April 2016 | Een samenwerking tussen Nederlands Jeugdinstituut (NJi), RIVM Centrum Gezond Leven, Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ), Kenniscentrum Sport, Movisie, Trimbos-instituut en Vilans
https://magazines.rivm.nl/2016/01/magazine-voor-gemeenten
Dit magazine is voor gemeenten die willen kiezen voor kwaliteit in de wijk. Maar hoe weet u wat kwaliteit is? Zeven landelijke organisaties werken samen in een erkenningstraject om interventies of aanpakken te beoordelen op kwaliteit en effectiviteit. Het resultaat? Voor het brede terrein van preventie tot aan langdurige zorg is zichtbaar welke interventies werken. Zo weet u wat u kunt inzetten om winst te behalen voor gezondheid en welzijn in de wijk.
Het doet ons genoegen om u als gemeenten dit magazine met inspirerende voorbeelden van interventies in de wijk te mogen aanbieden. Acht jaar geleden sloten het RIVM Centrum Gezond Leven en het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ) zich aan bij het initiatief van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) om de kwaliteit en effectiviteit van interventies zichtbaar te maken. Inmiddels zijn we met zeven samenwerkingspartners, ook Kenniscentrum Sport, Movisie, Trimbos-instituut en Vilans sloten zich aan. Voor het brede terrein van preventie tot aan langdurige zorg werken we nu samen bij het beoordelen van interventies. Een samenwerking waar we trots op zijn en waar u als gemeente de vruchten van kunt plukken. Of u nu overgewicht bij de jeugd wilt aanpakken, eenzaamheid wilt terugdringen, of extra aandacht wilt geven aan mantelzorgers: interventies op het gebied van preventie, jeugdhulp, jeugdgezondheidszorg, het sociale domein, sport en bewegen en langdurige zorg (ggz, gehandicapten- en ouderenzorg) worden op dezelfde manier en met gelijke criteria beoordeeld.
We staan voor een omslag naar de participatiesamenleving. De overheid kan en hoeft niet alles te doen. Burgers kunnen veel dingen zelf, ook het oplossen van problemen in de wijk. Er zijn al prachtige aanpakken ontwikkeld die prima passen bij deze opdracht. Het opbouwen van netwerken in de wijk, kwetsbare mensen ondersteunen zodat zij thuis kunnen blijven wonen, talentontwikkeling van jongeren in achterstandswijken, oplossen van kleine burenruzies. Hiervoor zijn kwalitatief hoogwaardige interventies beschikbaar. Maar deze kunnen beter en vaker worden benut. Natuurlijk zijn er ook innovaties nodig, maar laten we vooral ook gebruikmaken van de beschikbare kennis. In het Samenwerkingsverband Erkenning van Interventies bundelen wij deze kennis en ondersteunen beleid en praktijk op een eenduidige manier. Daarbij gaat het niet alleen om kennis op zichzelf, maar ook om de weloverwogen benutting daarvan in de praktijk door vakbekwame professionals.
Wij wensen u veel leesplezier en inspiratie met de mooie voorbeelden in dit magazine!
De directies van het Samenwerkingsverband Erkenning van Interventies,
Een interventie bezit kwaliteit, als de burger er beter van wordt, zegt Jantine Kriens. De voorzitter van de directieraad van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) pleit voor een infrastructuur in gezondheid en welzijn, inclusief databanken, om kennis te máken. Om burgers en professionals waar nodig te ondersteunen in onze complexe samenleving.
Jantine Kriens is Rotterdammer, kritisch, direct en wars van dikdoenerij. Ze komt op de fiets naar onze afspraak in een eenvoudige koffietent vlakbij het prachtige Centraal Station van de havenstad. Kriens is jarenlang wethouder geweest - in Rotterdam uiteraard - en zit nu de directieraad van de VNG voor. Om alle bovengenoemde redenen, is zij de uitgelezen persoon om haar licht te laten schijnen op de rol van de databanken bij de ondersteuning van professionals en gemeenten bij de uitvoering van interventies voor de verschillende sectoren zoals jeugd(gezondheid)zorg , preventie en sport, welzijn en langdurige ouderenzorg, GGZ en gehandicaptenzorg.
Vindt u dat gemeenten harde eisen moeten stellen aan de kwaliteit van interventies?
‘Om eisen te kunnen stellen, moet je eerst definiëren wat je precies vraagt. Voor mij is kwaliteit de uitkomst van een goede verbinding tussen de ervaring van de burger, de kennis van de wetenschapper, de expertise van professional en de competentie van de bestuurder. En dat moet uitmonden in interventies waar burgers beter van worden. Die eis moet een gemeente altijd stellen.’
Kunnen databanken bijdragen aan de borging van kwaliteit zoals u dat heeft gedefinieerd?
‘Databanken die inzicht geven in de kwaliteit en effectiviteit van interventies geven primair antwoord op de vragen van de gebruikers ervan (de professionals). Stel een oudere buurtbewoonster vereenzaamt omdat zij in een wijk woont met migranten met wie zij geen binding heeft. De professional die met deze mevrouw in contact komt, kan in een databank informatie vinden over wat elders is gedaan om mensen uit hun isolement te halen. ‘Ik pleit voor een infrastructuur waar kennis wordt gemáákt. Praktijkvoorbeelden en interventiebeschrijvingen hebben een rol daarin, maar cruciaal is dat de driehoek praktijk-wetenschap-beleid volledig bezet wordt en dat partijen elkaar in het midden ontmoeten. Denk daarbij aan bijeenkomsten waarop wethouders en kennisinstituten met elkaar in gesprek gaan en aan medewerkers van kennisinstituten die met wijkteams meelopen en spiegelen.’
Gemeenten betalen uiteindelijk de interventies. Willen ze ook iets te zeggen hebben over wat die professional gaat doen?
‘Ja, en daarom moeten gemeenten afspraken maken met de instelling waaraan die professional verbonden is. Een recente ontwikkeling is dat gemeenten geen aparte interventies meer inkopen, maar hele wijken aanbesteden. Dat houdt in dat als er in een wijk bijvoorbeeld veel eenzaamheid of overgewicht voorkomt, instellingen door de gemeente wordt uitgedaagd om met een oplossing te komen. Aan de hand van te voren afgesproken indicatoren en gezondheidsmonitors kijkt ze na verloop van tijd of de instellingen erin zijn geslaagd om de eenzaamheid in de wijk terug te dringen.’
Hoe meet je dat?
‘Wanneer een instelling de opdracht heeft om de eenzaamheid of in een wijk terug te dringen, kan het resultaat van zijn inspanningen worden afgemeten aan de hand van dezelfde kwalitatieve criteria als waarmee het probleem - de eenzaamheid - in eerste instantie werd vastgesteld. Hiervoor kunnen de gemeenten ook de gezondheidsmonitors gebruiken.
Een gemeente die kwaliteit wil, zet al zijn fiches in op ‘Werken in de Buurt’?
‘De overgrote groep inwoners van een gemeente (80 procent) redt zich wel. Zij hebben genoeg aan de bestaande basisinfrastructuur. Denk daarbij aan huisarts, tandarts en de paramedische en sociale voorzieningen in de buurt. De overige inwoners (20 procent) hebben meer en gespecialiseerde ondersteuning nodig. Laat ik dat illustreren met het voorbeeld van autisme. Het is een veel voorkomende aandoening waar we nochtans weinig van af weten. Wel duidelijk is dat consultatiebureaus beter moeten letten op symptomen bij kinderen die kunnen wijzen op een autistische aandoening. Ook evident is dat voor de behandeling van autisme professionals nodig zijn die niet in elke buurt aanwezig zijn. Professionals moeten dus goed weten wat zij doen en interventies kunnen daarbij helpen’.
Zorg voor een gezonde jeugd begint al tijdens de zwangerschap. Hoe kun je kwetsbare jonge vrouwen hierin begeleiden? Hoe leer je later als ouders goed te luisteren naar je kinderen? Hoe krijg je kinderen in beweging en leer je ze gezond te eten? Vragen die aan de orde van de dag zijn als het gaat om een gezonde Nederlandse jeugd. Drie voorbeelden uit de praktijk laten zien wat hierbij écht werkt. Lees wat de kracht is van de ‘gymleraar nieuwe stijl’ van Lekker Fit, hoe de training Praten met Kinderen de communicatie tussen ouders en pubers effectief verbetert en hoe VoorZorg levensgeluk en trots geeft aan moeder en kind.
De Rotterdamse Lekker Fit!-aanpak brengt leerlingen in beweging en leert ze gezond eten. Wat is het geheim? Een belangrijke rol is weggelegd voor de ‘gymleraar nieuwe stijl.’
Miran Jakirovic is gymleraar nieuwe stijl op de Imeldaschool in Rotterdam. Wat doet hij naast het geven van de gymles? Als voorbeeld noemt Jakirovic dat hij een diëtist uitnodigt om gewichtsmetingen te doen op school. ‘Ik analyseer die gegevens en selecteer de kinderen die in aanmerking komen voor begeleiding.’ Hij is ook verantwoordelijk voor gezonde voeding op school. ‘Alle kinderen drinken water’, vertelt hij. ‘In de ochtendpauze eten ze fruit, ‘s middags eten ze een gezonde lunch op school. Ik zet dat beleid uit en bewaak de uitvoering.’
Sport in de buurt
Tussen de bedrijven door brengt Jakirovic onder andere in kaart welke kinderen op een sportvereniging zitten. En vooral: welke kinderen niet. ‘Ik vraag ze welke sporten ze zouden willen doen. En dan ga ik kijken met de ouders hoe we dat kunnen regelen.. Daarnaast betrek ik sportverenigingen bij mijn lessen, zodat kinderen weten welk aanbod er in de wijk is.’
"We willen een gezonde wijk creëren"
De basis ligt thuis
De ouders en de omgeving van kinderen spelen een belangrijke rol in Lekker Fit! ‘Als wij alleen op school beweging en gezond eten aanbieden, dan werkt het niet’, vertelt Jakirovic. ‘De basis ligt thuis.’ Hoe zorg je ervoor dat je ouders mee krijgt? Daar heb je volgens hem partners voor nodig, zoals sportverenigingen. ‘Overal in de wijk komen de kinderen in aanraking met Lekker Fit! Zo ontstaat geleidelijk een gezonde cultuur, niet alleen op school, maar ook daaromheen. Wij nodigen bijvoorbeeld niet alleen de ouders uit voor een sportuurtje op school maar ook de wijkbewoners. Zo willen wij een gezonde wijk creëren.’
Met resultaat
Lekker Fit! is een landelijk lespakket om leerlingen in beweging te krijgen en gezonder te laten eten. Op basis daarvan heeft de gemeente Rotterdam een breed programma ontwikkeld rond tien pijlers, waaronder oudervoorlichting, gezonde voeding en sportverenigingen. Metingen laten zien dat het aantal kinderen met overgewicht op Lekker Fit!-scholen minder snel stijgt dan op andere scholen.
Meer informatie
Website: Lekker Fit! Rotterdam
Interventiebeschrijving: Lekker Fit! Rotterdam
Geen enkele interventie kan voorkomen dat pubers de ouderlijke macht in twijfel trekken. Ook Praten met Kinderen niet. Wat het wel kan, is ouders leren om goed naar hun kinderen te luisteren, opdat opvoedkundige conflicten binnen de perken blijven.
Praten met Kinderen is, aldus initiatiefnemer Nicole van As, ‘een vorm van lichte opvoedingsondersteuning waarbij ouders in een groep samenkomen, ervaringen delen en elkaar handvatten aanreiken. Het heeft nadrukkelijk níet de pretentie om ouders de “beste oplossing” voor opvoedkundige problemen aan te bieden. Dat kan ook niet, want de oplossing daarvoor is altijd afhankelijk van de context, het karakter, de mening en de normen en waarden van de afzonderlijke gezinnen.’
“Als ouders leren luisteren, nemen kinderen eerder iets van ze aan”
Oplossingen zoeken
Van As vindt Praten met Kinderen bijzonder ‘omdat het ouders helpt oplossingen te zoeken voor conflicten en meningsverschillen waar ook hun kinderen zich in kunnen vinden. Om die situatie te realiseren wordt ouders geleerd een probleem in vier stappen aan te pakken: bespreken, oplossingen bedenken, oplossing kiezen, en evalueren. Daarnaast leren zij om hun kritiek niet op de persoon te spelen, maar om aan te geven waaróm ze van een bepaald gedrag last hebben. Het achterliggende idee is dat wanneer ouders hun kind laten merken dat ze luisteren, zonder meteen wantrouwend of kritisch te zijn, er omgekeerd meer bereidheid zal zijn om iets aan te nemen.”
Betere communicatie
De interventie vult een lacune in het huidige aanbod aan ouder- en opvoedingsondersteuning. Vaak horen onderzoekers van ouders dat ze, toen hun kinderen nog op de basisschool zaten, dikwijls een praatje met andere ouders maakten over allerlei zaken zoals opvoeding. Op de middelbare school hebben ouders veel minder onderling contact, en dat nota bene in een fase dat ze vaak betwijfelen of ze wel zulke goede opvoeders zijn. Praten met Kinderen biedt ouders een platform om opvoedkundige problemen met elkaar te bespreken. Onderzoek laat zien dat de communicatieve vaardigheden van ouders door deze training verbeteren.
Meer informatie
Website: Praten met kinderen
Interventiebeschrijving: Praten met kinderen
VoorZorg begeleidt vrouwen onder de 25 die voor het eerst zwanger zijn. Met als doel: kindermishandeling en ernstige ontwikkelproblemen bij hun kinderen voorkomen. Dat werkt, blijkt uit onderzoek en ervaringen van gemeenten. 'VoorZorg geeft levensgeluk en trots aan de moeder en het kindje, maar ook aan de wethouder.'
VoorZorg bestaat uit 40 tot 60 huisbezoeken, vanaf de zwangerschap tot het kind 2 jaar is. De doelgroep bestaat uit jonge zwangere vrouwen die voldoen aan een risicoprofiel. Zij zijn bijvoorbeeld alleenstaand, verslaafd, laag opgeleid of in hun jeugd mishandeld. Speciaal opgeleide verpleegkundigen richten zich niet alleen op de gezondheid van moeder en kind, maar ook op de persoonlijke ontwikkeling van de moeder en het gebruik van voorzieningen.
'Levensgeluk en trots'
Carolien van Diemen, wethouder gemeente Heerhugowaard: 'Door in een vroeg stadium van een zwangerschap een jonge vrouw te begeleiden tot haar kindje 2 jaar is, maakt dat zij uit de negatieve spiraal komt waarin haar moeder en grootmoeder vaak ook al gevangen zaten. Dit geeft levensgeluk en trots aan de moeder en het kindje, maar ook aan de wethouder — en kostenbesparing op termijn!'
Effect
VoorZorg is gebaseerd op een Amerikaanse interventie, die in verschillende onderzoeken effectief is gebleken. In 2014 zijn de resultaten bekend geworden van Nederlands onderzoek. Daaruit blijkt dat VoorZorg effect heeft. Het huiselijk geweld neemt met de helft af. Vrouwen roken minder, geven langer borstvoeding en maken vaker hun opleiding af.
'Een goede hechting'
Marieke Timmermans, adviseur Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ): 'Met VoorZorg willen we kindermishandeling en verwaarlozing voorkomen. Een goede hechting tussen moeder en kind is daarbij essentieel. De VoorZorg-verpleegkundige ondersteunt de zwangere vrouw als 'maatje': professioneel, maar op basis van gelijkwaardigheid. Zij neemt de zorg niet over, maar laat de moeder zelf tot inzichten komen.'
Kosteneffectief
Op basis van Amerikaans onderzoek beveelt de Wereldgezondheidsorganisatie VoorZorg aan als kosteneffectief. Een persoonlijk begeleidingstraject kost ongeveer 5.500 euro per jaar. Ter vergelijking: residentiële jeugdhulp (waarin een jonge moeder buiten de eigen omgeving wordt geplaatst) kost ongeveer 30.000 euro per halfjaar. Nederlands onderzoek uit 2013 laat zien dat VoorZorg zich al na twee jaar terugverdient.
Meer informatie
Interventiebeschrijving: VoorZorg
De Beweegkuur is eind vorig jaar erkend als interventie 'met sterke aanwijzingen voor effectiviteit’. Wat houdt dat in? Wat betekent een erkenning in de praktijk en hoe komt zo'n oordeel tot stand? Een interview met dr. Marcel Pieterse, voorzitter van een erkenningscommissie.
De Beweegkuur is een leefstijlinterventie die mensen met overgewicht in beweging brengt en helpt om gezonder te eten. Dat klinkt stellig, en dat is niet voor niets. De interventie is sinds eind 2015 namelijk erkend als 'effectief met eerste aanwijzingen voor effectiviteit'.
Een erkenning krijg je niet zomaar. Eerst maakt de aanbieder een beschrijving van de interventie. De aanbieder is in dit geval het Kenniscentrum Sport (voorheen NISB). Daarna bespreekt een onafhankelijke erkenningscommissie of de interventie in aanmerking komt voor erkenning. 'Vooraf nemen we afzonderlijk alle informatie door en noteren we onze individuele bevindingen op een formulier', vertelt Marcel Pieterse, hoofddocent Gezondheidspsychologie aan de Universiteit Twente. Hij is voorzitter van de Erkenningscommissie Gezondheidsbevordering en preventie voor volwassenen en ouderen, die in oktober 2015 de Beweegkuur heeft beoordeeld. 'Tijdens een bespreking vergelijken we onze oordelen en gaan we in discussie.'
Waar letten jullie op?
'Eerst beoordelen we of de interventie goed beschreven en onderbouwd is. Een interventie bestaat uit een reeks keuzes. Welke doelgroep kies je bijvoorbeeld, welke aanpak? Enzovoort. Die keuzes moeten met elkaar kloppen. Er moet een logica achter zitten, die overeenkomt met wetenschappelijke inzichten en bovendien duidelijk beschreven is. In dat geval krijgt een interventie de erkenning 'goed onderbouwd.'
Wat betekent een erkenning in de praktijk?
'Het is heel belangrijk dat een interventie niet alleen door de ontwikkelaar maar ook door anderen kan worden uitgevoerd. Met behoud van effect. Daarvoor moet goed duidelijk zijn wat de kern van de interventie is. Is een interventie 'goed onderbouwd'? Dan weet je niet alleen dat de gedachtegang erachter klopt, maar ook dat je ermee aan de slag kunt.' De commissie let ook op de uitvoerbaarheid van een interventie in de praktijk (kosten, benodigde deskundigheid, randvoorwaarden voor uitvoering, etc.).
Een interventie kan Goed beschreven, Goed onderbouwd of Effectief zijn. Wat is het verschil precies?
'Die verschillende niveaus staan voor een toenemende zekerheid dat de effecten optreden die zijn aangetoond in onderzoek. Bij Goed beschreven is gekeken of de interventie in de praktijk uitvoerbaar is. Goed onderbouwd betekent dat we op grond van theorie en empirisch onderzoek ervanuit kunnen gaan dat de methode werkt. Bij effectief onderscheiden we verschillende niveau waarbij we met steeds meer zekerheid kunnen zeggen of het werkt.
Wat heb je er daaraan?
'Ik zie het zo: je brengt eerst in kaart welk gezondheidsprobleem je precies wilt aanpakken. Vervolgens ga je op zoek naar passende interventies die goed onderbouwd zijn. En daaruit kies je de interventie met de hoogst mogelijke aanwijziging voor effectiviteit. Dat is in ieder geval mijn advies .'
Het eindoordeel over de Beweegkuur is: eerste aanwijzingen voor effectiviteit. Waren jullie het snel eens?
'De Beweegkuur is een breed programma met drie varianten met steeds intensievere begeleiding. We hebben discussie gevoerd over de vraag of de erkenning voor alle varianten geldt. Daarvoor hebben we enkele effectiviteitsstudies beoordeeld. We zijn erop uitgekomen dat de erkenning 'eerste aanwijzingen voor effectiviteit' alleen geldt voor de twee zwaardere varianten met begeleiding door een fysiotherapeut.'
En waarom geldt de erkenning niet op een hoger niveau: goede of zelfs sterke aanwijzingen voor effectiviteit?
'Dat vraagt om andere vormen van wetenschappelijk onderzoek, bijvoorbeeld met zogeheten controlegroepen of meta-analyses. Dat is niet altijd mogelijk.'
Er zijn sinds 2010 vijf studies gedaan naar de effectiviteit van de Beweegkuur. Maakt dat het oordeel makkelijker?
'Sommige studies zijn aan kleine kant en zonder controle groep maar worden wel bevestigd in vervolgstudies. Dat is een sterk punt. Alle vijf studies wijzen in dezelfde richting en dat maakt het effect overtuigender.'
Interventies worden aangepast aan lokale omstandigheden. Blijft de effectiviteit dan overeind?
'Die vertaalslag naar de lokale situatie is heel belangrijk. Daarom beoordelen we of duidelijk is welke onderdelen noodzakelijk zijn bij de uitvoering van een interventie. Dat is het minimumpakket.'
Wat als sommige onderdelen al in een iets andere vorm bestaan in een gemeente?
'Het is altijd goed te inventariseren welke onderdelen van een interventie al aanwezig zijn. De interventiebeschrijving maakt duidelijk in hoeverre deze onderdelen vergelijkbaar zijn en welke essentiële stappen nog ontbreken. In zo'n situatie is het overigens altijd slim om even contact op te nemen met de aanbieders van de interventie, in dit geval het Kenniscentrum Sport. Zij hebben veel ervaring en denken graag mee.'
Drie interventies die de kwaliteit van leven en het welbevinden van mensen verbeteren. Wat is hun kracht? In Welzijn op Recept zien we dat welzijnswerk bij patiënten met psychosociale klachten beter werkt dan een pilletje. In Ontmoetingscentra mantelzorgers zorgt het onderlinge contact ervoor dat mantelzorgers op de been blijven en tenslotte de Crisiskaart die vertrouwen geeft aan patiënten met psychosen en depressies. Betrokkenen vertellen over het succes van deze interventies.
Elke huisarts heeft wel zo’n patiënt: een man of vrouw die het spreekuur frequenteert met lichamelijke klachten waarvoor geen medische oorzaak is aan te wijzen. Schreef de dokter voorheen bijna automatisch een pilletje voor, nu verwijst hij hem door naar het welzijnswerk.En het helpt ook nog!
Uit onvrede met de gangbare maar halfbakken oplossing voor patiënten met lichte psychosociale klachten startten zorgverleners en welzijnswerkers van gezondheidscentrum De Roerdomp in Nieuwegein bijna vijf jaar geleden een project - geïnspireerd door de hoogleraar positieve psychologie Jan Walburg - om niet zozeer het symptoom als wel de oorzaak van psychosociale klachten te bestrijden. In het project - Welzijn op Recept – schrijft de huisarts bij psychosociale klachten niet langer een pilletje voor, maar verwijst hij door naar het welzijnswerk. Daar leert de patiënt, ondersteund door een coach, om zelf actief de kwaliteit van zijn leven te verbeteren. Hoofdpijnpoeders helpen daar niet bij, bewegen, vrijwilligerswerk, schilderen, tekenen en samen koken wel.
“Hulp om weer grip op leven te krijgen ”
Karen de Groot is projectleider en beleidsmedewerker bij De Roerdomp en van 2011 tot 2015 nauw betrokken bij de opzet en ontwikkeling van Welzijn op Recept. Een interventie die volgens haar ‘inhoud geeft aan de door de politiek en beleidsmakers vurig gewenste samenwerking tussen zorg en welzijn in de buurt. Ook bevordert deze integrale aanpak de kwaliteit van leven en het welbevinden van patiënten. De claim kostenbesparing is niet realistisch als het alleen op niveau Goed beschreven is erkend. Zij ervaren het recept als een “steuntje in de rug” als een middel dat hun zelfvertrouwen, zelfredzaamheid en eigen kracht geeft en helpt om weer grip op het leven te krijgen.’ Gebleken is dat Welzijn op Recept ook werkt voor mensen met een problematische leefstijl.
Ruim vijfentwintig jaar geleden was er nauwelijks begeleiding voor de mantelzorgers van thuiswonende mensen met dementie. Nu zijn er ongeveer 135 ontmoetingscentra waar zij elkaar kunnen treffen en ondersteunen.
Hoogleraar psychosociale hulpverlening voor mensen met dementie aan de Vrije Universiteit Rose-Marie Dröes is een van de initiatiefnemers van ontmoetingscentra. ‘Uit onderzoek bleek dat er een enorme behoefte was aan praktische hulp, informatie, en sociale en emotionele ondersteuning. Uitgaande vanuit de visie dat je een mantelzorger niet goed kunt ondersteunen als je de persoon met dementie die hij verzorgt niet kent, ontwikkelde ik samen met anderen een gecombineerd ondersteuningsprogramma. Bij voorkeur bieden we het programma aan op een laagdrempelige, sociaal geïntegreerde locatie, bijvoorbeeld een buurthuis.’
Ontmoetingscentra 3.0
‘De eerste ontmoetingscentra zijn opgezet in twee Amsterdamse buurthuizen, Quellijn in stadsdeel De Pijp en De Coenen in stadsdeel Zuid. Dat waren de eerste ontmoetingscentra, zeg maar de 2.0.- versie . Dit jaar startte we in het kader van het Deltaplan Dementie met de invoering van een opgewaardeerd model, Ontmoetingscentra 3.0, waarbij we nieuwe en effectieve interventies toevoegen aan 16 bestaande ontmoetingscentra. Het gaat daarbij om drie interventies - DementTalent, - waarbij nog meer dan voorheen ingespeeld wordt op wat mensen nog kunnen en willen-, Dementelcoach (telefonische ondersteuning) en STAR online training voor mantelzorgers (e-learning met tips en tools).
“Door het ontmoetingscentrum bieden we ze vooral respijtzorg, dan kunnen ze even op adem komen”
Gezondheidswinst
Dröes is een betrokken wetenschapper maar verliest het kostenaspect daarbij niet uit het oog. ‘Ontmoetingscentra zijn hun geld uiteindelijk meer dan waard. Immers mantelzorgers van mensen met dementie kampen vaak met gezondheidsklachten, veelal van psychosomatische aard: hoofdpijn, angst, depressies maar ook lichamelijke klachten, zoals maagpijn, omdat ze constant onder te hoge stress leven. In de gespreksgroepen leren mantelzorgers hoe ze kunnen inspelen op de gedrags- en stemmingswisselingen van hun familielid die zij verzorgen. In lezingen krijgen ze tips om zaken thuis te organiseren en in een wekelijks spreekuur kunnen ze terecht voor individueel advies. Door deze brede insteek houden mantelzorgers de zorg veel langer vol.’
Zeventien jaar geleden waaide de Crisiskaart over uit Engeland. Sinds 2014 is het een erkende interventie. Met de Crisiskaart kunnen mensen met psychosen of depressies aangeven wat zíj willen dat er met hen gebeurt als ze in een crisis verkeren.
De Crisiskaart is een klein kaartje met informatie over iemands aandoening en wat hij of zij wil dat gedaan wordt in een crisissituatie en welke hulpverlener of familielid benaderd moet worden. Ook bevat het informatie over iemands medicatie en praktische aanwijzingen, zoals wat er moet gebeuren met iemands huisdier als de drager van de kaart korter of langer is opgenomen. Cliëntenbelang Amsterdam, de uitgever van de Crisiskaart, is er heilig van overtuigd dat de Crisiskaart een “meer dan goede” interventie is en dat hij nationaal ingevoerd moet worden. Hoewel de Crisiskaart van groot belang is voor de hulpverleners, is hij er in eerste plaats voor de cliënt zelf.
Je moet er wel de tijd voor nemen
Breeveld heeft een lange geschiedenis van crises en opnames achter de rug. ‘Voorheen, als ik een “wegmaking” had, raakte iedereen om mij heen in paniek. Ze wisten niet wat er met mij aan de hand was, laat staan wat ze moesten doen om mij te helpen. Totdat drie of vier jaar geleden een sociaal psychiatrisch verpleegkundige de Crisiskaart te berde bracht.
Door dat gesprek zag ik in dat de Crisiskaart kan voorkomen dat mensen met de handen in het haar zitten als ik door drukte en spanning dissocieer en een andere ruimte opzoek. Met hulp van de verpleegkundige heb ik opgeschreven hoe ik in een dergelijk geval geholpen wil worden.’
“Ik voel me een stuk veiliger”
Breeveld wijst erop dat je voor het invullen van de Crisiskaart wel de tijd moet nemen. ‘Je moet goed nadenken over je stoornis én over de hulp die je wil krijgen als je onverhoopt weer in een crisis belandt. Maar dat betaalt zich wel uit, want doordat de Crisiskaart “voor je praat als jij daartoe tijdelijk niet in staat bent”, voel je je een stuk veiliger. ’ En onderzoek toont aan er door de crisiskaart minder gedwongen opnames zijn.
Honderden interventies zijn inmiddels erkend en dus direct toepasbaar. Ze zijn per thema ondergebracht in databanken van verschillende kennisinstituten. Samen bieden zij voor elke gemeente een startpunt om aan de slag te gaan met gezondheid in de wijk. Waar kunt u terecht?
Het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) verzamelde al ruim 200 erkende interventies voor hulp bij problemen met opgroeien en opvoeden in de Databank Effectieve Jeugdinterventies.
Aan de slag met jeugdgezondheid? Het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ) biedt toegang tot meer dan 100 erkende interventies in een interventiebibliotheek.
Het Kenniscentrum Sport en het RIVM Centrum Gezond Leven bundelden meer dan 350 erkende leefstijlinterventies. Kijk op Loketgezondleven.nl voor het overzicht met alle erkende interventies. Op deze site kunt u ook specifieke interventies zoeken.Op zoek naar sport- en beweegaanbod? Kijk eens in de databank van Kenniscentrum Sport. Ruim 200 interventies voor verschillende doelgroepen: Netwerk in beweging.
Ook in het sociale domein zijn al veel erkende interventies beschikbaar. Movisie verzamelde er meer dan 120. Alle interventies worden op minstens twee plekken in Nederland toegepast. Ze zijn verdeeld over 12 thema's, van Buurtontwikkeling tot Vrijwillige inzet: Databank Effectieve sociale interventies.
Het Trimbos-instituut verzamelde tot nu toe ongeveer 20 interventies op het gebied van geestelijke gezondheidszorg in de databank Erkende interventies GGZ.
Zoekt u interventies die specifiek gericht zijn op langdurige zorg voor ouderen of mensen met een beperking? Bekijk dan de ongeveer 20 tot nu toe erkende interventies die Vilans op een rij heeft gezet in de Databank Interventies.