Juni 2016 | Nummer 1
https://magazines.rivm.nl/2016/06/rivm-magazine
Een kunstboom die oplicht en informatie geeft over de luchtkwaliteit in de stad. De zogenoemde Green Tree is een van de ideeën die voortkomen uit de Climate Hackaton op 8 en 9 april 2016, een wedstrijd met als doel tot het beste, meest vernieuwende concept te komen om het klimaat in de Nederlandse steden te verbeteren. Met behulp van open data van het RIVM, het KNMI en anderen. De eerste Green Tree wordt waarschijnlijk eind dit jaar ‘geplant’.
Een van de ideeën uit de Climate Hackaton was afkomstig van een team dat zichzelf team ‘G(r)enius’ noemt. Teamleden zijn studenten van uiteenlopende richtingen: van natuurkunde tot game development en 3D design.
Mendy van der Vliet, een van de teamleden en student natuurkunde aan de Universiteit Utrecht: “We zochten naar een manier om de luchtvervuiling in het stadsklimaat op te lossen. Er zijn zoveel data, hoe kunnen we die als brug gebruiken tussen mensen en hun omgeving? We bedachten een kunstmatige boom. De boom kleurt mee met de hoogte van de concentraties in de lucht. Hoe meer verontreinigende stoffen in de lucht, hoe roder de boom wordt. Het moet simpel, duidelijk en zichtbaar zijn: Green Trees. Bomen horen immers groen te zijn, niet rood!"
Hester Volten, onderzoeker luchtkwaliteit RIVM: “De studenten gaan dit concept samen met ons verder ontwikkelen. Het RIVM biedt ondersteuning om een eerste Green Tree te realiseren. Het mooie aan dit idee is dat data echt gevisualiseerd worden. Dat brengt het onderwerp luchtkwaliteit dichterbij, en er ontstaat handelingsperspectief. Als dit soort bomen laat zien dat de ene route schoner is dan de andere, dan wordt de keuze die je hebt ineens heel zichtbaar.”
De boom maakt gebruik van meetdata uit het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML), waar het RIVM de metingen van verzorgt.
Waar de eerste boom precies komt te staan, hoe de informatie precies wordt weergegeven, het zijn allemaal zaken waar nog workshops en brainstormsessies aan gewijd worden.
Hester Volten: “Het concept is iets geheel nieuws, een radicaal andere manier om de lokale luchtkwaliteit onder de aandacht te brengen. Voor veel mensen is luchtkwaliteit een ver-van-mijn-bed-show. De Green Tree maakt nieuwsgierig, geeft inzicht in de metingen en vergoot het bewustzijn van het brede publiek.”
Kunstenaars, ondernemers, studenten. Mensen van diverse pluimage kwamen op de Climate Hackaton van 8 en 9 april af. Hester Volten: “Het enthousiasme was groot. Iedereen was koortsachtig bezig. Veel teams gingen ’s nachts gewoon door.” Haar rol en die van collega Joost Wesseling was om vanuit hun expertise input te leveren aan de teams.
Mendy van der Vliet, student natuurkunde van team ‘G(r)enius’ over deelname aan de Climate Hackaton: “Het is zo'n leuke ervaring om in een multidisciplinair team heel intensief je hersens te laten kraken en de hele nacht na te denken over oplossingen voor maatschappelijke problemen. Ook vind ik het mooi om hierbij mijn studiekennis in de praktijk te brengen.”
Doel van al dit creatieve werk was om open data - metingen en modelberekeningen - in te zetten om de luchtkwaliteit en het klimaat in steden te verbeteren. In verschillende challenges waren concrete doelen bedacht. Rode draad daarin was: hoe breng je de luchtkwaliteit in de stad in beeld? En wat is vervolgens het handelingsperspectief, oftewel: wat kun je zelf doen?
Overkoepelend doel van bijeenkomsten als de Hackaton is burgerparticipatie. Het RIVM faciliteert burgerparticipatie door expertise in te brengen en te informeren, door validatie en calibratie (wat zijn de metingen waard?) en de connectie met beleid. “Dat is een duidelijk rijtje aan taken,’ zegt Hester Volten, “maar wat betekent dat nu in de praktijk? Er is maar één manier om daarachter te komen, en dat is door zelf mee te lopen met allerlei initiatieven. Als wetenschapper moet je een stapje terug doen. Burgers hebben hele andere vragen dan jij denkt. Door vanaf het begin mee te doen, kun je je expertise goed inbrengen.”
Hester Volten: “De grootste eye-opener voor mij is dat we veel meer kunnen doen met alle metingen die we al hebben én dat we niet alles zelf hoeven te doen. Onze rol is om actief bij te dragen aan het gebruik van al die gegevens door burgers en anderen, zodat zij er mooie dingen mee kunnen doen.”
We zitten midden in het tekenseizoen, dat van maart tot en met oktober loopt. Veel verhalen circuleren over deze spinachtige beestjes die de ziekte van Lyme kunnen overdragen. Hoe was het ook alweer? Een aantal feiten en fabels over teken.
Feit. Bij warm weer in combinatie met een hoge vochtigheidsgraad zijn de teken actiever. Maar ze zijn er het hele jaar door. Zodra de temperatuur boven de 7°C komt, kunnen ze actief worden. De meeste mensen worden gebeten in de periode van maart tot en met oktober.
Fabel. Teken stappen van grassen en struiken over naar dieren en mensen. Ze komen in het hele land voor in bossen, duinen, heidegebieden, beschutte weilanden, parken en tuinen. Ze zitten vooral in hoog gras of tussen dode bladeren, het liefst bij bomen of struiken.
Feit. Een teek is erg klein, slechts 1 tot 3 millimeter. Teken zijn makkelijk over het hoofd te zien. Als een teek u heeft gebeten, lijkt het of er een zwart puntje op uw huid zit. Ze zitten vooral in de liezen, knieholtes, oksels, bilspleet, randen van het ondergoed, achter de oren en rond de haargrens in de nek (vooral bij kinderen).
Het is belangrijk om een teek zo snel mogelijk te verwijderen. Teken kunnen besmet zijn met de bacterie Borrelia burgdorferi en de ziekte van Lyme overdragen.
Fabel. De ziekte van Lyme kan zich ook uiten in een vlekachtige verkleuring van de huid op de plek van de tekenbeet, die groter wordt. Deze kan tot drie maanden na een tekenbeet verschijnen. Ga dus naar de huisarts bij een rode ring en/of bij een vlekachtige verkleuring. Ook als de teek langer dan 24 uur in de huid zit is het verstandig om met de huisarts te overleggen of behandeling nodig is.
Fabel. Pak de teek met een puntig pincet of tekenverwijderaar zo dicht mogelijk op de huid bij de kop vast en trek hem er rustig uit. Als een stukje van de kop achterblijft is dat ongevaarlijk. Dat komt er vanzelf weer uit, net als bij een splinter. Ontsmet pas daarna het beetwondje met 70% alcohol of jodium. Gebruikt u een andere tekenverwijderaar? Volg dan de gebruiksaanwijzing. Eventueel kunt u een vergrootglas gebruiken.
Meer informatie:
Op deze site is de verwachte tekenactiviteit te vinden. Hoe hoger de activiteit, hoe groter de kans om door een teek gebeten te worden en hoe belangrijker het is om te controleren op tekenbeten.
Tekenbeet-app
Met deze door het RIVM ontwikkelde app kunnen mensen (ook buiten, zonder internetverbinding!) opzoeken hoe teken eruit zien en wat je moet doen om teken correct en snel te verwijderen.
Deze app is gratis te downloaden in de Google Play Store (Android) en in Itunes (voor Iphone).
Teek control
Om kinderen te leren wat teken zijn, waar ze zitten en wanneer je op teken gecontroleerd moet worden, is er nu een computergame: Teek Control.
Het RIVM vindt het belangrijk om als wetenschappelijk instituut zelf onderzoek uit te voeren of daaraan bij te dragen. Hiermee ontwikkelen we kennis waarmee we onze rol als betrouwbare adviseur voor de overheid goed kunnen blijven vervullen. In RIVM Magazine vindt u een overzicht van recent gepromoveerde medewerkers.
Promotoren waren prof.dr. W.M.M. Verschuren (RIVM en UMC Utrecht) en prof.dr.ir. H.A. Smit (UMC Utrecht)
Naar het nieuwsbericht hierover
Door extra hulpstof (adjuvant) toe te voegen aan de huidige kinkhoestvaccins kan de effectiviteit ervan worden vergroot. En een nieuwe generatie vaccin, een zogenoemd outer-membrane vesicle vaccin, zou nog effectiever kunnen beschermen tegen kinkhoest. Jolanda Brummelman promoveerde op 28 april aan de Universiteit Utrecht op dit onderzoek. Het is uitgevoerd binnen het RIVM voor het Strategisch Programma RIVM (SPR), een programma voor onderzoek, innovatie en kennisontwikkeling.
De samenvatting van het proefschrift 'CD4+ T cel response after pertussis infection and vaccination' vindt u hier. Het volledige proefschrift wordt later dit jaar gepubliceerd.
De copromotors zijn dr. Cécile van Els en dr. Wanda Han (voormalig RIVM’er).
Naar het nieuwsbericht hierover
De onderzoekster denkt dat het voor kinderen haalbaar zou moeten zijn om overgewicht te voorkomen door kleine aanpassingen te doen in het eet- en beweegpatroon. Bijvoorbeeld door water te drinken in plaats van frisdrank, of door vaker te fietsen of te lopen in plaats van met de auto te gaan. Het onderzoek laat tegelijkertijd zien dat een calorie-overschot gemakkelijk gerealiseerd is. Door lange tijd dagelijks een klein zakje chips of een chocoladereepje extra te eten (dus boven op caloriebehoefte), is het al gebeurd.
Titel proefschrift: Diet and overweight Epidemiological studies on intake, environment and genetics.
Promotoren: Prof. dr. ir. H.A. Smit (Universiteit Utrecht)
Copromotor: dr. ir. J.M.A. Boer (RIVM)
Een langdurige verstoring van het dag- en nachtritme verhoogt het risico op borstkanker en veroorzaakt een gewichtstoename bij muizen. Dit blijkt uit het proefschrift van Kirsten Van Dycke, die op 7 juni promoveerde aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Het proefschrift beschrijft ook verschillende studies naar onderliggende mechanismen en manieren om een verstoring van het dag- en nachtritme makkelijker op te sporen bij de mens. Het onderzoek is financieel ondersteund met onderzoeksgeld van het RIVM (SPR) en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).
Titel proefschrift: Working around the Clock- Adverse health effects of circadian rhythm disturbance.
Promotoren: prof. dr Bert van der Horst (Erasmus Medisch Centrum), prof. dr. Harry van Steeg (RIVM).Copromotor: dr. Wendy Rodenburg (RIVM).
Naar het nieuwsbericht hierover
Op 14 juni van dit jaar promoveerde Susanne Tielemans aan de Universiteit Wageningen op het onderzoek met de titel: Dietary protein, blood pressure and mortality. The value of repeated measurements. Wanneer koolhydraten in de voeding worden vervangen door eiwitten, heeft dat een gunstig effect op de bloeddruk. Dit komt waarschijnlijk niet zozeer door meer eiwitten te eten, maar eerder door de hoeveelheid koolhydraten te verlagen.
Daarnaast blijkt dat zogeheten bloeddruktrajecten geen betere voorspellers van het aantal sterfgevallen zijn dan een gemiddeld bloeddrukniveau; in bloeddruktrajecten wordt de bloeddruk langdurig gevolgd en worden zowel het niveau als de veranderingen in de bloeddruk door de tijd heen meegenomen. Enkele herhaalde bloeddrukmetingen zijn waarschijnlijk voldoende om een betrouwbaar gemiddelde te krijgen. In het onderzoek is gekeken naar totale sterfte, sterfte aan hart- en vaatziekten, en naar levensverwachting (‘verloren levensjaren’).
Promotoren: prof. dr. Marianne Geleijnse en prof. dr. Daan Kromhout van de Wageningen Universiteit
Copromotor: prof. dr. Hendriek Boshuizen
Experts baseren hun beleidsadvies niet alleen op wetenschappelijke kennis, maar ook op persoonlijke opvattingen. Dat staat in het proefschrift van Pita Spruijt, waarop ze op 23 juni aan de Universiteit Utrecht promoveerde.
Onderzocht is wat de verschillende perspectieven zijn van wetenschappers op hun rol als beleidsadviseur bij complexe milieu-gezondheidsvraagstukken, zoals elektromagnetische velden of fijnstof. Kennis over milieu-gezondheidsrisico's is vaak onzeker. Wanneer dat het geval is, blijkt dat wetenschappers bij adviesvragen van beleidsmakers verschillend kijken naar hun rol als beleidsadviseur. De een houdt zich strikt aan de, vaak incomplete en onzekere, kennis. De ander geeft dan zijn persoonlijke opvatting, bijvoorbeeld dat uit voorzorg maatregelen genomen moeten worden. Het onderzoek is gefinancierd met onderzoeksgeld van het RIVM (Strategisch Programma RIVM).
Titel: Expert views on scientific policy advice on complex environmental health issues; het proefschrift is nog niet gepubliceerd.
Promotoren: Prof. dr. ir. Erik Lebret (RIVM/IRAS, UU) en prof. dr. Arthur Petersen (University College London)Copromotor: dr. Anne Knol (Universiteit Utrecht)
Naar het nieuwsbericht hierover
Mensen met een lager opleidingsniveau zijn veel vaker te zwaar. Van de laagst opgeleiden heeft maar liefst een kwart obesitas, tegenover 6 procent van de mensen met een universitair diploma.
De groep laagst opgeleiden heeft daarmee ruim vier keer zo vaak obesitas als universitair geschoolden. Van de mensen met alleen basisonderwijs heeft 65 procent matig of ernstig overgewicht. Onder de hoogst opgeleiden is dit 35 procent, zo blijkt uit de Leefstijlmonitor 2015, een samenwerkingsverband van het RIVM en het CBS met zeven andere partijen.
"De sociaal-economische gewichtsverschillen zijn de afgelopen jaren hardnekkig gebleken", zegt Matthijs van den Berg, afdelingshoofd preventie en voeding bij het Centrum Voeding, Preventie en Zorg van het RIVM. "Daar kun je natuurlijk niet tevreden mee zijn."
Genoemde percentages komen uit de CBS-Gezondheidsenquête. Mensen vullen hierbij zelf hun lengte en gewicht in. "Uit onderzoek is bekend dat dit leidt tot enige onderrapportage", zegt Carolien van den Brink, projectmanager Leefstijlmonitor bij het RIVM. "Vooral te zware mensen geven vaak een wat lager gewicht op. Waarschijnlijk is er dus nog iets meer overgewicht."
Minder actieve leefstijl op latere leeftijd
Uit de Leefstijlmonitor blijkt ook dat mensen vaker te zwaar zijn naarmate zij ouder zijn. Onder lager opgeleiden bevinden zich naar verhouding meer ouderen, maar ook na correctie hiervoor hebben zij vaker overgewicht dan hoogopgeleiden.
Dat ouderen vaker te zwaar zijn heeft vermoedelijk te maken met een minder actieve leefstijl op latere leeftijd, denkt Van den Berg. De kans op obesitas neemt ook toe met de leeftijd. Van de groep van 4 tot 20 jaar heeft minder dan 5 procent hiervan last. Bij 40-plussers is dat al ongeveer 17 procent.
Sinds 1981 is het aantal Nederlanders van 20 jaar of ouder met obesitas meer dan verdubbeld. De afgelopen tien jaar vlakt deze stijging echter af. In 2015 was het aandeel Nederlanders met overgewicht en obesitas vergelijkbaar met het jaar ervoor. Van den Berg en Van den Brink zien hierin het resultaat van alle aandacht voor gezonde voeding en het belang van voldoende bewegen de laatste jaren.
Bart Looman, programmamanager Jeugd bij Pharos Expertisecentrum Gezondheids-verschillen:
"Het is te gemakkelijk om te zeggen dat wie dik is te veel eet en te weinig sport. Iemands gewicht ontstaat altijd binnen een context. Dat gaat onder meer over wat je om je heen ziet: eten je collega's een gezonde salade als lunch, of een broodje frikadel? Ook waar je geboren wordt, heeft vérgaande gevolgen voor de kans op overgewicht. Dat bepaalt namelijk wat je meekrijgt aan kennis en gewoonten van je ouders, welke opleiding je gaat doen en of je in een wijk woont waarin het veilig is om buiten te spelen.
Sommige ouders vinden water drinken armoedig
Veel kinderen groeien op in een omgeving waar tussendoortjes makkelijk te pakken zijn, of hun ouders vinden water drinken armoedig. Nog altijd weet niet iedereen hoeveel suiker er in sap en frisdrank zit. Niet alleen lager opgeleiden, maar ook migranten hebben vaak een kennisachterstand. Migrantenkinderen zijn veel vaker te zwaar dan autochtone kinderen.
Verder is gezond voedsel relatief duur: voor de prijs van een broccoli kun je twee kilo diepvriespatat kopen. En sporten kost ook geld. Dat is één van de redenen dat lageropgeleiden en migranten minder vaak de beweegnorm halen.
Omdat er veel verschillende factoren meespelen, vraagt gedragsverandering om een integrale aanpak. Lastig is dat de meeste mensen die werken in zorg en preventie wit en hoogopgeleid zijn, terwijl de meeste mensen waarop zij zich richten dat niet zijn. Je moet voorkomen dat je alleen maar aan het zenden bent. Daarom test Pharos vooraf of voorlichtingsmateriaal aansluit bij de doelgroep."
De Leefstijlmonitor levert jaarlijks cijfers op het gebied van leefstijlgerelateerde zaken, zoals roken, alcohol- en drugsgebruik, bewegen en gezond gewicht in opdracht van het Ministerie van VWS. Doel van de gegevensverzameling is het onderbouwen van beleid.
Behalve het RIVM zijn deelnemende partijen CBS, GGD GHOR Nederland, Pharos Expertisecentrum Gezondheidsverschillen, Rutgers, Soa Aids Nederland, Trimbos-instituut, VeiligheidNL en Voedingscentrum Nederland. De Leefstijlmonitor startte in 2014 om de gegevensverzameling efficiënter te maken. De verschillende partijen versterken elkaar bij de duiding van de cijfers. Het RIVM heeft een coördinerende rol.
Het RIVM en de Nederlandse Vereniging voor Veiligheidskunde (NVVK) gaan de krachten bundelen op het gebied van veilig werken. De aanleiding hiervoor is een stappenplan voor medewerkers dat het RIVM heeft ontwikkeld in de vorm van een serious game. Bedrijven kunnen hiermee de veiligheid op de werkvloer bevorderen.
Hoe oefen je een verantwoorde besluitvorming tijdens onverwachte en onzekere situaties? Hoe train je de veerkracht van werknemers in een organisatie? Resilience – ofwel veerkracht of wendbaarheid - is het vermogen om weer sterk, gezond of succesvol te worden na tegenslag. En om te blijven functioneren in verwachte én onverwachte situaties. De medewerkers vormen daarbij een cruciale factor, aangezien zij beschikken over het benodigde vakmanschap en improvisatievermogen.
Om bij te dragen aan een verantwoorde besluitvorming heeft het RIVM een vijfstappenplan ontwikkeld, dat je spelenderwijs kunt oefenen met een bijbehorend kaartspel. Het spel bootst de besluitvorming in praktijksituaties na en leert medewerkers de mentale valkuilen herkennen en erkennen. Samen met de NVVK zal het RIVM het kaartspel in de praktijk testen en verder ontwikkelen.
Dit zijn de vijf stappen op weg naar veerkrachtig gedrag: 1: Geef jezelf tijd, 2: Zoek verschillende perspectieven, 3: Denk in scenario’s, 4: Raadpleeg de advocaat van de duivel en 5: Monitor de keuzes.Via het kaartspel wordt bekeken welke factoren een goed besluitvormingsproces kunnen ondermijnen. Een voorbeeld daarvan zijn valkuilen in het menselijk denken, zoals groepsdenken en zoeken naar bevestiging.
Vanuit de klassieke manier om naar veiligheid te kijken, schatten bedrijven risico’s in op basis van fouten en ongevallen uit het verleden. Maatregelen zijn er meestal op gericht om voorzienbare risico’s te voorkomen of te beperken. Deze risicoschattingen zijn echter nooit volledig omdat omstandigheden altijd variëren. Dat kan het weer zijn, of menselijk gedrag. En soms vallen dingen onverwacht en op een ongelukkige manier samen. Hierdoor is het van belang de organisatie zo in te richten dat ook bij onvoorziene situaties snel en veerkrachtig kan worden opgetreden.