
Mei 2017 | Een samenwerking tussen Nederlands Jeugdinstituut (NJi), RIVM Centrum Gezond Leven, Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ), Kenniscentrum Sport, Movisie, Trimbos-instituut en Vilans
https://magazines.rivm.nl/gezond-leven/2017/05/sturen-op-integraal-werken
Integraal werken aan gezondheid in uw gemeente? In dit magazine krijgt u tips en inzichten voor een succesvolle integrale aanpak. Erkende interventies zijn hiervoor de bouwstenen. Zeven landelijke kennisinstituten stellen die voor u beschikbaar over het brede terrein van preventie tot aan langdurige zorg. We laten zien hoe erkende interventies een brug kunnen slaan tussen gezondheid, welzijn, sport en zorg. Doe inspiratie op voor uw gemeente aan de hand van inspirerende praktijkvoorbeelden.
Integraal werken? Dat betekent dat je burgers en cliënten zodanig ondersteunt dat zij met hun vragen en problemen zo weinig mogelijk geconfronteerd worden met verschillende hulpver-leners, organisaties en schotten tussen organisaties. Zo beschrijft hoogleraar Tom van Yperen integraal werken in dit e-zine.Als kennisinstituten beseffen we dat we over de grenzen van ons eigen domein moeten kijken om bij te dragen aan integraal werken. Het Erkenningstraject is daarvan een goed voorbeeld. Hierin werken zeven kennisinstituten samen aan de kwaliteitsverbetering van interventies: de bouwstenen voor een integrale aanpak. Om integraal werken mogelijk te maken helpt het om inzicht te hebben in de kwaliteit van interventies, ook van interventies van andere disciplines. De opgave is om deze kennis gezamenlijk te benutten. In de sociale wijkteams is deze zoektocht bijvoorbeeld volop gaande.
In het Erkenningstraject beoordelen onafhankelijke commissies de kwaliteit en de uitvoerbaarheid van interventies. Daarbij gelden voor alle samenwerkende instituten dezelfde criteria. Voor het werkveld schept dit duidelijkheid en vertrouwen. Voor gemeenten en maat-schappelijke organisaties biedt de erkenning van interventies een keurmerk. Een erkende interventie is goed doordacht en werkt in de praktijk. In onze databanken effectieve interventies vindt u de aanpak en de beoordelingen van de interventies. Dit magazine biedt u de links naar alle databanken.
Steeds meer interventies slaan de brug tussen verschillende disciplines. De buurtsportcoaches zijn een goed voorbeeld. Daarbij gaat het zeker om ‘lekker sporten’, maar ook om gezond-heidsbevordering, welzijn en soms ook om zorg, bijvoorbeeld bij het signalen van kindermis-handeling of -misbruik. In dit e-zine staan zeven voorbeelden van integrale interventies, die u inspiratie kunnen geven. Ook in het project Integraal Werken in de Wijk hebben we als kennisinstituten onze krachten gebundeld. In nauwe samenwerking met burgers en cliënten, maatschappelijke organisaties en gemeenten volgen en verbeteren we actuele ontwikkelingen. Daarbij gaat het om innovatieve vormen van samenwerking tussen organisaties, waarbij de cliënt centraal staat. Domein over-schrijdende effectieve interventies spelen hierbij een belangrijke rol.
Wij wensen u veel leesplezier en inspiratie met de mooie voorbeelden in dit magazine!
De directies van het Samenwerkingsverband Erkenning van Interventies,
Integraal werken krijgt in Almere langzamerhand gestalte. Wethouder voor Participatie, Werk en Inkomen Frouke de Jonge is optimistisch gestemd over de toekomst. ‘Essentieel voor integraal werken is dat gemeenten met open ogen, met helder verstand en ruimhartig een op maat gesneden aanbod creëren rondom de vraag van inwoners met problemen. Zij wijst er op dat ‘integraal werken weliswaar een kwestie van ploeteren is, maar zeker de moeite loont.’
Het begon onder een slecht gesternte, maar integraal werken krijgt in Almere langzamerhand gestalte. Hoewel er nog genoeg te wensen over blijft, is de wethouder voor Participatie, Werk en Inkomen Frouke de Jonge optimistisch gestemd over de toekomst.Frouke de Jonge vindt dat het begrip integraal werken een negatieve lading heeft gekregen doordat het Rijk met de decentralisaties in wezen alles over de schutting gooide en de gemeenten plompverloren met de taak opzadelde om allerlei burgers van noodzakelijke hulp te voorzien.’ De Jonge gelooft niettemin dat decentralisaties een aanzet kunnen geven tot een beweging om deelgebieden lokaal aan elkaar te knopen. ‘Immers, de decentralisaties vergen van gemeenten dat ze zich meer bewust zijn voor wie ze hun zorg- en welzijnsaanbod eigenlijk organiseren.’
De Jonge spreekt in dit kader van een ontwikkeling die geleidelijk vorm krijgt. ‘Essentieel voor integraal werken is dat gemeenten met open ogen, met helder verstand en ruimhartig een op maat gesneden aanbod creëren rondom de vraag van inwoners met problemen.’ Dat aanbod wordt idealiter verzorgd door maatschappelijke organisaties die hun klanten door-en-door kennen, zegt De Jonge. ‘Althans dat is het idee, tot mijn verbazing merk ik echter nog te vaak dat gemeenten, ongeacht hun specifieke omstandigheden, allemaal dezelfde oplossingen zoeken. Alsof de situatie van burgers in Delfzijl dezelfde is als die in Amsterdam. Kennelijk is het voor gemeenten moeilijk om landelijke concepten, ontwikkeld door bijvoorbeeld de Vereniging Nederlandse Gemeenten, los te laten.’
Iedereen is het erover eens dat het weinig efficiënt is dat zestien verschillende hulpverleners bij een problematisch gezin over de vloer komen, maar hoe voorkomt een gemeentelijke overheid dat? Hoe bevorder je een integrale aanpak? ‘Dat doe je als overheid door de financiering anders dan per deelgebied in te richten, door gezamenlijk met maatschappelijke organisaties einddoelen te formuleren en door beter met elkaar samen te werken.’ Echter, de gemeente verwacht van organisaties dat ze samenwerken terwijl die tegelijkertijd met elkaar moeten concurreren om opdrachten. De Jonge erkent dat dit een spagaat oplevert waarvoor gemeenten nog geen afdoende oplossing hebben gevonden.
‘Dat is een al te scherp oordeel. Er zijn genoeg dingen die wel al goed gaan. Ik denk daarbij met name aan activiteiten die via het sociale wijkteam worden georganiseerd zoals preventieprojecten en buurtbijeenkomsten. Activiteiten die door buurt- en wijkbewoners druk worden bezocht en zeer door hen worden geapprecieerd.’Voordeel van de nieuwe aanpak volgens de Almeerse wethouder is ook dat het duidelijk heeft gemaakt dat de schuldenproblematiek veel urgenter is dan vermoed. ‘Onze veronderstelling was dat de vragen aan het sociaal wijkteam vooral zouden gaan over de Jeugdzorg en de Wet maatschappelijke ondersteuning, maar ze gaan vooral over schulden, armoede en huisvesting. Juist schulden blijken een groot obstakel te vormen voor effectieve hulpverlening. Dat recent verkregen inzicht vormt een leidraad voor een betere ondersteuning van gezinnen met complexe problematiek.’ Binnen het kader van de integrale aanpak heeft Almere tevens ‘een onverbiddelijke beweging ingezet naar werk als medicijn’, zegt de wethouder. ‘Om werk als therapie in te zetten voor mensen met problemen, hebben we de sociale dienst anders ingericht. In Almere is de vraag van de consulent van de sociale dienst aan de klant niet langer: wat is er mis met nu, maar wat kunt u, welke talenten heeft u, en wat wilt u?’ Scepsis en twijfel wegstrepend tegen de vorderingen op het gebied van het integraal werken, is De Jonge optimistisch over de ingeslagen weg. Zij wijst er op dat ‘integraal werken weliswaar een kwestie van ploeteren is, maar wel de moeite loont.’
Hoe kun je integraal werken aan de gezondheid van onze jeugd? Twee voorbeelden uit de praktijk. De integrale aanpak MaZL pakt ziekteverzuim aan. Onderwijs, zorg en leerplicht werken hierin samen volgens een duidelijke rolverdeling. De interventie HouVast stelt ouders met een licht verstandelijke beperking in staat om hun kinderen ‘goed genoeg’ op te voeden. Omdat er meer speelt dan een opvoedprobleem is het belangrijk dat zowel gemeente, politie én school betrokken zijn. De HouVast Werker heeft als regisseur een belangrijke rol hierbij.
Iedere scholier is wel eens ziek. Maar wie vaak ziek is, raakt achterop. Wat kun je daartegen doen? ‘Scholen zitten vaak met de handen in het haar’, vertelt Yvonne Vanneste, jeugdarts bij GGD West-Brabant. Scholen zijn bijvoorbeeld bang dat een telefoontje naar de ouders wordt opgevat als bemoeizucht. Volgens haar is een andere houding nodig.
Het gaat niet om controle, maar om aandacht
Vanneste ontwikkelde M@ZL (‘mazzel’): Medische Advisering Ziekgemelde Leerling. In deze integrale aanpak werken onderwijs, zorg en leerplicht samen volgens een duidelijke rolverdeling. Bij een ziekmelding neemt de school contact op om te informeren hoe het gaat met de leerling.
Na zeven aaneengesloten dagen ziekte of na de vierde ziekmelding in twaalf weken volgt een gesprek met leerling en ouders op school. Vanneste: ‘Een school hoeft niet te weten wat er medisch aan de hand is, maar wel of de oorzaak op school ligt. Dat betekent namelijk dat de school iets kan doen om het kind weer in de les te krijgen.’
Een investering van 17 euro per leerling levert gemiddeld 82 euro op
Zo nodig verwijst de school leerlingen door naar de jeugdarts, die een plan van aanpak kan opstellen. De jeugdarts houdt de school vervolgens op de hoogte van gemaakte afspraken, vertelt Vanneste. ‘Het kan bijvoorbeeld zijn dat een leerling begint met twee uur school per dag en dat geleidelijk opbouwt. De school laat de jeugdarts weten of de leerling zich aan de afspraken houdt.’ Zo niet, dan kan een leerplichtambtenaar worden ingeschakeld.
M@ZL is oorspronkelijk gericht op het vmbo en nu doorontwikkeld voor toepassing in het gehele voortgezet onderwijs: M@zl op het vo. De interventie levert per investering van 17 euro per leerling op termijn gemiddeld 82 euro op, zo liet een kosteneffectiviteitsonderzoek in het vmbo zien. Vanneste deed zelf wetenschappelijk promotieonderzoek naar het effect van M@ZL. De resultaten zijn veelbelovend: ‘Het ziekteverzuim van leerlingen die via M@ZL bij de jeugdarts werden uitgenodigd, was na een jaar gehalveerd in vergelijking met de controlegroep.’
‘M@ZL op het vo’ is voor het vmbo erkend als interventie met eerste aanwijzingen voor effectiviteit, voor havo/vwo als goed onderbouwd.Het oordeel van de erkenningscommissie: ‘M@zl op het vo is een gestructureerde aanpak van ziekteverzuim onder scholieren op het voortgezet onderwijs door middel van signaleren, bereiken, adviseren en begeleiden van de ziekgemelde leerlingen.’
Van alle interventies voor probleemgezinnen zijn er maar weinig gericht op gezinnen van ouders met een licht verstandelijke beperking (LVB). Terwijl daar alle reden voor is, vertelt Odiel de Vletter van de William Schrikker Groep.
Kortdurende interventies zijn voor deze gezinnen niet genoeg. Na afloop vallen ze weer terug.
Dat kan traumatische gevolgen hebben. Als problemen in een gezin weer opspelen, dreigen al snel dwangmaatregelen, zoals ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing. En dat veroorzaakt veel onrust en stress.
HouVast is een oplossingsgerichte benadering die ouders met een LVB in staat stelt om hun kinderen ‘goed genoeg’ op te voeden. Dat gebeurt onder begeleiding van een vaste, speciaal getrainde ‘HouVast-werker’. Als het gezin weer functioneert, wordt de zogeheten waakvlam-functie actief en neemt de HouVast-werker wat meer afstand. De Vletter: ‘Als er iets ingrijpends in een gezin plaatsvindt, of als een kind de puberteit in gaat, kan de hulp snel worden opgeschaald om het gezin extra te begeleiden.’
HouVast voorkomt dure dwangmaatregelen zoals uithuisplaatsing
Ouders leren niet alleen hun kinderen op te voeden maar ook hulp te accepteren en hun netwerk in te schakelen. ‘Er speelt meer dan een opvoedprobleem’, verduidelijkt De Vletter. ‘Daarom is het belangrijk dat alle ketenpartners betrokken blijven, zoals gemeente, politie en school.’ Zo’n integrale aanpak komt soms lastig van de grond, vertelt ze. ‘Veel gemeenten hebben apart beleid voor werklozen, voor mensen met een verstandelijke beperking, voor schoolverzuim enzovoorts. Die beleidsterreinen werken niet altijd vanzelfsprekend met elkaar samen. Daarom heeft de HouVast-werker ook de rol van regisseur.’
HouVast voorkomt dure dwangmaatregelen en dat scheelt de samenleving veel geld. De interventie zorgt er bovendien voor dat hulpverleners hun werk beter kunnen doen. De Vletter: ‘Ouders met een LVB ervaren hulp van buiten vaak als bemoeienis of bedreiging. Met HouVast kunnen hulpverleners echt doen wat het woord zegt: ervoor zorgen dat mensen zich geholpen voelen. Dat is prettig voor de gezinnen maar ook voor de hulpverleners: hun werk wordt leuker en ze kunnen meer bereiken.’
Het oordeel van de erkenningscommissie: ‘HouVast is een mooie methode voor een doelgroep waarvoor nog geen aanbod was op dit gebied. De aanpak is zeer goed uitgewerkt en de onderbouwing is helder en actueel.’
Het delen van kennis over de werking van interventies en praktijkervaringen is belangrijk voor het stimuleren van integraal werken in de wijk, zegt hoogleraar Monitoring en Innovatie Zorg voor Jeugd aan de Rijksuniversiteit Groningen Tom van Yperen. Hij pleit daarom voor het dynamischer inrichten van de databanken, om een plek te geven aan het uitwisselen van dit soort ervaringen.
Tom van Yperen - hoogleraar Monitoring en Innovatie Zorg voor Jeugd aan de Rijksuniversiteit Groningen, en werkzaam bij het Nederlands Jeugdinstituut - vindt dat de databanken dynamischer zijn in te richten. Zo kunnen ze kennis over integraal werken in de wijk stimuleren.
Gevraagd naar een bondige definitie van integraal werken in de wijk, zegt Van Yperen: ‘De essentie van deze methode is dat burgers met hun vragen en problemen zodanig worden ondersteund dat ze zo weinig mogelijk met schotten en verschillende hulpverleners worden geconfronteerd.’
En dat gebeurt al in de praktijk?
‘Te weinig, en dat komt doordat diensten vaak nog te apart van elkaar zijn georganiseerd. Maar - om een al te somber beeld te voorkomen - is het goed om te beseffen dat voor meer dan 80 procent van de hulpvragen in de zorg en welzijnssector een enkelvoudig aanbod volstaat, en dat integraal werken daar nauwelijks issue is.’
Als integraal werken wel nodig is, hoe ziet die er dan idealiter uit?
‘In het ideale geval is er sprake is van één gezin en één plan en één regisseur. Er is dan één iemand die zorgt voor een goede afstemming van de hulp ten behoeve van een afgesproken doel. Ook moet de regisseur cliënten meenemen in waarom bepaalde dingen gebeuren en wat er nog nodig is. Betrokken instanties en organisaties bieden cliënten een samenhangende ondersteuning waarnaar allen zich voegen. Dat kan soms betekenen dat een organisatie even iets niet moet doen, zodat een andere zijn werk goed kan uitvoeren’
Valt integraal werken ook te verbinden met voorzieningen op het terrein van de gezondheid?
‘Ja en dat moet ook. Gezondheidsvraagstukken, armoede, sociale isolatie, zorggebruik: het zijn allemaal zaken die nauw samenhangen. Positief geformuleerd dragen gezondheid, minder geldzorgen, een goed sociaal netwerk en participatie bij aan welzijn en dat op zijn beurt weer aan gezondheid. ‘Integrated care’ is niet voor niets een thema in internationaal onderzoek naar verbetering van de zorg.’
Welke rol ziet u weggelegd voor de kennisinstituten en hun databanken bij het bevorderen van integraal werken in de wijk?
Interventies zijn, in de woorden van de hoogleraar 'handige pakketten van werkzame elementen' en bieden een handelingsreportoire aan hulpverleners. Samen met het kwaliteitssysteem vormen deze het basismateriaal voor integraal werken.
Om de ontwikkeling van het sociaal werk in het algemeen en van integraal werken in het bijzonder beter te volgen en begeleiden, moeten de makers van de interventies veel scherper dan nu de werkzame elementen van interventies aangeven. Met dat betere inzicht kan het integraal werken worden gestimuleerd.’ Ook is het goed als de praktijk ervaringen met interventies en de elementen meer kan delen. Dan zijn wel dynamischer databanken nodig, die een plek geven aan het uitwisselen van dit soort ervaringen.
Maar wat is eigenlijk de beste manier om het effect van een interventie te beoordelen?
De ‘randomized control trial’ (rct) wordt vaak aangeprezen als hét ideale effectonderzoek. Maar dat onderzoek is veeleisend en moeilijk te realiseren in het sociale domein. Lees ook de derde weg in evaluatieonderzoek. ‘Laat ik de jeugdzorg als voorbeeld nemen: als de rct hier gebruikt zou worden, zeg je tegen de ene ouder wiens dochter het verkeerde pad opgaat zegt “uw kind heeft MST nodig”, en tegen de andere ouder, die tot de controlegroep behoort, “we gaan eerst een andere interventie uitproberen.” Leg dat maar eens uit aan betrokkenen.’
Van Yperen doet studie naar de vraag of N=1-onderzoek beter geschikt is voor onderzoek naar de werkzaamheid van interventies. Kortweg houdt N=1 onderzoek in dat je op basis van verschillende metingen - voor, tijdens en na een traject - kijkt of de toegepaste technieken, op het niveau van de individuele cliënt, tot het beoogde resultaat leiden. ‘N=1-onderzoek veronderstelt dat je als onderzoeker wat vaker de thermometer erin steekt. Als je dat bij verschillende cliënten en bij verschillende instellingen doet, kun je waardevolle gegevens verkrijgen waaraan misschien een effectenclaim kan worden ontleend.’
Van Yperen denkt dat de methode beter past bij de alledaagse hulpverlening. ‘Een die goed van toepassing lijkt bij integraal werken in de wijk.’
Om kwetsbare ouderen goed te bereiken is integrale samenwerking heel belangrijk. In de interventies Sociaal Vitaal en Halt u Valt staat de zelfredzaamheid van ouderen centraal. Hoe vergroot je de weerbaarheid van ouderen? Hoe voorkom je valincidenten? De Video Interventie Ouderenzorg richt zich juist op het vergroten van zelfvertrouwen bij zorgverleners. Lees hoe de zorg voor demente ouderen daardoor verbetert.
Als we ouder worden, gaat onze weerbaarheid achteruit. We worden onzekerder, waardoor we minder sociale contacten hebben en minder bewegen.
Mathieu de Greef, bewegingswetenschapper bij de Rijksuniversiteit Groningen, leert ouderen daarmee om te gaan. Hij is mede-ontwikkelaar van Sociaal Vitaal, een interventie voor 65- tot 80-jarigen die zich richt op de fysieke conditie, sociale vaardigheden en veerkracht die nodig zijn om de gevolgen van veroudering op te vangen. De Greef: ‘Veel ouderen denken dat alles hen overkomt. Wij leren ze dat ze ook zelf invloed kunnen uitoefenen, op hun eigen gedrag én hun omgeving.’
Koffiepauze
Sociaal Vitaal is een integraal bewegingsprogramma waarin sociale en mentale onderwerpen op een laagdrempelige, speelse manier aan de orde komen, vertelt Yldau Dijkstra. Samen met De Greef coördineert zij de ontwikkeling en uitvoering van Sociaal Vitaal namens stichting GALM. Zij traint onder andere begeleiders van deelnemers aan Sociaal Vitaal. Zelfs de koffiepauze blijkt daarin een belangrijke rol te spelen. ‘We leren begeleiders hoe ze tijdens de pauze een gesprek voeren dat niet over koetjes en kalfjes gaat maar over bijvoorbeeld zelfvertrouwen.’
Deelnemers durven beter om hulp te vragen
Beenkracht
De resultaten zijn veelbelovend. De fitheid van deelnemers neemt toe, ze worden weerbaarder en hebben meer sociale contacten. De Greef: ‘Deelnemers durven beter om hulp te vragen voor bijvoorbeeld kleine reparaties. En dat is belangrijk: hoe ouder je bent, hoe afhankelijker je van anderen wordt.’ De mentale en fysieke conditie van alle deelnemers wordt vooraf en achteraf gemeten, de uitkomsten worden (anoniem) gedeeld met de gemeente.
Zelfstandig verder
De beweeggroepen duren een jaar. Het is de bedoeling dat ze daarna zelfstandig verder gaan. ‘We maken de deelnemers echt eigenaar van de groep’, vertelt Dijkstra. ‘Daar helpen we ze bij. Ze leren bijvoorbeeld hoe ze nieuwe leden werven. Dat is belangrijk om de groep in stand te houden.’ De Greef maakt de vergelijking met een succesvol tv-programma voor ouderen: ‘Je kunt ook Geer en Goor uitnodigen, dat is hartstikke leuk voor een keer. Maar het gaat ons om een blijvend effect: ouderen meer veerkracht geven. Dat lukt alleen als ze leren om het zelf te doen.’
Sociaal Vitaal is een erkende interventie
Het oordeel van de erkenningscommissie: ‘Sociaal Vitaal is een planmatig opgezette interventie die een belangrijke, moeilijk bereikbare doelgroep bedient. De jarenlange ervaring met GALM geeft vertrouwen. De opzet is gedegen en de onderbouwing is adequaat en sterk in de verantwoording van de aanpak.’
Dementie gaat veelal gepaard met gedrags- en stemmingsproblemen. Video Interventie Ouderenzorg leert professionele zorgverleners en mantelzorgers in hun communicatie met cliënten daarmee om te gaan.
Het aantal mensen met dementie neemt de komende jaren sterk toe, van ongeveer 260 duizend (in 2015) tot 500 duizend (in 2040). Ruim de helft - ergens tussen de 60 en 98 procent- van hen zal naar verwachting problematisch gedrag gaan vertonen. Dé opgave voor professionele zorgverleners en mantelzorgers is daar adequaat mee om te gaan.
Filmen om te begrijpen
Een van de interventies die zorgverleners tot steun kan zijn, is de door stichting De Wever ontwikkelde Video Interventie Ouderenzorg (VIO). Ze bestaat uit video-opnames, videofeedback en oefeningen waardoor zorgverleners het gedrag van cliënt en zichzelf leren begrijpen. Het idee is dat de zorgverleners dat inzicht vervolgens vertalen in hun handelen.Andrea de Groot leidt mensen op in het hanteren van VIO. Zij legt uit wanneer de interventie bijvoorbeeld wordt toegepast. ‘Stel, een zorgverlener komt elke ochtend om iemand uit bed te helpen, maar de cliënt weigert steevast mee te werken, dan staat hij (of zij) al snel bekend als een eigengereid mens is die per se zijn zin wil doordrijven.’ Maar, zegt De Groot, film je nu wat er eigenlijk gebeurt, dan zie je maar al te vaak dat de zorgverlener in te lange zinnen spreekt, die de verzorgde niet begrijpt. ‘En dat de laatste heel anders, veel coöperatiever, reageert als de zorgverlener zich meer bedient van non-verbale communicatie.’
Leren kijken, dat is de crux
De crux van VIO is dat zorgverleners leren kijken hoe mensen reageren op hun manier van doen, op wat wel werkt en wat niet. ‘Door hun gedragingen te filmen, kunnen de zorgverleners zien wat er gebeurt, vooral wat er goed gaat en hoe dit ook toegepast kan worden in moeilijkere situaties.’ De Groot wijst erop dat het zelfvertrouwen en gevoel van competentie bij de zorgverleners en mantelzorgers door het gebruik van VIO stapsgewijs toeneemt en daarmee de zorg aan ouderen aantoonbaar verbetert. `Precies wat we met VIO beogen.´
De Video Interventie Ouderenzorg is medio juli 2016 erkend als Goed onderbouwd in de Ouderenzorg.
Een val kan voor ouderen grote gevolgen hebben. Veel ouderen hebben moeite om goed te herstellen, waardoor ze niet meer zelfstandig kunnen wonen. Of ze worden minder actief uit angst om opnieuw te vallen.
‘Een val kan een belangrijk keerpunt zijn in het leven van ouderen’, vertelt Nancy Albertz, projectleider bij GGD Gelderland-Zuid. ‘Halt u valt is een integrale aanpak voor valpreventie, afgestemd op de wijk. Onderdelen zijn bijvoorbeeld voorlichtingsbijeenkomsten, valtrainingen, sportactiviteiten voor ouderen en aandacht in de lokale media. Daarbij haken we aan bij onze regionale Valpreventiemaand in oktober.’
Wat zijn ‘valtrainingen’?
‘Dat zijn verschillende erkende interventies die het risico op een val verkleinen. Voorbeelden zijn Zicht op evenwicht, In balans, Vallen verleden tijd en Zeker bewegen. Als ouderen vitaal genoeg zijn om elke week te sporten, heeft dat overigens de voorkeur. Het gaat erom dat ouderen blijven bewegen.’
Wat maakt Halt u valt een integrale aanpak?
‘Halt u valt richt zich op verschillende risicofactoren. We besteden aandacht aan beweging en gedrag, maar ook aan de inrichting van woningen en de openbare ruimte. Sommige gemeenten hebben projecten op het gebied van zelfstandig wonen, waarop we kunnen aansluiten met onze voorlichting. We bezoeken bijvoorbeeld ouderenbijeenkomsten met een partytent die is ingericht als woonkamer om mensen bewust te maken van valgevaarlijke situaties.’
Is samenwerking een belangrijke succesfactor?
‘Ja, dat is nodig om ouderen goed te bereiken. Er zijn vrijwel altijd een GGD-medewerker en een of meer fysiotherapeuten betrokken. Afhankelijk van de wijk kunnen bijvoorbeeld ook ergotherapeuten, wijkverpleegkundigen, seniorenbonden en sportverenigingen een rol hebben.’
Wat kan Halt u valt betekenen voor de openbare ruimte?
‘We raden gemeenten aan om een wijkschouw te houden, waarin ambtenaren samen met ouderen door hun wijk lopen. Dat is een goede manier om bijvoorbeeld losliggende stoeptegels of onveilige oversteekplaatsen in kaart te brengen. Ouderen zien obstakels die anderen niet opvallen.’
Halt u valt is een erkende interventie
Het oordeel van de erkenningscommissie: ‘Het doel van deze interventie is dat meer zelfstandig wonende ouderen valpreventieve maatregelen treffen, zodat het risico op een val vermindert. Het sterke punt van de interventie is de multifactoriële en de ‘op maat’ aanpak waarbij goed aangegeven is wat de een uitvoerder minimaal moet doen om de doelen te realiseren.’
Integraal werken is de enige manier waarop je complexe problematiek kunt aanpakken, vertelt Marja van Bon van het Trimbos instituut. Bij samenwerking moet je niet op zoek gaan naar slappe compromissen, maar naar een oplossing waar iedereen beter van wordt.’ Ze benadrukt daarbij het belang van onderlinge kennisdeling tussen gemeenten. Gelukkig gebeurt dit al in toenemende mate.
Wat is een ‘integrale aanpak’ nu precies? En wat levert het op? We vroegen het aan Marja van Bon, senior wetenschappelijk medewerker en aandachtsfunctionaris Academische Werkplaatsen van het Trimbos-instituut. Zij werkte eerder bij de GGD Hart voor Brabant en kent het sociale domein en zorgdomein van binnenuit. Een gesprek over ‘complexe problematiek’, ‘win-winsituaties’ en ‘kennisontwikkeling’.
Wat is een ‘integrale aanpak’ volgens jou?
‘Die term wordt op heel verschillende manieren gebruikt. De ene keer gaat het om een integrale aanpak op individueel niveau, bijvoorbeeld het gezin, de andere keer op collectief niveau, bijvoorbeeld de wijk. De ene keer gaat het om het sociale domein, de andere keer om het zorgdomein… De rode draad van integraal werken is in alle gevallen de samenhang tussen verschillende activiteiten, waarbij iedereen verder kijkt dan de eigen organisatie of sector.’
Waarom is integraal werken zo belangrijk?
‘Het is de enige manier waarop je complexe problematiek kunt aanpakken. Bijvoorbeeld als oorzaak en gevolg niet goed van elkaar te onderscheiden zijn, zoals geldt voor gezondheidsachterstanden van mensen met een lage opleiding. Het is niet effectief om alleen te werken aan het opleidingsniveau. Je moet bijvoorbeeld ook kijken naar bijvoorbeeld leefstijl en werkomstandigheden.’
Welke rol spelen erkende interventies daarbij?
‘Binnen het zorgdomein bestaan verschillende erkende interventies die sterk gericht zijn op aandoeningen. Terwijl in het sociale domein behoefte is aan maatwerk dat gericht is op de problemen achter die aandoeningen en op de hulpvraag die de klant zelf belangrijk vindt. De organisaties van de interventiedatabanken zijn nu bezig om de werkzame bestanddelen van erkende interventies in kaart te brengen. Met die bestanddelen kunnen professionals beter op maat werken.’
Wat levert integraal werken op, wat is het effect?
‘Dat hangt af van de doelen die je nastreeft. Het is heel belangrijk om die doelen concreet te benoemen. Dat stelt je in staat om te monitoren en te evalueren en daar leer je van. Bovendien kun je op zoek naar win-winsituaties. In mijn GGD-tijd was ik betrokken bij een JOGG-traject, waarin we alle partijen vroegen wat ze wilden bereiken. Overgewicht voorkomen natuurlijk, maar we hoorden ook andere doelen. Een sportvereniging wilde bijvoorbeeld ook nieuwe leden werven. Dat liet zien dat verschillende doelen elkaar versterken: je moet bij samenwerking niet op zoek gaan naar slappe compromissen, maar naar een oplossing waar iedereen beter van wordt.’
Heeft de gemeente daarin een rol?
‘Gemeenten hebben een dubbelrol. Ze doen de inkoop maar vragen ook van leveranciers om te monitoren en evalueren. Daarom is het belangrijk dat ze veiligheid bieden: evaluaties zijn niet bedoeld om partijen ergens op af te rekenen maar om gezamenlijk lessen te trekken. Het helpt al als gemeenten zich bewust zijn van hun dubbelrol.’
Leren is voor jou een belangrijk onderdeel van de integrale aanpak?
‘Ja, ik raad gemeenten echt aan om met samenwerkingspartners een lerende omgeving te vormen. En ook om van andere gemeenten te leren. Er gebeurt lokaal op dit moment ontzettend veel. Gemeenten bouwen daarbij kennis op die ze onderling kunnen uitwisselen. Het is wel belangrijk om een onderscheid te maken tussen generieke en context-afhankelijke lessen: wat werkt ook in andere gemeenten, wat is typisch maatwerk?’
Dus: gemeente, deel je kennis?
‘Ja, ook als je er zelf niet direct belang bij hebt. Er zijn nog te veel professionals die belangrijke kennis opdoen tijdens hun werk maar geen tijd hebben om dat met anderen te delen. Dat is zo jammer! Elke gemeente zou kennisontwikkeling én kennisdeling moeten stimuleren. Gelukkig gebeurt dat ook in toenemende mate: onderling, maar ook via Academische Werkplaatsen en Werkplaatsen sociaal domein.’
Met ‘Hét recept voor een betere buurt’ richt Resto VanHarte zich op het bestrijden van eenzaamheid en sociaal isolement. De formule is simpel en effectief: samen koken en samen eten op toegankelijke en veilige plaatsen in de wijk. Coördinator Eric Apon vertelt over de kracht van Resto VanHarte en waarom het ook een mooi voorbeeld van integraal werken is.
Resto VanHarte haalt mensen en groepen uit hun sociaal isolement. De stichting heeft daarvoor een simpele, maar effectieve methode ontwikkeld: samen koken en samen eten op toegankelijke en veilige plaatsen in de wijk. ‘En dat werkt’, aldus fondsenwerver en coördinator Eric Apon.
En Apon kan het weten, want hij is al vanaf het begin, nu twaalf jaar geleden, bij Resto VanHarte betrokken. ‘Het succes van onze aanpak ligt in zijn eenvoud. Doordat wij mensen een plek bieden om samen te koken en te eten, komen ze in contact met anderen die ze anders waarschijnlijk niet zouden ontmoeten. De maaltijd is een middel waardoor onze gasten en vrijwilligers hun netwerken op natuurlijke wijze kunnen versterken. Voor onze vrijwilligers die in de keuken werken, is het soms een opstap naar betaalde arbeid.’Resto VanHarte is er voor iedereen. ‘Bij ons kan iedereen een goede driegangenmaaltijd krijgen tegen een uiterst redelijk tarief. Mensen die aantoonbaar weinig of geen geld hebben betalen vier euro, alle anderen - en iedereen is welkom - betalen zeven euro. ‘
Apon benadrukt dat Resto VanHarte zich niet alleen richt op mensen die in armoede leven. ‘Zouden we dat wel doen, dan zouden onze gasten veel minder voor elkaar kunnen betekenen dan dat ze nu doen. De kracht van onze aanpak ligt in de mix; mensen hebben elkaar daardoor echt iets te vertellen.’Ook de verscheidenheid van partners in de wijk waarmee Resto VanHarte samen werkt - de wijkagent, de maatschappelijk werker, de schuldhulpverlening, de welzijnsorganisatie, om er maar een paar te noemen - draagt ertoe bij dat Resto VanHarte meer is dan een simpele maaltijdvoorziening. ‘Met de steun van onze partners organiseren we regelmatig bijeenkomsten over zaken die in de wijk spelen. Soms letterlijk tussen de gangen door geven we informatie waar onze gasten hun voordeel mee kunnen doen.’ Apon omschrijft de aanpak van Resto VanHarte als een prima voorbeeld van integraal werken. ‘We werken met alles en iedereen samen. Doordat we geen mens en organisatie uitsluiten, kunnen we een platformfunctie vervullen. De maaltijd is het middel om verbindingen te leggen, en, groot voordeel, het is nog lekker en gezond ook. En het werkt. ’
Honderden interventies zijn inmiddels erkend en dus direct toepasbaar. Samen bieden zij voor elke gemeente een startpunt om aan de slag te gaan met gezondheid in de wijk. Voor welk thema kunt u waar terecht?
Het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) verzamelde ruim 200 erkende interventies voor hulp bij problemen met opgroeien en opvoeden in de Databank Effectieve Jeugdinterventies.
Aan de slag met jeugdgezondheid? Het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ) biedt toegang tot ruim dertig erkende interventies in een interventiebibliotheek.
Op Loketgezondleven.nl van het RIVM Centrum Gezond Leven vindt u ruim 350 erkende leefstijlinterventies en interventieoverzichten op diverse leefstijlthema’s zoals overgewicht, drugs of seksuele gezondheid.
Op zoek naar sport- en beweegaanbod? Bezoek dan de databank van Kenniscentrum Sport. Ruim 200 interventies voor verschillende doelgroepen: sportenbeweeginterventies.nl
Ook in het sociale domein zijn al veel erkende interventies beschikbaar. Movisie verzamelde er meer dan 120. Alle interventies worden op minstens twee plekken in Nederland toegepast. Ze zijn verdeeld over 12 thema's, van Buurtontwikkeling tot Vrijwillige inzet: Databank Effectieve sociale interventies.
In de databank Erkende interventies GGZ van het Trimbos-instituut vindt u meer dan twintig erkende GGZ-interventies, verdeeld over de verschillende erkenningsniveaus.
Zoekt u interventies die specifiek gericht zijn op langdurige zorg voor ouderen of mensen met een beperking? Bekijk dan de ongeveer 20 tot nu toe erkende interventies die Vilans op een rij heeft gezet in de Databank Interventies.
Toepassing van erkende interventies bij het terugdringen van criminaliteit leidt tot preventie, gedragsverandering en recidivevermindering. Het NJi, Movisie en het Trimbos-instituut verzamelden ze in een aparte interventiedatabank op Justitieleinterventies.nl.
Daar vindt u meer dan twintig erkende justitiële interventies voor kinderen, jongeren en volwassenen.