Het verlenen van vergunningen voor evenementen is geregeld in algemene plaatselijke verordeningen. Aan het verlenen van een vergunning kunnen voorwaarden worden gesteld. Met betrekking tot bijvoorbeeld de veiligheid, bereikbaarheid, milieueffecten (geluid), bereiden/aanbieden van voedsel en drank en de aanwezigheid van dieren. Voor het verlenen van de vergunning worden de plannen van de organisator getoetst aan de plaatselijke verordeningen en de landelijke regelgeving. Als de vergunning is verleend en het evenement van start gaat houden toezichtsdiensten in de gaten of de organisator zich houdt aan zowel de voorwaarden, als de eisen die in de wet gesteld zijn. Als hij zich daar niet aan houdt kan hij een boete krijgen of zelfs gedwongen worden het evenement af te gelasten.
Bij evenementen met dieren is de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren als onderdeel van de Wet Dieren van belang. In deze wet zijn minimale eisen aan behandeling van dieren vastgelegd.
Er zijn verschillende evenementen met dieren waarbij bezoekers via de dieren een infectieziekte kunnen oplopen. Bijvoorbeeld tijdens dierententoonstellingen of markten. Maar ook tijdens wandelingen in de natuur, deelname aan obstacle runs of tijdens zwemevenementen, zoals cityswims. Er zijn verschillende routes waarlangs ziekteverwekkers overstappen van dier naar mens:
Het inademen van ziekteverwekkers. Het risico om op deze manier ziek te worden is het grootst als veel mensen - waaronder degenen die tot een risicogroep behoren (YOPI’s=young, old, pregnant, immunocompromised) - in een afgesloten ruimte verblijven met veel dieren die ziekteverwekkers uitscheiden. Omdat er geen wind waait is het agens minder verdund.
Voorbeelden van ziekteverwekkers:
Via de huid of slijmvliezen. De kans op besmetting is groot bij contact met water, maar ook bij contact met lichaamsvloeistoffen of intensief huidcontact. Bijten behoort ook tot deze transmissieroute. Het gebeurt wel bij hondenshows, maar bijten is verder zeldzaam.
Voorbeelden van ziekteverwekkers:
Het eten van besmet voedsel. Deze besmettingsroute is niet specifiek voor evenementen met dieren maar kan overal voorkomen. Wel is het risico op besmetting groter als mensen eten in ruimten waar ook dieren verblijven en als de afstand tussen mensen die met dieren werken en degenen die het eten klaarmaken, onvoldoende is.
Voorbeelden van ziekteverwekkers
Vectoren zijn geleedpotigen, zoals muggen, knutten, wantsen, teken of zandvliegen, die verwekkers overbrengen van een drager (een zoogdier) naar de mens. De vector krijgt de ziekteverwekker binnen door het zuigen van bloed van een drager en geeft de ziekteverwekker door aan de mens als hij hem bijt. Vectoren zijn in staat de afstand tussen drager en de mens in tijd en ruimte te overbruggen en daarmee ziekten over te brengen zonder dat er direct contact is geweest tussen de drager en de mens. Bij teken bijvoorbeeld kan het wel 1 jaar duren voordat een besmette teek een mens besmet via een beet.
Voorbeelden van ziekteverwekkers
In Nederland hebben we vooral te maken met teken die als vectoren Borrelia spp overbrengen op de mens. Eenmaal in de mens veroorzaakt Borrelia spp de ziekte van Lyme (Borrelia spp). Teken kunnen zo ook het tick-borne encephalitis (TBE)virus overbrengen dat encefalitis bij de mens veroorzaakt. Teken leven in het groen, vooral in gebieden met lang gras, struikgewas en bomen waar ook voldoende gastheren zijn die hen in alle ontwikkelingsstadia (larve, nimf en adult) van bloed kunnen voorzien.
Er zijn verschillende maatregelen mogelijk om besmetting van mensen door dieren tijdens dierevenementen te verkleinen:
Sommige ziekteverwekkers die ziekte veroorzaken bij mensen, bijvoorbeeld Chlamydia psittaci, kunnen bij dieren ook ziekte veroorzaken. Het is belangrijk dat dieren op een evenement goed gezond zijn en vrij van zichtbare ectoparasieten. Uiterlijk gezonde dieren kunnen echter toch (niet-waarneembare) ziekteverwekkers met zich meedragen, ondanks een gedegen klinische keuring door de dierenarts. Een klinische keuring voor aanvang van een evenement is alleen wettelijk verplicht bij evenementen met evenhoevigen.
In sommige gevallen kan het verstandig zijn om uitsluitend dieren toe te laten bij wie de laboratoriumtestuitslag negatief is voor (een) bepaalde ziekteverwekker(s). Wel moet hierbij in aanmerking worden genomen dat veel verwekkers intermitterend en in lage aantallen worden uitgescheiden. Bij stress (zoals na een transport) kan de uitscheiding sterk toenemen. Dit soort laboratoriumonderzoek heeft alleen zin als het evenement langdurig is en er intensief contact is tussen dieren onderling en tussen dieren en mensen. Bijvoorbeeld een rondreizend gezelschap met een vaste dierpopulatie of een kinderboerderij waar gedurende langere tijd dezelfde dieren worden gehouden
Dieren kunnen tegen sommige ziekten gevaccineerd worden waardoor de uitscheiding van ziekteverwekkers minder wordt. Zoals beschreven in de Wet Dieren is vaccinatie tegen Q-koorts in Nederland wettelijk verplicht voor kleine herkauwers die worden gehouden op plaatsen met een publieksfunctie, zoals een kinderboerderij. Andere vaccinaties zijn optioneel, zoals tegen influenza (bij varkens) en rabiës en salmonellose.
Dieren kunnen preventief antibiotica toegediend krijgen maar dit wordt niet geadviseerd vanwege het risico op toename van antibacteriële resistentie. Ook kunnen ze vooraf behandeld worden met antiparasitica. Deze middelen verminderen de kans op overdracht van zoönotische wormen, bepaalde schurftmijten en vlooien. Hoewel ectoparasieten van dieren gastheerspecifiek zijn kunnen ze tijdelijk ongemak veroorzaken bij mensen. Wormen kunnen wel ernstiger symptomen veroorzaken bij mensen, zoals larva migrans door spoelwormen.
Het is belangrijk dat er voldoende afstand is tussen de plekken waar eten wordt bereid en de dierenverblijven. Het plaatsen van muren of hekken is hierbij aan te bevelen. Mensen die voedsel bereiden en/of serveren mogen de dieren niet verzorgen, tenzij ze zich daarna grondig hebben gewassen en andere kleding aangetrokken. Tevens dient gezorgd te worden dat mensen geen etenswaren meenemen naar de gebieden waar de dieren zich bevinden.
De hierboven beschreven maatregelen kunnen niet alle risico’s afdekken. Een gedeelte van de risico’s kan alleen worden verminderd door het juiste gedrag van de bezoekers. Zij kunnen op verschillende manieren worden voorgelicht, via folders, websites, apps, mailings, over het oplopen van infecties en hoe ze ook zelf de kans op besmetting kunnen verminderen.
Er zijn veel risico’s op verspreiding van ziekteverwekkers tijdens evenementen met dieren. Door het toepassen van goede hygiënemaatregelen is het echter vaak mogelijk om de kans op besmetting te verminderen tot een acceptabel niveau. Niettemin zijn er omstandigheden waarbij het niet wenselijk is dat groepen mensen en dieren bijeenkomen. Zo moeten lammerende schapen en geiten van het publiek afgeschermd worden (zie de Factsheet maatregelen Q-koorts[met link naar https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2011/11/24/factsheet-maatregelen-q-koorts] en het bezoeken van pluimveeslachterijen is niet verstandig. Dit laatste wordt geïllustreerd door een casus waarbij een groep artsen en dierenartsen, in het kader van het verbeteren van de humaan–veterinaire samenwerking, een pluimveeslachterij bezocht. Er waren normale veiligheidsmaatregelen genomen, zoals het dragen van wegwerpkleding, geen direct contact met de slachtdieren, handen wassen bij verlaten van de slachtruimte. Desondanks kregen binnen enkele dagen 9 van de 13 artsen heftige buikloop. Uit de ontlasting van 4 van hen werd Campylobacter gekweekt. Omdat ze geen direct contact met het pluimvee hadden gehad, was het waarschijnlijk een infectie die verspreid is door besmette waterdruppeltjes in de lucht (Staat van Zoönosen 2013).
Het risico op infectieziekten bij mensen tijdens een evenement met dieren hangt sterk af van de betrokken diersoorten, de mate van contact tussen dier en mens en de maatregelen door de organisator. Er zijn enkele wettelijk verplichte maatregelen zoals het afschermen van lammerende schapen en geiten, maar de meeste zijn niet wettelijk vastgelegd. De toezichthouder kan informatie inwinnen bij de bij de afdeling infectieziektebestrijding van de GGD, lokale dierenartsen of de NVWA. Op die wijze kan een afgewogen oordeel geveld worden over mogelijke risico’s voor de volksgezondheid.
Met dank aan: Olaf Stenvers, NVWA Bureau Risicobeoordeling en onderzoek
H. Rozendaal, team incident- en crisisbestrijding, Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
Correspondentie