Maart 2021 | Nummer 1
https://magazines.rivm.nl/2021/03/rivm-magazine
Al meer dan 20 jaar onderzoekt het RIVM rioolwater op sporen van ziekteverwekkers en andere stoffen, om zo meer inzicht te krijgen in de gezondheid van de Nederlander. Door de komst van COVID-19 is de Nationale Rioolwater Surveillance ingericht. Naast COVID-19 onderzoekt het RIVM rioolwatermonsters op medicijnresten, poliovirus en bacteriën die ongevoelig zijn voor antibiotica. En er zijn nog veel meer plannen. Ana Maria de Roda Husman: “Een verbreding naar leefstijl en niet-overdraagbare ziektes als diabetes is zeker mogelijk.” |
Voor COVID-19 komen twee keer per week rioolwatermonsters binnen vanuit alle rioolwaterinstallaties. Bij het laboratorium van Z&O worden de monsters onderzocht. Ana Maria de Roda Husman: “Het virus zit eerst in de ontlasting van mensen, pas daarna krijgen ze eventueel klachten. Bij ongeveer de helft van de mensen die het coronavirus bij zich hebben, zijn virusdeeltjes in de ontlasting te vinden. Via het toilet komen die in het riool terecht. Dus het rioolwater kan veel vertellen over de verspreiding van het virus. Ook nu er veel getest wordt is het onderzoek nuttig. De laatste weken zien we een daling. Maar er zijn ook locaties waar er een stijging te zien is.” Gegevens hierover zijn te vinden op het coronadashboard van de overheid. Daarop is per regio te zien hoeveel virusdeeltjes zijn aangetroffen, omgerekend naar 100.000 inwoners.
Een virus of bacterie is niet het enige dat je kunt opsporen via de ontlasting in rioolwater. Ana Maria de Roda Husman: “We kunnen van alles aflezen aan de stoffen die in ontlasting of de urine zitten, via het rioolwater. Medicijnresten en drugsgebruik kunnen we erin zien. Maar ook stress en leefstijl zijn in rioolwater aan te tonen. Niet-overdraagbare ziektes zoals diabetes en bepaalde soorten kanker kun je ook in rioolwater zien. Nog niet alles wat mogelijk is wordt al gedaan, maar nu de infrastructuur in orde is, kunnen we naar verbreding kijken.” Die verkenning doet het RIVM samen met partijen als de STOWA (Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer) en de waterschappen. “Het mooie van dit onderzoek is ook dat het RIVM-breed is. Gezondheid, milieu en infectieziekten, alles komt samen,” zegt De Roda Husman. “Een goed voorbeeld van zo’n breed onderwerp is een gezonde leefomgeving. Breng je ergens verandering aan in de leefomgeving of krijgen mensen een andere leefstijl, dan kunnen wij dat mogelijk aflezen via rioolwateronderzoek.”
Onderwerpen voor rioolwateronderzoek op gebied van gezondheid, zowel bestaande thema's als nieuwe mogelijkheden.
Rioolwateronderzoek heeft voordelen ten opzichte van andere vormen van onderzoek. De Roda Husman: “De anonimiteit van mensen is gewaarborgd. Het is objectief. Verder hoef je mensen nergens mee lastig te vallen, het is een niet-belastende vorm van onderzoek. En in Nederland zijn bijna alle Nederlanders op de riolering aangesloten.”
'Krijgen mensen een andere leefstijl, dan kunnen wij dat mogelijk aflezen via rioolwateronderzoek.'
Wat nog verbeterd kan worden bij rioolwateronderzoek is het formuleren van een signaalwaarde, zoals die bijvoorbeeld bestaat voor de positieve testen en ziekenhuisopnames. Bij welke hoeveelheid virusdeeltjes in rioolwater is er bijvoorbeeld actie nodig? “Bij COVID-19 wil je net als bij andere stoffen een waarde weten wanneer je moet handelen, ook lokaal. En in samenhang met de andere indicatoren, zoals positieve testen. Zo zou er handelingsperspectief voor de GGD kunnen komen. Bijvoorbeeld extra testen. Daar wordt nu nog aan gewerkt.”
Rioolwateronderzoek staat dus niet op zichzelf. Het werkt goed in samenhang met andere monitors. Zo kom je tot een goede duiding. “Medicijnresten in rioolwater moet je in samenhang zien met de medicijnen die over de toonbank gaan. Voor andere onderwerpen doet een vragenlijst een deel van het onderzoek, en rioolwateronderzoek doet een deel. Als je alles samen neemt krijg je het beste beeld.”
“Rioolwateronderzoek is ook een mooi voorspellend instrument,” zegt De Roda Husman. “In de zomer van 2020 waren de corona-cijfers laag, maar wij zagen al lokale stijgingen in het rioolwater.”
Meer weten?
Coronadashboard rijksoverheid rioolwateronderzoek
Artikel over COVID-19 en het Nederlandse rioolwateronderzoek - The Lancet Gastroenterology & Hepatology. SARS-CoV-2 in wastewater: potential health risk, but also data source.
Artikel over bacteriën die ongevoelig zijn voor antibiotica in rioolwater - Science of the Total Environment. Nationwide surveillance reveals frequent detection of carbapenemase-producing Enterobacterales in Dutch municipal wastewater
Eind 2020 werkte 48% van de werknemers thuis. En nog steeds werkt een groot deel vanuit huis. Wat helpt om de thuiswerkdagen goed door te komen? 5 tips.
Deze tips zijn gebaseerd op leefstijladviezen ontwikkeld voor professionals werkzaam bij gemeente, GGD of in de zorg. Meer tips of achtergronden? Kijk op Loketgezondleven.
Probeer zoveel mogelijk de normale dagindeling aan te houden. Dit doet u door op dezelfde tijden op te staan, naar bed te gaan en te eten als voor de coronacrisis. Plan ook per dag verschillende activiteiten om sleur te voorkomen.
Stop op een zeker moment met werken en zet de computer uit, zodat u los kunt komen van uw werk. Doe minimaal één uur per dag iets voor uzelf waar u energie van krijgt.
Wissel uw werk af met voldoende pauzes. Neem bijvoorbeeld pauze door een korte beweegactiviteit of wandeling. Bewegen heeft een positief effect op de concentratie.
Maak een praatje door te (beeld)bellen of langs te gaan op 1,5 meter afstand. Vraag hoe het gaat en of iemand hulp nodig heeft. Denk aan uw ouders, maar vraag het ook aan een oude tante of oom, buur of iemand anders. Andere mensen helpen heeft niet alleen een positief effect op degene die hulp krijgt, maar ook op u, als persoon die helpt.
U pakt sneller eten dat u ziet of dat voor u ligt. Zet daarom gezond eten, zoals fruit en groente, in het zicht en zet snoep en snacks juist uit het zicht. Ook als u meer moeite moet doen om eten te pakken, eet u het minder snel. Berg het bijvoor-beeld op in een kastje.
Door gezond te eten ondersteunt u de weerstand, vermindert u het risico op ziekten, en blijft uw gewicht beter in balans.
Hoe groen is het in mijn buurt? Hoe schoon is de lucht? De Atlas Leefomgeving geeft Nederlanders informatie over hun leefomgeving. En de invloed daarvan op de gezondheid. Onlangs lanceerde de Atlas een nieuwe versie van de tool ‘Check je plek’. Rianne Dobbelsteen van het ministerie I&W: “Dat we als overheid al die informatie beter toegankelijk maken, vind ik supergaaf.” |
“De kracht van de Atlas is dat er ontzettend veel informatie beschikbaar is over de leefomgeving. Ik ben daar elke keer weer verrast door. Je ziet een kaart en klikt meteen weer verder naar nóg meer informatie.” Aan het woord is Rianne Dobbelsteen. Samen met Noraly Ilahi is zij opdrachtgever van de Atlas Leefomgeving, vanuit het ministerie Infrastructuur en Waterstaat, Directie Omgevingsveiligheid & Milieurisico’s.
De Atlas Leefomgeving biedt informatie over de kwaliteit van de Nederlandse leefomgeving. En de invloed daarvan op de gezondheid. Kaarten en informatie over geluidhinder en luchtkwaliteit zijn er te vinden. Maar ook over monumenten of wandelroutes in de eigen omgeving. Iedereen kan dus de eigen leefomgeving verkennen en ontdekken met behulp van de Atlas.
Hoe zorg je nu dat mensen de kaarten en informatie goed kunnen gebruiken in hun situatie? ‘Check je plek’ is de tool die daar vooral behulpzaam bij is. Rianne Dobbelsteen: “’Check je plek’ is wat wij noemen de ‘satéprikker’ om door alle kaartlagen heen te gaan. Dit was al langer een wens, en door het idee van ‘check je plek’ werd dat concreet. Lange tijd was de techniek er nog niet, maar nu gelukkig wel.”
“Ik vind het mooi aan de Atlas dat er ook complexe informatie gedeeld wordt”, zegt Noraly Ilahi. “Veel experts hebben de neiging om ingewikkelde informatie te laten zitten: ‘dat snappen de mensen toch niet’. Vaak delen ze dan alleen de gemakkelijke informatie. Het team van de Atlas Leefomgeving kijkt verder. Ze werken er heel hard aan om al die ingewikkelde kaarten en informatie toegankelijk en beschikbaar te maken voor burgers. Dat is ook vanuit het ministerie belangrijk in het kader van Open Overheid.”
'Niet iedereen heeft een tuin waar tegels uit kunnen'
Rianne Dobbelsteen: “We zijn heel trots op het team van de Atlas Leefomgeving. Er zit een enorme dosis creativiteit en enthousiasme in. Steeds bedenken ze iets nieuws om het nog beter te maken, om mensen erbij te betrekken. Zo worden er app-competities gehouden met bepaalde groepen om tot creatieve dingen te komen.”
Dobbelsteen vindt de Junior Atlas voor de Leefomgeving een prachtig voorbeeld van toegankelijke informatie. “In de Junior Atlas moet alles duidelijk zijn voor basisschoolkinderen uit groep 6, 7 en 8. Ik vind dat erg geslaagd. De boodschap moet natuurlijk sterk versimpeld worden. Met de kinderen is er meer interactie, dat zagen we ook in workshops een tijd geleden. Ze kijken anders, hebben veel creatieve ideeën.” In het algemeen vinden Dobbelsteen en Ilahi interactie met kinderen én volwassenen belangrijk bij het verbeteren van de Atlas Leefomgeving. “Waarnaar zijn zij op zoek? Wat zouden ze anders willen? Het team organiseert hier al veel voor, dat juichen we erg toe.”
Ilahi en Dobbelsteen zien ook een functie voor de Atlas Leefomgeving bij de Omgevingswet. “Vanuit de Omgevingswet moet informatie ook voor ‘eenieder toegankelijk zijn’, zoals dat heet. Dat is precies wat de Atlas doet, dus daar kunnen we bij aansluiten. Mensen willen weten wat in hun omgeving speelt. Dat is ook sterk aan de Omgevingswet: het zet in op meer burgerparticipatie.”
Nu al richt de Atlas Leefomgeving zich op het ‘handelingsperspectief’ – wat kan ik zelf doen? Op de website zijn bijvoorbeeld tips te vinden over wateroverlast: ‘haal de tegels uit de tuin zodat het water in de grond kan lopen’. In de toekomst willen ze dit nog uitbreiden.
Na ‘Check je plek’ zijn er plannen voor ‘Vind je plek’ en ‘Verbeter je plek’. Bij ‘Vind je plek’ kunnen gebruikers op zoek gaan naar hun ideale woonplek. Groen, een schone lucht, veel voorzieningen dichtbij of juist een stille omgeving? Op basis van keuzes krijgen mensen plekken te zien die aan de gekozen criteria voldoen. Het Atlas-team verwacht de tool begin 2022 te kunnen lanceren.
Met de tool ‘Verbeter je plek’ zie je wat jouw inspanningen voor je leefomgeving voor effect hebben op die leefomgeving. Maar het zal nog wel even duren voordat die tool beschikbaar is.
“De ingezette koers op begrijpelijk taalgebruik vind ik heel belangrijk,” zegt Noraly Ilahi. “Ook hoger opgeleide mensen begrijpen niet alle onderwerpen. Je bent niet overal expert in. Dus dat de Atlas voor alle mensen toegankelijk is, vind ik het allerbelangrijkst. Ook de tips moeten bruikbaar zijn voor iedereen. Niet iedereen heeft een tuin waar tegels uit kunnen. Mensen die op een flat wonen hebben ook een leefomgeving. Handelingsperspectief voor iedereen, daar hecht ik veel waarde aan.” Rianne Dobbelsteen: “Dat we als overheid al die informatie beter toegankelijk maken, vind ik supergaaf.”
Lees ook het interview met Harm van Wijnen, bedenker van ‘Check je plek’. |
De Atlas Leefomgeving komt tot stand in samenwerking met vele organisaties. De projectleiding ligt bij het RIVM en RWS. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is samen met de provincies opdrachtgever van de Atlas Leefomgeving. Rijkswaterstaat, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu en BIJ12 (uitvoeringsorganisatie provincies) beheren de Atlas Leefomgeving. Dit doen zij in samenwerking met provincies, gemeenten en andere beleids- en kennisinstituten. Atlas Leefomgeving-team RIVM: Miranda Mesman (opdrachtcoördinator Atlas Leefomgeving; teamleider contentmanagement) Joost Bakker (programmaleider Atlas Portaal; teamleider functioneel beheer) Channah Betgen Dieneke Bijkerk-Schram Jeannine Brand Liesbet Dirven Laura te Grootenhuis Mirjam Kroeze Sara Nederpelt Jeanine Ridder Gonnie de Rooij-van Keulen Cindy Vros Harm van Wijnen Sanne de Wit Vanuit Rijkswaterstaat: Anneke van der Hallen Hans Neele (teamleider Relatiemanagement) Bob Smit Stéphanie Wesselink |
Kwantitatieve microbiologische risicoschatting (QMRA Quantitative microbial risk assessment ) is een bronattributie-methode om het relatieve belang van verschillende bronnen van infectie in te schatten. Deze methode is gebruikt om de relatieve bijdrage van verschillende vleesproducten en grond aan Toxoplasma gondii-infecties in Nederland en China in te schatten. Huifang Deng promoveerde op 8 december 2020 bij de Universiteit Utrecht op dit onderzoek. Ze voerde het onderzoek bij het RIVM uit.
De grootste bijdrage aan de voorspelde infecties via vlees werd in Nederland toegeschreven aan een rauw bewerkt rundvleesproduct. Deng heeft ook een aangepast QMRA-model gebruikt om schattingen van infecties te maken voor het vasteland van China met andere consumptiegewoonten. In China bleek varkensvlees het meest van belang. Dit komt bijvoorbeeld door verschillen in het voorkomen van T. gondii-infectie bij de verschillende diersoorten en door verschillen in consumptie en bereiding.
De resultaten van het ontwikkelde model voor T. gondii-infecties via blootstelling aan oöcysten uit grondmonsters laten zien dat deze route mogelijk belangrijker is dan blootstelling via vlees. Echter wanneer de resultaten werden vergeleken met andere gegevens over infecties in de bevolking, gaven beide QMRA-modellen een overschatting van het totaal aantal infecties. De QMRA-modellen moeten regelmatig bijgewerkt worden als nieuwe of ontbrekende data beschikbaar komen. De bevindingen in dit proefschrift bieden ondersteuning bij het maken van wetenschappelijk gefundeerde besluiten over interventiemaatregelen om de ziektelast van toxoplasmose te reduceren.
Toxoplasma gondii is een parasiet die wereldwijd voorkomt en vrijwel alle warmbloedige dieren kan infecteren. Toxoplasmose behoort tot de top 3 voedseloverdraagbare ziekten met de hoogste ziektelast, zowel in Nederland als in Europa.
Titel proefschrift: Source attribution of human toxoplasmosis: A quantitative microbial risk assessment approach
Op 17 december promoveerde Daphne van Wees aan de Universiteit Utrecht op haar proefschrift The invisible influence: impact of psychological mechanisms of sexual behaviour on chlamydia transmission.
Chlamydia is een seksueel overdraagbare aandoening (soa) en kan op lange termijn complicaties veroorzaken, zoals verminderde vruchtbaarheid. Daarom is het voorkomen van chlamydia belangrijk, bijvoorbeeld door condooms te gebruiken. Of mensen condooms gebruiken hangt af van psychologische kenmerken, zoals risico-inschatting. Wiskundige modellen worden vaak ingezet om chlamydiaverspreiding te voorspellen. Gegevens over psychologische kenmerken en veranderingen hierin over tijd worden hierbij zelden gebruikt.
Uit het promotieonderzoek van Daphne van Wees blijkt dat het combineren van epidemiologie, gedragswetenschappen en wiskundig modelleren een betere inschatting kan geven van de verspreiding van chlamydia. Ook is met dit onderzoek aangetoond dat op basis van de psychologische kenmerken, verschillende risicogroepen onderscheiden kunnen worden. Modelresultaten laten vervolgens zien dat maatregelen die rekening houden met de psychologische kenmerken van de verschillende risicogroepen, de verspreiding van chlamydia kunnen verminderen. Dit levert waardevolle informatie op om chlamydia preventie bij de Centra voor Seksuele Gezondheid te verbeteren.
Titel proefschrift: The invisible influence: impact of psychological mechanisms of sexual behaviour on chlamydia transmission.
Op 18 december 2020 promoveerde Tom Jansen bij de Vrije Universiteit van Amsterdam (VU) met zijn proefschrift “Societal perspectives on uncertain environmental health risks. Implications for risk communication”.
Wat bedoelen wetenschappers als ze zeggen dat een stof ‘mogelijk kankerverwekkend’ is of als ze zeggen ‘er is mogelijk een risico voor de gezondheid’? Risico-informatie bevat steeds vaker informatie over wetenschappelijke onzekerheid. Hoewel het communiceren over onzekerheid als een goede praktijk kan worden beschouwd in termen van openheid en transparantie, is de kans op (on)bedoelde miscommunicatie groot. Dit kan leiden tot slecht geïnformeerde oordeel- en besluitvorming bij wetenschappers, beleidsmakers en burgers.
Deze miscommunicatie wordt volgens het onderzoek van Jansen onder andere veroorzaakt doordat wetenschappelijke onzekerheid vaak niet concreet en exact wordt gecommuniceerd, en omdat wetenschappers milieugezondheidsrisico’s op basis van andere aspecten beoordelen dan het algemene publiek. Bovendien blijkt dat termen die centraal staan in communicatie over milieugezondheidsrisico’s zoals ‘risico’, ‘veilig’ en ‘schadelijk’ vaak verschillend geïnterpreteerd worden. En dat beïnvloedt hoe mensen de informatie, waarin deze termen staan, interpreteren.
Jansen concludeert dat effectieve risicocommunicatie over onzekere milieugezondheidsrisico’s bevorderd kan worden door informatie te ontwikkelen die 1) een correct begrip van risico terminologie faciliteert; 2) aansluit bij de publieke opvattingen over gevaren (Engels: ‘hazards’), risico’s en onzekerheid; en 3) de ruimte voor (verkeerde) interpretatie van de bewijslast voor het bestaan van gezondheidsrisico’s minimaliseert. Er worden zes aanbevelingen gepresenteerd die kunnen helpen deze doelen te bereiken.
Titel proefschrift: Societal perspectives on uncertain environmental health risks. Implications for risk communication.
Op 7 januari 2021 is Richard van Duijnen gepromoveerd aan de Leuphana Universität Lüneburg (Duitsland) op zijn onderzoek naar het efficiënter gebruik van nutriënten in de landbouw. Van Duijnen beschrijft in zijn proefschrift wat de effecten zijn van gewasrotatie, toevoeging van extra koolstof en het moment van toevoegen van meststoffen op gerst.
In zijn onderzoek heeft Van Duijnen onder meer gekeken naar een praktische aanpak om nitraatuitspoeling te voorkomen door middel van toevoeging van zaagsel of tarwestro aan de bodem. Hiermee kan nitraat worden vastgehouden. Dit werkte wel na de teelt van een uitspoelingsgevoelig gewas (tuinboon), maar niet voor een minder uitspoelingsgevoelig gewas (gerst).
Daarnaast keek hij naar het effect van gewasrotaties en de rol van bacteriën en schimmels die een symbiose aangaan met plantenwortels. Het bleek dat het telen van gewassen die géén symbiose met mycorrhiza-schimmels aangingen leidde tot een hogere opbrengst van het daaropvolgende gewas. Dit zou kunnen komen door een parasitair effect van de mycorrhiza-schimmels.
Ook heeft Van Duijnen verschillende methodes om plantenwortels te kwantificeren beschreven en vergeleken.
Richard van Duijnen heeft zijn promotie-onderzoek uitgevoerd aan de Leuphana Universität Lüneburg, binnen het project INPLAMINT en BONARES. Tegenwoordig werkt hij als wetenschappelijk onderzoeker bij het RIVM-Centrum Milieukwaliteit aan de effecten van het mestbeleid op de waterkwaliteit.
Titel proefschrift: Improving agricultural nutrient use efficiencies: effects of crop rotation, high carbon amendments, and fertilizer application timing on barley
Nederland, België, Frankrijk, Duitsland, Luxemburg, Spanje en Zwitserland werken samen om het gebruik van het voedselkeuzelogo NutriScore te organiseren en makkelijker te maken. Deze samenwerking vindt plaats binnen een stuurgroep en een wetenschappelijk comité. Namens Nederland is het RIVM in zowel de stuurgroep als het wetenschappelijk comité vertegenwoordigd.
De Nutri-Score is een kleurgecodeerd voedselkeuzelogo, ontwikkeld in Frankrijk. Het logo geeft een totaaloordeel over de voedingswaarde van voedingsmiddelen. Voedselkeuzelogo’s, zoals Nutri-Score, kunnen helpen om te zien in hoeverre de voedingswaarde van het ene product verschilt van een ander product. Het logo is bedoeld om consumenten te helpen gezondere voedingskeuzes te maken, in aanvulling op de voedingsrichtlijnen van de Gezondheidsraad. Daarnaast kan een voedselkeuzelogo een prikkel zijn voor producenten om hun producten te verbeteren. Staatssecretaris Paul Blokhuis heeft eerder bekendgemaakt dat Nutri-Score het nieuwe voedselkeuzelogo voor Nederland wordt.
De stuurgroep coördineert de invoering van het Nutri-Score logo op verpakkingen van voedingsmiddelen. In de stuurgroep zitten verschillende vertegenwoordigers van de zeven deelnemende landen. Het wetenschappelijk comité onderzoekt of en hoe het logo meer kan aansluiten bij de voedingsrichtlijnen.
Meer over het voedselkeuzelogo
ESBL (Extended spectrum beta-lactamases)-producerende bacteriën komen vaker voor bij dierenartsen en assistenten van dierenartsen dan bij mensen die niet met dieren werken. Dat blijkt uit onderzoek van het RIVM. ESBL-producerende bacteriën zijn ongevoelig (resistent) voor bepaalde soorten antibiotica.
Het is aannemelijk dat dierenartsen en hun assistenten deze bacteriën bij zich dragen door het contact met dieren tijdens hun werk. Veel deelnemers uit deze zorgsector hadden contact met verschillende soorten dieren, zowel huisdieren als vee. Van hen had 69 procent alleen contact met huisdieren. Het is daardoor niet mogelijk om aan te wijzen welk specifiek dier de bron van de resistente bacterie was.
Het RIVM onderzocht of drie soorten (antibioticaresistente) bacteriën voorkwamen in de ontlasting van de dierenartsen en dierenartsassistenten. Dat waren ESBL-producerende bacteriën, bacteriën die resistent zijn tegen het ‘laatste redmiddel’ antibioticum colistine en Clostridioides difficile (C. diff). Voor deze drie bacteriën zijn er namelijk aanwijzingen dat contact met dieren een kans geeft om ermee besmet te raken. Er deden 482 mensen mee aan het onderzoek.
Colistineresistente bacteriën en C. diff kwamen even vaak voor bij dierenartsen en hun assistenten als bij de algemene bevolking. Er zijn daarom geen aanwijzingen dat zij door hun werk een grotere kans hebben om deze twee soorten bacteriën bij zich te dragen.
Antibioticaresistente bacteriën kunnen in de darmen zitten van gezonde personen of dieren zonder dat zij daar last van hebben. Maar ze kunnen ook infecties veroorzaken. Infecties door deze bacteriën zijn moeilijker te behandelen met antibiotica. De bacteriën worden onder andere via de ontlasting van dieren verspreid. Een goede hygiëne is dan ook belangrijk om besmetting te voorkomen.