Koepokken worden veroorzaakt door het koepokvirus. Wilde knaagdieren zoals rosse woelmuizen, bosmuizen en aardmuizen dragen het virus bij zich, maar worden er doorgaans niet ziek van. Het virus kan door de knaagdieren doorgegeven worden aan andere dieren zoals koeien of katten. Het virus komt verspreid in Nederland voor, maar leidt slechts sporadisch tot infectie bij mensen als zij contact hebben gehad met een besmet dier. Een koepokkeninfectie bij koeien geeft weinig problemen en leidt doorgaans alleen tot wat blaasjes op de uier.
De wondontwikkeling en het herstel bij koepokken is vergelijkbaar met het ontstaan en herstel van een zweer na een pokkenvaccinatie. Pokkenvaccinaties met gevriesdroogd vaccin worden gegeven aan specifieke doelgroepen zoals laboratoriumanalisten of militairen. Het vaccin wordt met een tweetandig naaldje in de opperhuid van de bovenarm gespoten. Daarna ontstaat een pok. In het draaiboek Pokken staat beschreven hoe een pok, ontstaan na vaccinatie, moet worden behandeld. Het is belangrijk om de wond af te dekken, maar niet met een pleister. Vooral na het verwijderen van een pleister ontstaan er namelijk microlaesies in de huid waar het virus uit het wondvocht in kan komen. Hierdoor ontstaan satellietpokjes en daardoor kan de wond groter worden zoals het geval is bij het kind in deze casus. Het wondvocht is besmettelijk.
Het advies is om de pok af te dekken met ruim over de wond vallende gaasjes. Daarbij kan afhankelijk van de plek op de huid netverband of papieren hechtpleister worden gebruikt. Dat is witte tape dat minder sterk hecht en gemakkelijk te verwijderen is. Bij de wondverzorging en het verschonen van het verband is het belangrijk om het gebruikte besmettelijke materiaal meteen in plastic te verpakken en weg te gooien en goed de handen te wassen of met handschoenen te werken. De betreffende GGD is gewezen op het draaiboek Pokken.
T. Oomen, Centrum Infectieziektebestrijding, RIVM, Bilthoven
LCI-draaiboek Pokken