dat de instructies kunnen worden herzien, zonder aanpassing van de samenwerkingsovereenkomst. Twee werkgroepen, waarin de vier organisaties vertegenwoordigd zijn gaan de werkinstructies en het OTO-programma opstellen. Dit zal het komende half jaar gaan plaatsvinden.
Parallel aan dit proces loopt de onlangs gestarte evaluatie van het PVO. Tijdens het eerste overleg over aanpassing van de huidige tekst van het PVO, werd ook onderkend dat werkinstructies noodzakelijk zijn.