Oktober 2015 | Innovatiespecial
https://magazines.rivm.nl/2015/10/rivm-magazine
Weten dat je een prijs had kunnen winnen, maar je krijgt ‘m niet omdat je een afgesproken doel niet hebt gehaald. Psycholoog Koen van der Swaluw, promovendus bij Tilburg University, en Mattijs Lambooij, senior onderzoeker bij het RIVM Centrum Voeding, Preventie en Zorg, baseren de Beweegloterij - bedoeld voor mensen met overgewicht - op de emotie spijt.
“De Beweegloterij is een combinatie van een loterij en een beweegafspraak,” legt Mattijs Lambooij uit. “Mensen met overgewicht (een Body Mass Index (BMI) van boven de 25) spreken met de sportinstructeur af hoe vaak ze willen sporten, bijvoorbeeld twee keer in de week. Eens in de zoveel tijd wordt een loterij gehouden. Alleen als de winnaar zijn doel heeft gehaald, wordt de prijs uitgereikt.” Als mensen hun doel niet hebben bereikt, krijgen ze te horen of ze een prijs hadden kúnnen winnen. Het idee is dat ze dan spijt krijgen dat ze niet voldoende – volgens de afspraak – hebben bewogen.
Niet alles op wilskracht
Anticiperen op spijt, noemt Koen van der Swaluw het. Hij voert zijn promotie-onderzoek deels op het RIVM uit, onder begeleiding van promotor Johan Polder. Koen van der Swaluw: “Er zit een discrepantie tussen willen en doen, weten we vanuit de psychologie. Mensen kunnen niet alles op wilskracht bereiken, dat is een soort spier die uitgeput kan raken. Daarom zoeken we naar andere manieren om mensen te helpen hun doelen te bereiken.”
Emotie als hulpmiddel
Ogenschijnlijk is de financiële beloning de motivatie om mee te doen. Van der Swaluw: “Het innovatieve van dit project is nu juist dat eigen emoties worden ingezet om een doel te bereiken. De hypothese is dat mensen zich goed kunnen voorstellen hoeveel spijt ze hebben op het moment dat ze zich realiseren dat ze hadden kunnen winnen. De emotie wordt hier als hulpmiddel gebruikt.”
Familievakantie
Het doel wordt bewust concreet gehouden, en is er niet op gericht om de hele leefstijl om te gooien. Afvallen kan een bijkomstigheid zijn van het sporten, maar is niet het doel. Vaak is daar meer voor nodig, zoals dieetbegeleiding. Na een succesvolle pilot gaat de Beweegloterij waarschijnlijk in januari 2016 van start bij de sportscholen van High Five, een sportschool die bedrijfsfitness verzorgt, onder meer binnen het RIVM. Ook de Staatsloterij doet mee aan het traject, zij regelen een onafhankelijke trekking. En de prijzen? Wekelijks wordt een geldprijs van honderd euro verloot en na een halfjaar trouw sporten maak je kans op een familievakantie. Aan de sporters de keus…
Via de app ‘Ik heb nu last’ krijgen mensen met luchtwegklachten informatie op maat, en voor de wetenschap komt er meer inzicht in de rol van lokale luchtkwaliteit bij luchtwegklachten. Geestelijk vader van de app en onderzoeker bij het RIVM Centrum Luchtkwaliteit Joost Wesseling is blij met het resultaat: “De jonge honden-brigade die hier aan heeft gewerkt, was heel inspirerend. Hun oplossing was professioneel, creatief en goedkoper dan een standaardoplossing.“
“We hebben samen gekeken: waar is echt behoefte aan?”, zegt Joost Wesseling. De app ‘Ik heb nu last’, sinds september beschikbaar, is in samenwerking met het Longfonds en Milieudefensie gemaakt. De app is vooral bedoeld voor mensen met klachten aan de luchtwegen. Luchtverontreiniging vergroot de klachten bij veel patiënten. De bedoeling is om via de app een patroon in kaart te brengen, waardoor op persoonsniveau een voorspelling van de gevoeligheid kan worden gemaakt.
Joost Wesseling kwam samen met collega’s Ronald Hoogerbrugge en Jacqueline van Engelen op het idee van de app. Bij hem speelde mee dat hij in zijn directe omgeving verschillende mensen kent met klachten aan de luchtwegen. “Het idee is voor een deel uit frustratie ontstaan. Nooit weten ze precies hoe het komt dat ze soms wel en soms geen last hebben. Is het ozon? Is het fijnstof? Of alles tegelijk?”
Stikstofdioxide: een 4; fijnstof: een 2 en de ozonconcentratie krijgt ook een 2 op een schaal van 1 tot 10. Een willekeurige rapportage die bijvoorbeeld een COPD-patiënt ontvangt nadat hij het cijfer 6 voor de hoeveelheid last op een bepaalde dag heeft ingevuld op de app. Wil je geen naam, locatie of e-mailadres invullen? De app kan ook anoniem gebruikt worden, zonder rapportage in de mail.
Bij het ontwikkelen van de app was een belangrijke rol weggelegd voor vier studenten van de Hogeschool Rotterdam. Zij maakten het basisontwerp voor de grafische vormgeving. Joost Wesseling: “Het was echt een jonge-honden-brigade die eraan werkte. Heel inspirerend, en creatiever en goedkoper dan een standaardoplossing, bijvoorbeeld via een bureau.”
Naast de informatie op maat die kan worden geleverd, wordt de app nog op een andere manier ingezet. De gegevens uit de app vormen namelijk een basis voor langetermijnonderzoek. Joost Wesseling: “We zijn zelf ook benieuwd welke conclusies we over een tijdje kunnen trekken. Vanuit de website en app ‘allergieradar’ weten we bijvoorbeeld al dat een deel van de mensen die last hebben van hooikoorts, ook gevoelig zijn voor luchtkwaliteit. Dus het is goed om ook daar nog meer cijfers over te hebben.”
Margot de Heide is er trots op: haar eerste app in de App Store. De ontwerper van de ‘Ik heb nu last app’ vertelt hoe ze te werk is gegaan: “Ik heb vooral aandacht besteed aan de gebruiksvriendelijkheid. De app is voor een brede doelgroep bedoeld. Ook ouderen moeten er goed mee overweg kunnen. Zo heb ik het navigeren via sliden van 0 tot 10 makkelijk gemaakt.”
Ze is net afgestudeerd aan de Hogeschool Rotterdam in de richting Communication and Multimedia Design. Drie mede-studenten van de Hogeschool werkten ook aan de app: Ingelotte de Bont, Nick Kiran en Yosh Botterhuis.
Joost Wesseling vroeg steeds tussentijds reactie op het ontwerp bij het RIVM, het Longfonds en Milieudefensie. “Die feedback was heel waardevol.” Op grond daarvan paste Margot de Heide het ontwerp weer aan. Ontwerpen voor een app is wezenlijk anders dan bijvoorbeeld voor een website. “Je moet rekening houden met knopjes die een bepaalde grootte moeten hebben. Het swipen en sliden vraagt ook om een aparte aanpak. Het is echt een heel andere manier van ontwerpen.”
“Het was erg leuk om te doen, en de samenwerking met het RIVM was prettig. Joost Wesseling verbond de mensen echt met elkaar.”
Margot heeft nog wel wat wensen voor de app. “Ik hoop vooral dat er veel mensen participeren en dat het RIVM echt iets aan de informatie heeft. En ik zou graag een versie 2.0 willen maken, want ik heb nog allerlei ideeën om de app verder te verbeteren!”
Het RIVM heeft een nieuwe methode ontwikkeld om de aangeboren afweer tegen ziekteverwekkers te meten. In vergelijking met bestaande technieken is deze aanpak veel sneller en goedkoper. Bovendien is voor het onderzoek heel weinig bloed nodig, wat vooral een enorme winst is bij studies met kleine kinderen.
Bedenker van Fast Imm, zoals ze de nieuwe methode zelf noemt, is Elena Pinelli. Zij is senior wetenschapper van het Centrum Immunologie van Infectieziekten en Vaccins van het RIVM. “We bestuderen afweerreacties bij gezonde en zieke mensen met als doel de volksgezondheid te verbeteren. We weten al veel van de verworven afweerreacties, maar sinds kort richten we ons ook op het aangeboren immuunsysteem. Waarom wordt de een wel en de ander niet ziek van een bepaalde ziekteverwekker? Om dat te onderzoeken, heb je grote studiepopulaties nodig. Doe je dat op de gebruikelijke manier, dan kost dat veel tijd, geld en bloed.”
Grootste voordeel van Fast Imm, legt Pinelli uit, is dat onderzoekers op het gebied van de immunologie de metingen minstens tien keer goedkoper kunnen uitvoeren. “We kunnen hiermee namelijk veel sneller en eenvoudiger cytokinen meten dan op de conventionele manier, die tevens gebruik maakt van duurdere technologie. Cytokinen zijn eiwitten die worden geproduceerd door immuuncellen en die bepaalde type afweerreacties kunnen ‘aanzetten’. Vandaar het belang om ze te meten. Een ander voordeel van Fast Imm is dat de uitslag direct zichtbaar is via een kleurreactie. Bovendien is de hoeveelheid bloed die nodig is veel minder in vergelijking met conventionele technieken, wat vooral een enorme winst is bij studies met kleine kinderen.”
Pinelli benadrukt dat Fast Imm nog verder geoptimaliseerd moet worden. Ze wil deze techniek bijvoorbeeld graag inzetten in haar eigen onderzoek naar kinkhoest, een ziekte die de laatste jaren vaker voorkomt in ons land. Er is volgens haar nog weinig bekend over de aangeboren immuunreactie tegen deze ziektewekker. Onderzoek moet bijdragen aan de ontwikkeling van een effectiever vaccin. “Verder denk ik dat Fast Imm ook een uitkomst is voor ontwikkelingslanden, waar laboratoria minder geld hebben voor dure kits en apparatuur.”
Wat versta je onder innovatie? Vijf mensen die bij innovatieve toepassingen betrokken zijn vatten samen wat volgens hen de kern van innovatie is. Allereerst Daan Roosegaarde, bekend ontwerper en innovator: “Creativiteit is ons nieuwe kapitaal.”
Koen van der Swaluw, psycholoog en promovendus bij Tilburg University: “Als je een idee hebt maar je doet er niets mee, dan blijft het een uitvinding. Pas als je iets gaat doen met je idee, is het een innovatie.”
Margot de Heide, grafisch ontwerper app ‘Ik heb nu last’: “Innovatie is op een vernieuwende manier voortborduren op iets bestaands.”
Ger Rijkers, Immunoloog en hoofd Science Department University College Roosevelt Middelburg: “Innovatie is een continu proces van streven naar verbetering door vernieuwing. Hiervoor is de innerlijke drang nodig om dingen beter te doen.”
Tibor Brunt, onderzoeker Trimbos-instituut: “Innovatie is nieuwe toepassingen zien, waardoor de intrinsieke kwaliteit van het werk wordt verhoogd en waarmee een verbinding kan worden gelegd tussen het werk van verschillende organisaties.”
“Zo’n draagbare spectrometer is gewoon te koop, en iedereen die dat wil kan er een poedertje op leggen. Maar hoe interpreteer je de resultaten als je de expertise niet in huis hebt?” Peter Keizers, wetenschappelijk medewerker bij het hightech geneesmiddelenlaboratorium van het RIVM licht toe wat dat laboratorium kan doen voor inspecteurs, politie en anderen die te maken hebben met verdachte pillen, poeders of vloeistoffen.
Peter Keizers legt wat poeder op de sensor van de Handheld spectrometer, een draagbaar infrarood-apparaat waarmee chemische en farmaceutische monsters kunnen worden geanalyseerd. Via een glazen oogje maakt het apparaat een infrarood-scan van de stof. Even later verschijnt het resultaat op de display: ‘non-dairy creamer’. Kan ik dit poeder nu met een gerust hart in m’n koffie doen? Daar komt het geneesmiddelenlaboratorium van Peter en zijn collega’s in beeld.
“Wij kunnen medewerkers die met verdachte stoffen te maken hebben trainen bij de interpretatie. Wat betekent een ‘hit’ voor een bepaalde stof? Hoe betrouwbaar is ‘t? Wanneer moet je actie ondernemen? Dus eigenlijk: wat is een meting chemisch waard? Als je ter plekke dat waarde-oordeel kunt geven levert dat kostenreductie op.” ‘Ter plekke’ kan bijvoorbeeld op straat zijn, waar een verdacht poeder wordt gevonden. Of bij fabrikanten van geneesmiddelen, waar inspecteurs controles uitvoeren.
De uitgebreide stoffendatabase die aan de Handheld spectrometer gekoppeld is, wordt steeds aangevuld. Peter Keizers: “We werken daarin nauw samen met het Trimbos-instituut en de Inspectie voor de Gezondheidszorg.” De expertise van het RIVM in samenwerking met andere instituten wordt dus op een nieuwe manier ingezet, wat tijd en kosten scheelt.
En als dan duidelijk is dat een stof toch verder moet worden onderzocht, dan is in het geneesmiddelenlaboratorium van het RIVM - een officieel overheidslaboratorium voor geneesmiddelenkwaliteit - alle apparatuur en expertise aanwezig om dat goed te kunnen. En de ‘non-dairy creamer’? Peter Keizers: “Deze lactosevrije koffiemelkpoeder kun je prima in je koffie doen.”
Tibor Brunt, onderzoeker bij het DIMS-project (Drugs Informatie en Monitoring Systeem; een landelijk netwerk van instellingen voor verslavingszorg wat als doel heeft regionaal en nationaal inzicht te krijgen in de markt van illegale drugs in Nederland) van het Trimbos-instituut: “Soms herkennen we een bepaalde pil meteen. Maar met los poeder is dat natuurlijk veel lastiger. Daar is de infrarood-spectrometer heel handig voor."
"Onze doelgroep in het DIMS-project - een project in opdracht van het ministerie VWS - zijn consumenten die drugs kopen in een illegaal circuit. Daar kan van alles in zitten dat extra schade aan de gezondheid kan toebrengen. Drugs zijn natuurlijk nooit gezond, dat zeggen we er altijd bij. Ons belangrijkste doel is om drugsgebruik met dodelijke afloop te voorkomen.”
“We hebben een infrarood-spectrometer aangeschaft om ook zelf analyses te kunnen doen. Een stagiair zorgt ervoor dat nieuwe stoffen in de database worden opgenomen en dat het apparaat geijkt is. We laten de drugsmonsters normaal gesproken buiten de deur analyseren, maar we hebben te maken met een enorme toeloop, waar niet voldoende budget voor is. We proberen via deze weg toch snel een uitslag te geven.”
“Peter Keizers van het RIVM helpt ons bij het herkennen van stoffen. Ook wisselen we databases uit. Het RIVM heeft bijvoorbeeld veel kennis van nep-Viagrapillen. Stoffen daaruit zitten ook vaak in de pillen die op straat verkocht worden. Maar we treffen ook paracetamol aan in drugs. Er kan van alles in zitten, dat maakt ook dat we behoefte hebben aan meer kennis over de stoffen en het herkennen ervan. Ik vind het prettig om met een club als het RIVM samen te werken. We zijn honderd procent tevreden over deze manier van werken, en willen er zeker mee verder.”
Het RIVM heeft de methode Multiplex Immuno assay (MIA) ontwikkeld, waarmee bloed kan worden onderzocht op de aanwezigheid van beschermende antistoffen tegen vrijwel alle infectieziekten uit het Rijksvaccinatie-programma. Het nieuwe van de methode is dat een hiel- of vingerprikje volstaat, in plaats van losse testen waarvoor honderden microliter bloed nodig zijn. Groot voordeel is dat bloedonderzoek op deze manier minder belastend is voor kinderen en volwassenen.
De Multiplex Immuno assay (MIA) is ontwikkeld op basis van de zogenoemde Luminex xMAP-technologie. Het RIVM zag ruim tien jaar geleden een niche om deze technologie in te zetten om simultaan antistoffen tegen vele ziekteverwekkers tegelijkertijd te onderzoeken. Inmiddels wordt de MIA-methode breed ingezet. “Zo kun je controleren of ziekten echt zijn verdwenen, of mensen een infectie hebben doorgemaakt en hoe goed vaccinaties – nog – werken”, zegt Fiona van der Klis, hoofd van Immune Surveillance van het Centrum Infectieziektebestrijding.
Met behulp van de MIA worden met twee kleurenlasers antistoffen tegen meerdere ziekteverwekkers tegelijk gemeten. Een rode laserstraal registreert de soort ziekteverwekker en een groene laser meet hoeveel antistoffen het bloed bevat. “Dagelijks kunnen we honderden bloedmonsters meten. Zelfs gedroogd bloed op een filterpapiertje volstaat.” Het aantal metingen met behulp van de MIA neemt gestaag toe, zegt Van der Klis. “Tegen steeds meer infectieziekten wordt gevaccineerd en er duiken steeds nieuwe op.”
Het RIVM deelt zijn expertise over de toepassingen van de MIA met volgens Van der Klis “zeer geïnteresseerde” onderzoeks- en public health-organisaties zoals de Britse Oxford Vaccine Group, het Amerikaanse Center for Disease Control (CDC) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).
De pneumokok is een bacterie die vaak voorkomt in de neus- en keelholte van de mens zonder ziekte te veroorzaken. Maar de bacterie kán soms ook leiden tot ziektes als longontsteking, hersenvliesontsteking of bloedvergiftiging.
Immunoloog Ger Rijkers, hoofd van het Science Department van het University College Roosevelt in Middelburg doet een dag per week in het St. Antoniusziekenhuis in Nieuwegein onderzoek naar uitbreiding van het aantal pneumokokkenbacteriën waartegen de antistoffen met de techniek MIA kunnen worden opgespoord. “Met 25 van de 92 serotypen kan dat al. Het streven is om ze allemaal te kunnen meten.”
Rijkers vindt het vernieuwende van de Multiplex Immuno-assay (MIA) dat je met één bloedmonster zo veel verschillende zaken kunt meten. Rijkers, destijds immunoloog in het Wilhelmina Kinderziekenhuis Utrecht, werkte vijftien jaar geleden voor het eerst met de techniek om pneumokokkenbacteriën te meten, waarna de samenwerking op pneumokokkenonderzoek met het RIVM startte.
“Het aantal bepalingen dat je met een druppel bloed kunt doen, breidt zich steeds uit. Theoretisch is het mogelijk om twee- tot driehonderd bepalingen tegelijk te doen, al groeit daarmee ook het risico op onbetrouwbare uitkomsten.” Onderzoeksinstellingen moeten bij dergelijke innovatieve technieken wel bereid zijn om te blijven investeren, benadrukt hij. “Alleen zo kun je de voortdurende technische ontwikkelingen bijbenen. Gelukkig hebben we in het Antoniusziekenhuis net geld voor nieuwe apparatuur gekregen.”