Evaluatie incident op Schiphol  

opstijgend vliegtuig boven schiphol

Op 7 juli 2020 werden vijf personen onwel op Schiphol door een onbekende stof. De stof werd gevonden in een koffer die in beslag genomen was door de douane. Verschillende hulpdiensten kwamen in actie. Toch duurde het enige tijd voordat duidelijk werd om welke stof het ging en wat het risico daarvan was. Na afloop vroegen betrokken organisaties zich af of de stof niet sneller achterhaald had kunnen worden. En waarom was het Protocol Verdachte Objecten (PVO) niet direct geactiveerd, terwijl het RIVM wel een volledige CBRN-screening had uitgevoerd?  

Om van deze casus te leren heeft het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (DCC IenW), als systeemverantwoordelijke voor het Landelijk Laboratorium Netwerk terreur aanslagen (LLN-ta), opdracht gegeven tot het uitvoeren van een evaluatie. 

De evaluatie is uitgevoerd door International Safety Research (ISR) Nederland BV. De evaluatoren hebben de volgende aanbevelingen gedaan:

  1. Maak het PVO duidelijker en eenduidiger.
  2. Train zoveel mogelijk ‘first responders’ in het herkennen van een PVO-situatie. De effecten van potentiële CBRN-E incidenten (incidenten met chemische, biologische, radiologische, nucleaire stoffen of explosieven) kunnen significant zijn; een snelle/duidelijke melding is cruciaal.
  3. Train meldkamerpersoneel om de juiste vragen te stellen. Dit vanwege hun cruciale rol bij de alarmering van de juiste experts.
  4. Verbreed de dreigingsanalyse door naast de Teamleider Explosieven Veiligheid (TEV) ook Adviseur Gevaarlijke Stoffen (AGS) en Gezondheidheidkundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen (GAGS) te betrekken. Zij hebben expertise op het gebied van gevaarlijke stoffen en mogelijke effecten en van situaties en condities waarbij het aantreffen van bepaalde stoffen wel/niet verklaarbaar zou kunnen zijn.
  5. Laat het PVO beter aansluiten op IBGS processen (incidentbestrijding gevaarlijke stoffen) processen (in geval van CBRN-situaties). De afhandeling van incidenten met gevaarlijke stoffen kent verschillende parallellen met de afhandeling van verdachte CBRN E-situaties. Zet de experts in met kennis van stoffen, het inschatten van potentieel effectgebied, (gezondheids)risico’s en behandeling na besmetting. 
  6. Houd in multidisciplinaire overleggen ruimte voor tegenspraak. 
  7. Voorkom ‘standaardisatie van inzet’. Sommige situaties vragen om de hoogste expertise en de meest geavanceerde analyse technologie om kenmerken en mogelijke effecten van een incident te kunnen bepalen. Andere situaties vragen om meer generieke expertise en technologie. Het principe bij incidenten met onduidelijke agentia en eventueel vage, ernstige klachten zou moeten zijn: ‘if you don’t know, go high’.

De uitkomsten van de evaluatie zijn besproken met de betrokken partijen en gedeeld met de werkgroep PVO die momenteel het protocol herziet.