Mei 2018 |
https://magazines.rivm.nl/2018/04/impact-met-kennis
Het RIVM brengt jaarlijks een verslag uit over het Strategisch Programma RIVM (SPR). Het verslag is bedoeld om de eigenaar (ministerie VWS) en de Commissie van Toezicht te informeren over de voortgang van dit programma.
SPR is bedoeld om het RIVM in kennis en kunde voor te bereiden op toekomstige vragen van opdrachtgevers. Daarvoor worden projecten uitgevoerd die gericht zijn op onderzoek, innovatie en expertise-ontwikkeling. SPR is in 2015 van start gegaan met 83 projecten, georganiseerd in zes speerpunten en vier crosscutting themes. In 2017 ontvingen 17 internationale projecten cofinanciering uit SPR. Het programma wordt in een cyclus van vier jaar uitgevoerd.
Naast de algehele voortgang van het speerpunt worden er in deze rapportage een aantal projecten uitgelicht die extra aandacht verdienen. In 2017 is veel voortgang geboekt in de projecten, zodat het merendeel hiervan in 2018 kan worden afgerond.
Alle speerpunten van SPR hebben bijgedragen aan samenwerking tussen het RIVM en andere nationale en internationale onderzoeksgroepen. Dit versterkt de strategische positie van het RIVM en de kwaliteit van ons onderzoek.
Publicaties 2017 Strategisch Programma SPR periode 2011-2014
Publicaties 2017 Strategisch Programma SPR periode 2015-2018
Meer informatie over het Strategisch Programma RIVM
Voor het speerpunt gezondheidseconomie was 2017 een belangrijk productiejaar. Er zijn publicaties verschenen en een groot aantal ter beoordeling aan wetenschappelijke tijdschriften aangeboden. Voor sommige projecten wordt een populair wetenschappelijk artikel geschreven voor tijdschriften die in beleidsmatige kringen meer worden gelezen. Bij veel projecten zijn er allerlei contacten met andere partijen, zoals Centraal PlanBureau (CPB), kennisinstituten en overheden.
De maatschappelijke relevantie van de meeste projecten hebben betrekking op vraagstukken die in het centrum van de maatschappelijke en politieke belangstelling staan. Het gaat daarbij om zeer uiteenlopende thema’s, zoals duurzame voeding, het eigen risico de zorgverzekering en de hervormingen in de langdurige zorg. De projecten staan grotendeels midden in de maatschappij, en de doorwerking van de inzichten in de samenleving en beleid zal in overleg met beleidsmakers alle aandacht krijgen. Dat is vooral iets wat in 2018 en 2019 vorm zal krijgen.
In de samenleving en in het beleid is de aandacht voor gezondheid economische vraagstukken onverminderd groot. Zo is vanuit het Speerpunt ook aangesloten bij het preventietraject van de Nationale Wetenschapsagenda, om een voorbeeld te noemen. Binnen het RIVM is gewerkt aan kennisopbouw om niet-economen kennis te laten maken met de taal en de inzichten van gezondheidseconomie. Ten eerste door de Free Lunch Gezondheidseconomie voor informele kennisuitwisseling. Ten tweede door een verdiepingscursus Maatschappelijke Kosten Baten Analyse. Ten derde door kennisontwikkeling via een interne Link Community.
In 2018 worden deze activiteiten voortgezet, waarbij twee verdiepingscursussen georganiseerd zullen worden: gedragseconomie en milieueconomie.
ToxoSCAN
De voortgang is uitstekend. Het design-artikel is gepubliceerd, en het artikel met de uitkomsten van de MKBA is afgerond en ligt nu voor goedkeuring in de lijnorganisatie. Het is een heel mooi MKBA- artikel geworden, met alle relevante aspecten erin, zoals de verspreiding van toxoplasmose, de mogelijke interventies en hun effectiviteit, en de voorkeuren van de bevolking. Centraal staan het invriezen van vlees en het vergroten van biosecurity op varkensbedrijven. Het invriezen van vlees blijkt bij sommige vleessoorten / producten kosteneffectief te zijn, bij andere niet. De vraag is of mensen ingevroren vlees willen. Daarvoor is een discrete choice experiment ( DCE) uitgevoerd, dat laat zien dat de consumenten daar niet zo’n voorkeur voor hebben (artikel is in submittable versie). Ook wordt duidelijk dat mensen voor extra voedselveiligheid – minder risico op toxoplasma – niet extra willen betalen; ervan uitgaande dat de voedselveiligheid gegarandeerd is. Voor de kosteneffectiviteitsanalyse (KEA) zijn ook de Quantitative Microbial Risk Assessments (QMRA’s) geactualiseerd. Daarover verschijnt een afzonderlijk wetenschappelijk artikel.
Daarnaast is capaciteit opgebouwd voor het maken van Maatschappelijke Kosten Baten Analyses.
Beweegloterij
Mensen met overgewicht die regelmatig willen sporten hebben baat bij loterijen als stok achter de deur. Dat blijkt uit de Beweegloterij, een veldexperiment van het RIVM en Tilburg University dat is gepubliceerd in Annals of Behavioral Medicine. Tijdens de proef committeerden 163 mensen (BMI van 25 of hoger) in zes sportscholen zich van tevoren aan hun doel: 26 weken lang twee keer per week sporten in de sportschool van High Five Health Promotion. Een deel van de deelnemers deed 13 weken lang wekelijks mee aan een speciaal ontworpen loterij ter waarde van €100. Een ander deel maakte daarbovenop kans op een gezinsvakantie na 26 weken. De loterijwinnaar, die door een notaris van de Staatsloterij getrokken werd uit alle deelnemers, werd altijd bij alle deelnemers bekend gemaakt. De winnaars mochten hun prijs alleen houden als ze hun beweegdoel hadden gehaald.
De beweegloterij is een succes, zowel wetenschappelijk als voor beleid en praktijk. Een empirisch onderzoek van deze omvang met een onderzoeksgroep en een controlegroep kent allerlei praktische uitdagingen. De resultaten zijn relevant voor de praktijk, en dragen bij aan een nieuwe visie op gezondheidsbevordering op de werkplek. De Beweegloterij laat zien dat slimme incentives mensen kunnen helpen om hun leefstijl aan te passen, en dat gedurende langere tijd. Door de vorm van deze interventie (een loterij) is deze aantrekkelijk voor bedrijven, want het is leuk en goedkoop. Volgende stappen zijn: uitbreiding naar andere leefstijlen (niet-roken is anders dan meer-bewegen), en bredere implementatie in het bedrijfsleven.
ELIMS
Door de koppeling van gegevens over thuiszorg en verpleeghuiszorg aan indicatiebesluiten van het indicatieorgaan konden de gevolgen van veranderingen in de langdurige zorg uitvoerig worden bestudeerd. Daarbij zijn innovatieve, kwantitatieve onderzoeksmethoden gebruikt, die nieuw en ander licht werpen op de effecten van het beleid in de ouderenzorg. Deze inzichten zijn beschreven in een artikel over de gevolgen voor gezondheid en zorguitgaven van het beperken van de toegang tot verpleeghuiszorg.
Toekomstgericht
Gezondheidseconomie is een onderwerp dat altijd terugkeert. Dat komt omdat de middelen eindig zijn en de behoeften in principe oneindig. Dit vergt inzicht in het gedrag van alle betrokken in de zorg, en keuzes die het gedrag zo beïnvloeden dat de zorg duurzaam blijft. De kennis in het SPR speerpunt gezondheidseconomie biedt bouwstenen daarvoor. Belangrijk aandachtspunt zal zijn het borgen van de verworven kennis, en deze kennis inzetten bij in reguliere opdrachten, in het nieuwe SPR programma, en in extern gefinancierd onderzoek.
Meer informatie over het speerpunt Gezondheidseconomie
Het RIVM helpt de overheid met de vraag: Waarom wordt de een ziek en de ander niet? Onze gezondheid hangt in hoge mate af van de status van ons afweersysteem. Dit speelt een centrale rol in de bescherming tegen infecties, auto-immuunziekten en kanker. Leefomgeving, leefstijl en leeftijd zijn voorbeelden van factoren die de afweer beïnvloeden. Inzicht hierin levert aanknopingspunten voor primaire preventie en curatieve maatregelen die bijdragen aan de volksgezondheid.
Dit speerpunt bestaat uit vier grote onderwerpen naast Horizon2020 en internationale projecten en twee kleinere innovatieprojecten.
De vier grote onderwerpen zijn 1) Biomarkers van Veroudering (Immunold, ISA, EPIPRET, CYTOVITE), 2) Leefstijl en leefomgeving en gezondheid (24/7, MARS, HORDE en als aanvulling Pro-GRAM), 3) Vaccinatie gerelateerd onderzoek ter verbetering van het Rijksvaccinatieprogramma (PRIEMA, RSV-MD, NSE & Battle of the Sexes, aangeboren afweer en BORDETELLA (2 projecten)) , 4) Innovatie en capacity building projecten/nieuwe diagnostiek, NGS (CINAR, MultiChlam, Miniaturizing assays en als aanvullende calls ERVINGS en PneuMolCar).
H2020 en internationale projecten zijn PERISCOPE, RESCEU, VAC2VAC, External Quality Assessment (EQA). En innovatieprojecten zijn de Tekentrektrainer en GIMBAPP.
Van de twintig SPR-projecten binnen dit speerpunt zijn momenteel vijf innovatie en capacity building projecten afgerond of vrijwel afgerond (CINAR, MultiChlam, GIMMBAP en miniaturizing assays en Tekentrektrainer). Van de onderzoeksprojecten lopen Early IR to Bordetella pertussis en NSE-Battle of the sexes eind 2018 af, en de overige onderzoeksprojecten medio tot eind 2019.
24/7 HEALTH
Het wordt steeds duidelijker dat er een verhoogd risico is op het ontstaan van hart- en vaatziekten door nachtwerk (Gezondheidsraad, 2017). In het project 24/7 HEALTH is gekeken naar de lange termijn causale effecten van nachtwerk op gezondheid, in het bijzonder op lichaamsgewicht, bewegen, voeding en infectiegevoeligheid met mogelijke onderliggende mechanismen. Het project bestaat uit studies bij muizen en humane studies. In studies bij muizen wordt gekeken naar het causale en lange termijn effect van een ploegendienst model, en het effect van een aangepast beweeg- en voedingsregime.
Het onderzoek bij muizen wijst erop dat eten in lijn met de licht-donker (rust-actief) cyclus de gezondheidsrisico’s van verstoring van de biologische klok kan verminderen. Ook wordt gekeken naar effecten op het afweersysteem met o.a. een vaccinatie studie en studie naar ontwikkeling van tumoren en naar de rol van het immuunsysteem bij de toename in atherosclerose door jetlag.
In de humane studies is een observationele studie onder zorgverleners gedaan, waarbij infectiegevoeligheid is gemeten met een nieuw ontwikkelde app voor luchtweginfecties. Tevens zijn data over veranderingen in lichaamsgewicht, bewegingspatroon en eetpatroon verzameld. Bij de mens wordt gekeken naar eventuele effecten op de immuunstatus. Het project werkte als vliegwiel voor nieuwe grants en samenwerkingen. Dit project wordt afgerond in 2019.
HORDE
Doel van het project is om de ontwikkeling en samenstelling van het humane darm-microbioom en het resistoom (alle antibioticaresistentie genen) te bestuderen in drie belangrijke cohorten: 1. gezonde zuigelingen 2. thuis wonende ouderen 3. mensen wonend rondom intensieve veehouderij.
Microbioom en resistoom worden bestudeerd in relatie tot leefstijl, infectiegevoeligheid, expositie aan antibiotica en in relatie tot de respons op vaccinatie.
Bij de gezonde zuigelingen studie zien we dat geboorte via keizersnede een ander microbioomprofiel geeft in de eerste levensmaanden vergeleken met het microbioom na een normale geboorte. In het laatste geval zien we meer protectieve bacteriën, en dat dit is gecorreleerd met het tijdstip van optreden van een eerste luchtweginfectie. Eenzelfde effect zien we van borstvoeding.
Bij ouderen zien we dat bepaalde bacteriën in het darmmicrobioom zijn geassocieerd met het recent doormaken van griep. Dit zijn bacteriën die inflammatie bevorderen. Dit effect houdt aan nog tot 2 maanden na herstel van de griep. Mogelijk zijn deze ouderen dan ook langdurig kwetsbaarder voor versterkte reactie op infecties en daarmee symptomatische infecties. Een derde aandachtspunt is mogelijke aanwezigheid van meer antimicrobiële resistentie (AMR) genen bij mensen die wonen rondom intensieve veehouderij of meer bij mensen die vlees eten in vergelijking met een vegetarisch dieet.
Binnen HORDE zijn nieuwe verbindingen gelegd met biostatistiek en bio-informatica, met andere centra binnen het RIVM, en daarbuiten met het UMCU, Universiteit Wageningen, IRAS en de Universiteit van Edinburgh. Vanwege de complexiteit van het microbioom zijn Big Data en bio-informatica voor dit onderzoek van grote betekenis. Het onderzoek bereidt voor op vragen in de toekomst met betrekking tot microbioom, exposoom en gezonde leefstijl.
PRIEMA
Het project PRIEMA richt zich op vaccinatie volgens het Rijksvaccinatieprogramma bij de hoogrisicogroep van te vroeg geboren kinderen (prematuren). Jaarlijks wordt 7 tot 8% van alle kinderen te vroeg geboren (<37 weken zwangerschap), waarvan 15% onder de 32 weken. Tegenwoordig worden baby’s vanaf 24 weken zwangerschap actief opgevangen. Het Rijksvaccinatieschema is nog niet aangepast voor deze (zeer) prematuur geboren kinderen, terwijl ze wel een verhoogd risico hebben op ernstige infecties. In het PRIEMA project wordt bij 300 prematuur geboren kinderen gekeken naar de antistofrespons na vaccinaties volgens het RVP. Voor de studie zijn voldoende kinderen die voor de 32 weken zijn geboren geïncludeerd, immers voor hen is de studie van het meeste belang. De gegevens moeten informatie opleveren voor aanpassingen van het vaccinatieschema bij hoog risico, prematuur geboren kinderen. Publicaties volgen aan het einde van de studie in 2019. Een vervolgstudie naar het optimale schema voor premature kinderen wordt gepland.
Toekomstgericht
Het onderwerp ‘Biomarkers van Veroudering’ bereidt voor op toekomstige vragen rondom tijdige preventie. Het betreft vragen over tijdige vaccinatie, maar biomarkers helpen ook om de impact van een veranderd voedingspatroon, meer bewegen en andere leefstijlfactoren in kaart te brengen.
Met het inzetten op microbioom studies binnen het RIVM met studies als HORDE (intern microbioom) en MARS (extern microbioom) zijn de eerste stappen gezet naar een uitgebreider evalueren van effecten door exposoom en leefstijl in relatie tot gezondheid.
Vaccinatie blijft een belangrijk wapen in de strijd tegen infectieziekten waarbij voor hoog risico groepen als prematuur geboren kinderen en ouderen extra kennis nodig is voor het optimaliseren van het programma of voor meer individuele adviezen. Voor het Centrum voor Infectieziektebestrijding zijn innovatie en capacity building projecten voor nieuwe diagnostiek van vitaal belang.
Tot slot
In dit SPR-thema is een basis gelegd voor onderzoek naar de effecten op gezondheid met behulp van immunologische biomarkers, microbioom en epigenoom in reactie op factoren die samenhangen met leefstijl en expositie aan fysieke factoren. Beter inzicht hierin is van belang voor advies voor gezondheidsbescherming (fysieke omgeving), gezondheidsbevordering (leefstijl, voeding, gedrag) of ziektepreventie (vaccinatie, screening). Er wordt samengewerkt met externe partners. Mede op basis van het SPR-programma is het RIVM partner geworden in drie nieuwe Horizon2020 voorstellen. De oogst in publicaties zal vooral in de loop van 2018 en 2019 plaatsvinden. Dit SPR-programma heeft ook een basis gelegd voor het nieuwe SPR 2019-2023 thema ‘blootstelling en gezondheidseffecten’.
Het leven is vol risico’s en gevaren. Infectieziekten, stoffen in onze voeding en in de lucht, straling en lawaai hebben risico’s voor onze gezondheid. Maar ook ons dieet, leefstijl, of werk. Toch zijn we nog nooit zo goed beschermd geweest tegen risico’s als nu. Maar we hebben niet alle risico’s onder controle. Door nieuwe technologie ontstaan ook weer nieuwe vragen over risico’s. Mensen maken zich zorgen over bijvoorbeeld de risico’s van zendmasten of windturbines.
In het speerpunt Integrale Risicobeoordeling ontwikkelen en gebruiken we methodes om een antwoord te vinden op de vraag: Welke risico’s voor gezondheid en milieu vinden we aanvaardbaar?
In 2017 is de wetenschappelijke output van het speerpunt goed op gang te komen met 14 publicaties. FutureNanoneeds nam daarvan de helft voor de rekening. Verder werden twee proefschriften afgerond. In dit jaar werden 4 projecten afgesloten (3 internationaal) en 11 nieuwe gestart. Daarvan waren vijf nieuwe internationale projecten met SPR co-financiering; deels komen die voort uit consortia waarin eerder via SPR co-financiering meegewerkt is. De EU-projecten EuroMix, Solutions en HBM4EU zijn betrokken bij een Horizon2020 project (Mixture) dat zich richt op de ontwikkeling van de onderzoeksagenda. Daarbij wordt ondermeer een position paper met betrekking tot Mixture Research Needs voor het 9de Kaderprogramma voorbereid. De ontwikkeling van internationale projecten die cofinanciering van SPR ontvangen laat zien dat het RIVM inderdaad zijn internationale positie consolideert en versterkt: succesvolle consortia waarin wij deelnemen verwerven nieuwe projecten en de mixture-projecten versterken internationale samenwerking, gegevens- en kennisuitwisseling en geven bovendien een platform om te interacteren met ECHA, EFSA, EEA, JRC en diverse EC DG’s en om de onderzoeksagendering te beïnvloeden.
Inhoudelijk blijkt uit diverse projecten naar risicobeoordeling van nanomaterialen dat het in de praktijk moeilijk blijkt geschikt nanomateriaal in voldoende hoeveelheden beschikbaar te krijgen voor toxiciteitsonderzoek. In zijn algemeenheid lijken nanodeeltjes weinig acute (eco)toxiciteit te induceren. Met de nano-projecten is sterk bijgedragen aan het ontwikkelen van beslissingsondersteunende systemen en safe-by-design benaderingen.
Zichtbaarheid in de samenleving is versterkt doordat vanuit diverse projecten regelmatig naar buiten is getreden in de vorm van stakeholder consultaties en met publiekscommunicatie. De citizen science elementen in projecten als WatsAp en MeToo hebben daar sterk aan bijgedragen door intensieve interactie met wijkbewoners, respectievelijk burgerinitiatieven voor het meten van milieukwaliteit. Ook vanuit meer fundamenteel gericht onderzoek zoals iAMResistant en Heracles is zowel de interne als externe samenwerking geïntensiveerd. Het eerste project heeft voor het eerst een kwantitatief model opgesteld om antimicrobiële resistentie (AMR) vanuit verschillende reservoirs in kaart te brengen, en hun impact op de humane ziektelast te cumuleren; het project Heracles geeft voor het eerst inzicht in de samenhangende effecten van luchtverontreiniging, geluid en groen in de leefomgeving. Een deel van de effecten van nabijheid van groen lijkt verklaard te kunnen worden door betere luchtkwaliteit.
Zes projecten werden medio 2017 gestart vanuit de aanvullende call. In de praktijk bleek dat deze projecten in het gunstigste geval pas na de zomer konden starten i.v.m. (over)bezetting van beoogde medewerkers in reguliere projectteams.
LANDMARK
Het Horizon2020 EU-project LANDMARK ontwikkelt instrumenten om essentiële bodemfuncties beter te kunnen beheren. Het doel van LANDMARK is om voor drie ruimtelijke schaalniveaus (boerenbedrijf, regionaal/landelijk, en Europa) een afwegingsinstrument te maken waarin vijf overkoepelende bodemfuncties onafhankelijk maar wel geharmoniseerd, gekwantificeerd worden (zie figuur hieronder).
Daarmee kan het effect van beleids- en beheersinstrumenten op de drie niveaus en op de vijf functies beoordeeld worden. De beheersinstrumenten betreffen: 1) de optimale ruimtelijke positionering van landbouwgebied in Europa (waar is de potentie van landbouw groot), 2) de ruimtelijke positionering van landbouwtypen in Europa en in gebieden (welke gewassen telen we waar), 3. de verduurzaming van het bodembeheer binnen een gegeven vorm van landbouwkundig gebruik binnen een gebied, bedrijf of zelfs perceel (bodembewerking, bemesting, bestrijding, beregening, etc.).
De modelstructuren voor de vijf bodemfuncties zijn vastgelegd en er vinden momenteel validaties plaats (DEXi modellering). De functie ‘bodembiodiversiteit en habitat’ (zie figuur hieronder) wordt voorzien van een semi-kwantitatieve beslissingstabel voor de beoordeling (laag, midden, hoog).
Het derde LANDMARK-artikel is gepubliceerd; het behandelt de invloed van beleidsinstrumenten op bodem(multi)functionaliteit in de EU en benodigdheden voor bodemmonitoring in Europa. Zo ontbreekt een gecoördineerd bodemdata verzamel- en ontsluitingssysteem; het artikel doet daartoe suggesties. Het eerste artikel beschrijft het raamwerk met de vijf bodemfuncties. Het tweede artikel presenteert het model voor de vijfde bodemfunctie: nutrient cycling. Een vierde artikel over monitoring van de bodemfuncties is onlangs ingediend.
MeToo
Het project MeToo heeft tot doel om een interactief kennis- en dataportaal te ontwikkelen in nauwe samenwerking met burgers. In de portalen wordt kennis gedeeld, steeds met terugkoppeling van de gebruikers over wat ze precies willen weten en hoe ze dat gepresenteerd willen krijgen.
Samen met een stagiair Mediadesign van Hogeschool Rotterdam zijn verschillende bijeenkomsten georganiseerd en bezocht om feedback van burgers te verzamelen, o.a. in Nijmegen, Rotterdam en Utrecht. De input hebben we meegenomen in de ontwikkeling van het kennis- en dataportaal. De stagiair heeft concreet onderzoek gedaan naar wensen voor datavisualisatie van gebruikers van het nieuwe dataportaal voor sensoren voor de leefomgeving. De eerste versie van dit experimentele dataportaal is gepresenteerd op het Symposium Samen Meten 2017.
Verschillende behoeften konden al gerealiseerd worden in het dataportaal. Een voorbeeld is de ontwikkeling van een nieuwe actuele luchtkwaliteitskaart, waarbij mensen kunnen kiezen tussen verschillende kleurschalen. Juist door de vaste kleuren los te laten (bijvoorbeeld die van de luchtkwaliteitindex), kan ook duidelijker worden gemaakt dat dit experimentele producten zijn. Grote stappen zijn gezet in het anders aanbieden van informatie, namelijk door zelfgemaakt filmpjes op het YouTube kanaal.
De eerder geuite wens voor betere interactie op het kennisportaal lijkt te veranderen. Op het Symposium is de behoefte aan een forum met burgers en organisaties besproken. Daar kwam uit dat goede manieren daarvoor, bottom-up georganiseerd, vanzelf komen bovendrijven en dat daar geen sturing van RIVM voor nodig is. Wel verwacht men dat RIVM bijeenkomsten blijft faciliteren.
Kennisportaal www.samenmetenaanluchtkwaliteit.nl
WatsAp
Het doel van WatsAp is om een participatieve buurtschouw-app met bijbehorend data-platform te ontwikkelen en implementeren waarmee 1) goede data over buurtkenmerken kunnen worden verzameld, en 2) waardoor burgers een belangrijkere rol krijgen bij het gezonder maken van hun buurt. Dit gebeurt in samenwerking met de Hogeschool Amsterdam. De app is samen met en voor burgers uit de wijk Slotermeer (Amsterdam) ontwikkeld.
De app en bijbehorende website zijn in november 2016 gelanceerd in Slotermeer tijdens het Gezondheidsfestival. De bevindingen van de eerste meetcampagne van november 2016 zijn gebruikt om in mei 2017 een nieuwe meetcampagne te voeren. Daarbij verschilde de aanpak: in plaats van bewoners met alle indicatoren tegelijk aan de slag te laten gaan, is in overleg met de gemeente voor een bepaald thema gekozen: sport- en speelplekken. Bewoners konden daarbij nog steeds zelf gaan meten, maar ook werd een aantal speurtochten langs sport- en speelplekken gemaakt. Dit bood Stichting Eigenwijks ook een betere mogelijkheid om samen met groepjes mensen te gaan meten. Ondanks de grote inspanning blijft het lastig om mensen zo ver te krijgen dat ze met de app gaan meten: In totaal verrichtten 74 bewoners gezamenlijk 531 geldige metingen in Slotermeer. De resultaten (inclusief de metingen) zijn na te lezen/bekijken in een beeldverslag dat op de website van Kijk! Een gezonde wijk! is geplaatst hebben.
De resultaten van de meting in 2017 zijn ook gepresenteerd tijdens een congres dat voor de bewoners is georganiseerd. Doel van het congres was niet alleen om resultaten van het project te laten zien, maar ook om de bewoners te bedanken.
Verder zijn er tijdens de Nationale Milieudag van de VVM (juni 2017) workshops georganiseerd om meer inzicht te krijgen in de inbedding in (lokaal) beleid. In 2017 is gewerkt aan verduurzaming van wat in WAtsAP is ontwikkeld. Met de gemeentes Utrecht, Zwolle en de Veiligheidsregio Midden- en West Brabant (VMWB) is gesproken over het eventueel uitvoeren van een project als WAtsAP. Het idee is dat RIVM en Hogeschool niet zelf weer dit project gaan uitvoeren, maar dat zij uitvoering van het project begeleiden en aan kennisoverdracht doen. VMWB en Zwolle willen verder in dit traject.
SEATS
Dit capacity building-project heeft als doel het ontwikkelen van een methodiek om een Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) van beleidsmaatregelen in de chemische voedselveiligheid uit te kunnen voeren.
In dit jaar is vooral gewerkt aan de afrondende rapportage. Er is een stappenplan ontwikkeld waarbij in de besluitvorming over de voedselveiligheidstandaarden breder wordt gekeken dan alleen naar de schadelijke effecten van stoffen. SEATS combineert een afweging van kosten en baten vanuit een economische invalshoek met maatschappelijke aspecten, zoals risicoperceptie, onzekerheid en vertrouwen. In SEATS zijn twee voorbeeldsituaties, lood en pesticiden, uitgewerkt.
De loodcasus typeert zich als een eenvoudig risico doordat er weinig maatschappelijke tegenstellingen zijn. Beleidsscenario’s die zorgen voor verminderde blootstelling aan lood leiden tot een hoger IQ en een meestal daarmee samenhangend hoger opleidingsniveau wat zou moeten leiden tot een hogere productiviteit.
De pesticidencasus beschrijft een situatie waar het gebruik van triazolen mogelijk verantwoordelijk is voor resistentie-ontwikkeling van medicatie en daardoor zorgt voor een hogere sterfte aan specifieke infecties. Aangezien er geen causaal verband aangetoond kan worden en stakeholders verschillen in inzicht m.b.t. de causaliteit tussen triazolen gebruik en gezondheidseffect wordt deze situatie als onzeker risico getypeerd. Dit betekent dat er naast gezondheidskundige of economische argumenten ook naar maatschappelijke zorg gekeken moet worden. Dit laat zich minder goed monitariseren, maar levert wel belangrijke argumenten op voor een uiteindelijke beleidsbeslissing.
Er is momenteel nog geen wettelijke basis voor toepassing van sociaal-economische analyses in voedselveiligheidswetgeving. Ook zal de meerwaarde voor andere voorbeeldsituaties nader onderzocht moeten worden. In het project is samenwerking met het Landbouw Economisch Inistituut ontstaan en tevens is het RIVM gevraagd om deel te nemen aan een ‘international food standard committee’.
Toekomstgericht
De projecten in dit speerpunt dragen bij aan de ontwikkeling van kennis die voor RIVM noodzakelijk is om op middellange termijn de kennisvragen van de overheid werk goed te kunnen beantwoorden. Bovendien lopen een aantal SPR-projecten nog in 2019 verder; en lopen sommige projecten gefinancierd door Horizon2020 ook na die tijd nog door. Vragen naar transdisciplinair onderzoek (midden in de samenleving) naar risico’s zal niet afnemen. Wel speelt hier de vraag hoe groot de invloed van stakeholders mag of moet zijn op aspecten die de wetenschappelijke kwaliteit raken. Inhoudelijk/maatschappelijk zullen vragen over gezonde stad, crisisrespons, landbouw (veehouderij en bestrijdingsmiddelen), transport (auto, vliegverkeer) de aandacht blijven vragen. Met mogelijk een revival van Electro Magnetische Velden. De projecten die in de aanvullende call werden aangezet hebben ook tot doel om verdere activiteiten in SPR 2019-2022 voor te bereiden, vanuit de gedachte dat de kennis ook na 2020 relevant is voor het RIVM om langetermijn maatschappelijke vragen te helpen beantwoorden.
Meer informatie over het speerpunt Integrale Risicobeoordeling.
Hoe gaan burgers, professionals en beleidsmakers om met risico's rond gezondheid, veiligheid en zorg? Het speerpunt Risicocommunicatie richt zich op meer begrip en kennis hiervan.
Wetenschappelijk onderzoek levert gegevens over mogelijke risico’s uit de omgeving. Gebrekkige communicatie hierover kan leiden tot sociale onrust, een gebrek aan vertrouwen in wetenschap en beleid, en minder geïnformeerde oordelen. Daarnaast richt het speerpunt zich op wat burgers nodig hebben om weloverwogen oordelen en geïnformeerde keuzes te maken. De huidige gezondheidszorg verwacht dat burgers deze capaciteit hebben en actief keuzes maken over hun gezondheid. Informatie die rekening houdt met de voorkeuren en beperkingen van burgers, ondersteunt hen hierbij.
Dit speerpunt heeft als doel kennis te genereren om mensen te helpen: (1) de risico's te begrijpen waaraan zij worden blootgesteld (2) weloverwogen beslissingen te nemen over deze risico’s, (3) hen aan te moedigen deze risico’s te minimaliseren of te voorkomen en/of (4) het maatschappelijk draagvlak van hazards en technologieën te vergroten.
In 2017 zijn twee innovatieprojecten en vier expertise-ontwikkelingsprojecten afgerond. In de expertieontwikkelingsprojecten is kennis verkregen op welke wijze een maatschappelijk verantwoorde dialoog over onzekere risico’s voor gezondheid en veiligheid ingericht kan worden met alle betrokkenen. De inzichten uit de verschillende projecten worden in 2018 geïntegreerd tot een voor RIVM bruikbare aanpak. Twee onderzoeksprojecten worden in 2018 afgerond. Een project onderzocht factoren die meespelen bij de keuze om wel of niet deel te nemen aan het bevolkingsonderzoek darmkanker. Dit project is verlengd doordat een kleine subsidie van het Amsterdam Public Health research institute van VUmc/AMC is verkregen. Het andere project, Pur Sang, gaat over de communicatie van onzekere risico’s. Beide zijn als highlight beschreven. Het innovatieproject Prosecco, waarin een visie op Citizen Science wordt ontwikkeld, en InstruMami, waarin tools ontwikkeld worden om de maatschappelijke beleving van milieu incidenten kaart brengt, worden ook in 2018 afgerond.
De projecten Eminent, No Panic en Ricalts lopen redelijk op schema. Deze projecten zijn alle in 2016 gestart en zullen in de loop van 2020 worden afgerond. Dit geldt ook voor Canapres, dit project is vertraagd door een wisseling van onderzoeker.
PUR SANG
Het doel van het project PUR SANG is om aan de hand van een aantal casussen te onderzoeken hoe er gecommuniceerd wordt over onzekere risico’s uit de omgeving voor de gezondheid van mensen en wat dit betekent voor de risicocommunicatie naar burgers. Het eerste artikel is een review over hoe er in de wetenschappelijke literatuur wordt geschreven over onzekere risico’s.
In totaal zijn er zes verschillende manieren van het gebruik van ‘onzeker risico’ geïdentificeerd in wetenschappelijke artikelen. Hieruit bleek dat een ‘onzeker risico’ bijvoorbeeld kan duiden op onzekerheid over de bron van gevaar, maar ook op onzekerheid over de effecten van een ‘hazard’. Ook zijn er over de casussen nanosilicia, BPA en MOAH, ABR interviews met burgers en online focusgroepen met diverse groepen beleidsmedewerkers en experts gehouden. Dit onderzoek laat zien dat beleidsmedewerkers, communicatie-experts, burgers en wetenschappers het niet altijd eens zijn over wat ze verstaan onder onzekere risico’s. Een artikel hierover is ingediend en er zijn 3 presentaties gegeven op internationale congressen. In juni 2018 wordt er een internationaal symposium georganiseerd over “How should we talk about ‘risk’in risk communication?”. Het doel is om tot een eenduidigere manier van risicocommunicatie te komen als het gaat over onzekere risico’s.
Communicatie Darmkanker Screening
Het project Communicatie Darmkanker Screening onderzoekt de keuze voor deelname aan het bevolkingsonderzoek darmkanker. De invloed van informationele, individuele en sociale factoren op de keuze om wel of niet deel te nemen aan het bevolkingsonderzoek is onderzocht. Ook is gekeken naar de relatie tussen de publieke opinie en de keuze om al dan niet deel te nemen. In een survey is de publieke opinie uitgevraagd en inzicht in het keuzegedrag van deelnemers en niet-deelnemers is via interviews verkregen. De resultaten laten zien dat personen overwegend (zeer) positief zijn over de bevolkingsonderzoeken. De nadelen wegen nauwelijks mee in de beslissing tot deelname. Niet-deelnemers blijken beter nadenken over hun keuze voor deelname aan het bevolkingsonderzoek. Mogelijk is dit omdat zij tegen de sociale norm ingaan. Het eerste artikel is gepubliceerd, drie artikelen zijn ingediend. Het onderzoek is gepresenteerd op een aantal internationale congressen.
CONTAGION
In het project CONTAGION, dat inhoudelijk gerelateerd is aan het speerpunt Mathematical Disease Modelling, wordt de toepasbaarheid bestudeerd van respondent gedreven methoden (RDM) voor het bereiken van (moeilijk bereikbare) doelgroepen in Nederland. Hierbij worden zowel percepties als gedrag en de verspreiding daarvan in sociale netwerken onderzocht. Er is een online onderzoek gedaan naar influenzavaccinatie via de GroteGriepMeting, en drie aparte onderzoeken naar chronische hepatitis B onder Chinezen, onder Vietnamezen en onder Marokkanen in Nederland. De aanpak is succesvol gebleken bij Marokkaanse Nederlanders, maar minder onder Nederlanders met een Chinese of Vietnamese achtergrond. De resultaten van dit onderzoek worden gepubliceerd. Op het WEON congres 2017 is de “Epidemiology Student Award” toegekend.
Toekomstgericht
In september 2018 rondt de CSO een evaluatie van de stand van zaken van het kennisgebied Risicocommunicatie bij het RIVM af. Een notitie hierover is besproken met projectleiders, een aantal afdelingshoofden en centrumhoofden en de directeuren. Er is al veel bereikt en het is nu zaak de verkregen kennis te borgen voor de dagelijkse praktijk van onderzoek en de ontwikkeling van publieksinformatie. (Meer) aandacht is nodig voor het onderhouden van het kennisgebied risicocommunicatie (opdrachten, netwerk met universiteiten en zusterinstituten, expertise in huis). Een duidelijke invulling van de rol van het RIVM als Risicocommunicator voor verschillende onderwerpen is van belang zowel naar opdrachtgevers, veldpartijen als het algemene publiek. Om de kwaliteit van onderzoek en de toepassing in de praktijk te garanderen is het van belang deze kennis centraal te organiseren en onderzoek centraal te begeleiden. Er is grote behoefte aan de vertaling van kennis van risicocommunicatie naar de praktijk en voor onderzoek. Er wordt gewerkt aan de ontwikkeling en evaluatie van “evidence based” Risicocommunicatie en Risico governance strategieën.
Voor het speerpunt Wiskundige modellering van ziekten heeft het onderzoek in 2017 een aantal nieuwe inzichten opgeleverd. Deze inzichten dragen bij aan de verbetering van public health interventies.
In het project MOST is een methode ontwikkeld om bij uitbraken van voedselinfecties de oorzaak (besmettingsbron) sneller op te sporen. iMPaCT onderzocht de invloed van risicoperceptie op effectiviteit van chlamydia-screening. Verder zijn in het AIM-MRA project activiteiten uitgevoerd die beleidsontwikkeling voor de bestrijding van voedselinfecties kunnen ondersteunen. Deze drie projecten zijn uitgebreider beschreven in de highlights.
Bij sommige projecten liepen de onderzoekers aan tegen onverwachte moeilijkheden. Het project DMinfra zou de schattingsmethode Simulated Annealing toepassen in het Doetinchem Cohort. Dit bleek niet goed mogelijk op de dataset van het Doetinchem Cohort, omdat er te weinig events (ziekte- en sterftegevallen) in het cohort hebben plaatsgevonden. Hierdoor is het schatten van risicofactoren die met ziekte en sterfte te maken hebben niet goed mogelijk. Als alternatief worden harzardratio’s in de literatuur gezocht. Deze worden vervolgens toegepast op sterftestatistieken en ziekteprevalenties van het CBS en VZinfo. De Doetinchem Cohort-data zullen dan gebruikt worden voor validatie van het model. Ook bevatte de data over calorie-inname en fysieke activiteit in het Doetinchem Cohort teveel onzekerheid. Wanneer deze data gebruikt werden om de BMI te schatten, leidde dit tot een onrealistische BMI-verdeling in de bevolking. In het uiteindelijke model is BMI afgeleid van leeftijd, geslacht en kalenderjaar.
In het project DEDIPOP wordt een synthetische populatie ontwikkeld met daarin relevante risicofactoren en ziekte. De constructie van een synthetische populatie op basis van gegevens stootte op beperkingen door te lange rekentijden. Er is besloten om met versimpelde modellen door te gaan. De oplossingen die zijn gevonden voor deze moeilijkheden hebben geleid tot nieuwe inzichten over het werken met grote datasets en de daarvoor nodige statistische methoden.
AIM-MRA
In AIM-MRA zijn verschillende onderzoeken gedaan. Er is een meta-analyse van gepubliceerde challenge-studies naar dosis respons relatie van Campylobacter uitgevoerd. Voor het optreden van een symptomatische infectie met Campylobacter zijn hoge doses van de bacterie nodig, terwijl infectie al bij lage dosis kan optreden. Dit heeft implicaties voor opbouw van immuniteit en voor de mogelijke effecten van veranderingen van infectiedruk op populatieniveau. Ook zijn modellen ontwikkeld die schatten welke invloed preventiemaatregelen hebben op de immuniteit van mensen en wat dat betekent voor het ontstaan van ziekte. Als personen door hygiënemaatregelen minder vaak blootgesteld worden aan een voedselpathogeen zoals Campylobacter of Salmonella, neemt de immuniteit voor dit pathogeen in de bevolking af. Deze immuniteitsafname kan ervoor zorgen dat meer personen die blootgesteld worden de symptomatische ziekte ontwikkelen. Dit soort effecten van preventiemaatregelen hebben invloed op de uitkomst van risico-analyses. Het model is gereed en kan beleidsontwikkeling voor de bestrijding van voedselinfecties ondersteunen.
iMPaCT
Wiskundige modellen die rekening houden met psychologische determinanten (iMPaCT)
In iMPaCT wordt de invloed van risicoperceptie op effectiviteit van chlamydia-screening onderzocht. Een modelleringsstudie liet zien dat de combinatie van hoog risicogedrag en lage risicoperceptie de effectiviteit van screening significant vermindert. Deze studie maakte gebruik van data uit een survey over seksueel gedrag en risicoperceptie. Gerichte interventies op groepen die hun risico te laag inschatten zou de effectiviteit van de interventie kunnen verbeteren.
MOST
In MOST is een methode ontwikkeld om bronnen van voedselgerelateerde uitbraken met infectieziekten als gevolg sneller te kunnen opsporen. Deze Bayesiaanse methode voor een formele selectie van variabelen houdt rekening met misclassificatie van respons, ontbrekende meetwaarden, en andere dataproblemen die een rol spelen bij uitbraak-onderzoek. De methode werkt beter dan eerdere methodes die zijn getest op data van een uitbraak van Salmonella Thompson in Nederland.
Toekomstgericht
In dit speerpunt is een eerste aanzet gemaakt om gedrag en risicoperceptie op te nemen in wiskundige modellen. Hier zal ook in de toekomst meer onderzoek naar worden gedaan. Daarnaast zal in de toekomst de samenwerking met bioinformatica en het analyseren van grote datasets steeds belangrijker worden.
Meer informatie over het speerpunt Wiskundige modellering van ziekten.
Op het gebied van ‘kennisoverdracht naar beleid’ zijn binnen het speerpunt enkele mooie resultaten geboekt. De oplevering van de website met tools en richtlijnen voor datavisualisaties (DIVE) kan in potentie veel betekenen, gebruik ervan door RIVM'ers is in rapporten en websites is momenteel nog vrijblijvend.
Het SMAP-project heeft aansprekende resultaten voor beleid opgeleverd; met de in het project ontwikkelde methode is het mogelijk om voor alle buurten in Nederland valide schattingen van leefstijlfactoren zoals roken, bewegen en alcoholgebruik te maken. De methode wordt binnen en buiten het RIVM gewaardeerd en gebruikt.
De belangstelling voor de serious game (Play your way) is duidelijk aanwezig bij gemeenten, zowel wat betreft de feitelijke inhoud (gezondheidsbeleid) als de gebruikte methodiek. De belangstelling van VWS voor de game blijft echter nog achter.
De promotie van de projectleider van Healthy Districts heeft in 2017 plaatsgevonden. Belangrijkste nieuwe inzicht is dat de verhuisbewegingen in en uit de achterstandswijken slechts zeer geringe invloed hebben gehad op de gezondheidseffectschattingen.
Het STRATIGO-project heeft geleid tot een grotere bewustwording van en betere oriëntatie op lokaal beleid binnen het RIVM. Het afgelopen jaar zijn op dit gebied binnen het RIVM concrete stappen gezet (o.a. regionale cofinanciering en aanstellen van regio-adviseurs).
Op het gebied van ‘kennisintegratie’ zijn de meeste projecten nog niet afgerond. Dat geldt voor PreCare, Sustain, en I-Move/SARI. SAD Pharmacy is wel afgerond. Dit project liet zien dat samenwerking in geïntegreerde farmaceutische zorg in de wijk meerwaarde kan hebben, maar in de praktijk nog onvoldoende uit de verf komt. Desondanks wordt al wel duidelijk dat juist het RIVM op dit gebied toegevoegde waarde kan creëren, door goede kennissynthese en het gebleken vermogen partijen aan elkaar te verbinden.
Door internationale cofinanciering kan het RIVM goed meedoen in grote internationale projecten. Soms gaat het daarbij om infrastructurele projecten, zoals METROFOOD en BRIDGE. Daarnaast wordt het RIVM gevraagd om te participeren in internationale projecten vanwege haar specifieke kennis, zoals bij Childhood Obesity, SeaFoodTomorow en BRIDGE.
Citizen Science
Project is in 2017 afgerond, onder meer resulterend in een promotie bij de VU. Het project heeft laten zien wat de toegevoegde waarde van - en de aandachtspunten bij - Citizen Science zijn, zowel in wetenschappelijke zin als in de samenwerking met wijkbewoners. In 2017 zijn de RIVM-projectleiders van verschillende CS gerelateerde projecten onder leiding van de promovenda enkele malen bij elkaar geweest om te verkennen wat de volgende stappen op dit gebied kunnen/moeten zijn. Inmiddels loopt een SPR-gefinancierde verkenning op dit gebied, ter voorbereiding op het nieuwe SPR.
DIVE
Dit houdt in: de oplevering van de website met tools en richtlijnen voor datavisualisaties; de in huis aanwezigheid van competente medewerkers om data te visualiseren en als adviseur op te treden voor de overige RIVM'ers (capacity building).
SMAP
Project is afgerond. Het project heeft mooie resultaten opgeleverd. Ten eerste een goede, valide schattingsmethode voor schattingen van gedrags- en gezondheidsindicatoren op buurtniveau. Ten tweede is die schattingsmethode toegepast op cijfers uit de landelijke gezondheidsenquête.
De methode en mogelijke toepassingen daarvan zijn besproken op een interne RIVM-bijeenkomst, en op twee bijeenkomsten met externe partijen (NIVEL, CBS, ErasmusMC, GGD-en). Deze partijen willen graag met RIVM op dit terrein verder samenwerken, om tot betere schatters op buurtniveau te komen.
Tot slot
Belangrijk voor de middellange termijn is - mede gezien de ambities in SPRnext - dat we investeren in verdere ontwikkeling van methoden voor het maken van kennissyntheses en daarbij behorende afwegingskaders (capacity building), dat betekent ook doorgaan met investeren in bestuurskundige kennis en in kennis en expertise op het gebied van knowledge translation.
Meer informatie over het speerpunt Kennisintegratie voor beleidsondersteuning.
De cross cutting themes (CCT) zijn vier maatschappelijke thema’s waarbij RIVM-brede samenwerking nodig is.
Het CCT Veilig gezond en duurzaam eten had tot doel Nederland voorop te laten lopen in de internationale ambitie voor een gezond, duurzaam en veilig voedingspatroon. Er is een rapport opgeleverd waarin deze aspecten op integrale wijze zijn afgewogen. Dit CCT is inmiddels afgerond.
Binnen het CCT Veehouderij-one health worden schattingen gemaakt van de invloed van veehouderij op gezondheid, veiligheid en duurzaamheid. Het onderzoek naar ziektelastschattingen is nog omgeven met onzekerheden, o.a. over de vergelijkbaarheid van schattingen van de milieueffecten en zoönosen. Tevens is de vraag of deze schattingen bij elkaar mogen worden opgeteld. Ter afsluiting van dit CCT worden er twee publicaties voorbereid. Er wordt een discussienotitie opgesteld met een richtinggevend en signalerend karakter en een wetenschappelijk artikel dat een cijfermatige onderbouwing levert.
Het CCT Gezonde levensloop biedt inzicht in de levensloop en geeft aanknopingspunten voor preventie en zorg gericht op gezond ouder worden. De producten voor het CCT Gezonde levensloop zijn in een afrondende fase. De kennissynthese brengt de beschikbare kennis uit verschillende gelederen van het RIVM bij elkaar. De drie fasen in de levensloop die centraal staan zijn de zwangerschap, adolescentie en pre-pensioen. In de slotbeschouwing worden een aantal gebieden geïdentificeerd waar op dit moment nog weinig kennis over beschikbaar is en worden aanbevelingen voor onderzoek gedaan. Andere opbrengsten van dit CCT zijn nieuwe samenwerkingsverbanden met bijvoorbeeld lifelines en Dynamics of Youth.
In CCT Healthy Urban Living is nog veel te doen; de toegekende SPR-middelen zijn echter op. Gekeken wordt hoe dit CCT afgerond kan worden.