Het Protocol Verdachte Objecten en het Mobiel Chemisch Biologisch Laboratorium

Werkzaamheden in het MCBL

Een aanslag met chemische, biologische, radiologische, nucleaire middelen en/of explosieven (CBRN-E) is in Nederland gelukkig nog niet voorgekomen. Toch is er ook in Nederland sprake van dreiging. Nederland kent verschillende incidenten met poederbrieven en verdachte pakketjes.

Wereldwijd kennen we allemaal de aanslag met Saringas in de metro van Tokyo (1995), poederbrieven met antrax in de VS (2001) en de aanslagen op Skripal en zijn dochter met het zenuwgas Novichok (2018), en op Litvinenko met polonium-210 (2006). Het is dus belangrijk om goed voorbereid te zijn. In deze bijdrage lichten we toe welke rol het Mobiel Chemisch Biologisch Laboratorium (MCBL) heeft in het PVO. 

In Nederland treedt bij een verdacht CBRN-E-incident het Protocol Verdachte Objecten (PVO) in werking. Daarbij werkt de RIVM Responsorganisatie Milieu- en stralingsincidenten onder meer samen met de politie, de CBRN-Responseenheid van Defensie, het Landelijk Team Forensische Opsporing (LTFO) en mogelijk de Explosieven Opruimingsdienst van Defensie (EODD). 

Binnen de RIVM-responsorganisatie speelt de deskundige biologische calamiteiten (DBC) een belangrijke rol in het PVO. Het RIVM neemt een verdacht pakket niet zomaar aan voor analyse. Het pakket wordt eerst gecontroleerd door de DBC. De DBC is de schakel tussen veld en laboratorium en zorgt dat het verdachte object veilig in het MCBL kan worden opengemaakt.

Jannie van der Helm is als DBC actief in het responsteam. We vragen haar het proces toe te lichten. 

‘Als er een incident met een verdacht object is, dan wordt de DBC op de hoogte gebracht door de onderzoeksleider of coördinator van de Milieuongevallendienst. Het PVO is dan in werking’.   

Voor het nemen van maatregelen en de communicatie naar betrokkenen is het belangrijk te achterhalen om wat voor stoffen het gaat. Maar voordat het RIVM een monster voor analyse aanneemt, moet uitgesloten worden dat het om explosieven gaat. Dat doet (indien nodig) de Teamleider CBRN-Explosieven Veiligheid van de politie of EODD. Ook moet het monster gescreend zijn op gamma-straling door een stralingsdeskundige. De DBC checkt of dit allemaal gebeurd is. Pas als het object volgens het PVO goed is verpakt en ontsmet kan de DBC het pakket in ontvangst nemen. 

‘Het MCBL kan op locatie worden ingezet. In de praktijk wordt het verdachte object (of monsters daarvan) echter vaak naar het RIVM gebracht, en daar in het MCBL gescreend op de aanwezigheid van een groot aantal gevaarlijke biologische agentia. Dat gebeurt in het biologische deel dat dan is opgeschaald naar BioSafety Level 3. 

Het analyseren in het biologische deel van het MCBL gebeurt deels in de isolator. Dit is een afgesloten ruimte, een zogenaamde handschoenkast. In combinatie met onderdruk kunnen er geen stoffen uit ontsnappen. In het MCBL werkt de DBC intensief samen met de deskundige biologische analyse (DBA) en met de chemisch analisten. Als DBC onderhoud ik het contact met de onderzoeksleider van het RIVM door bevindingen, resultaten en foto’s te delen. Zo ontstaat er een zo goed mogelijk beeld van waar we mee te maken hebben. 

Het is niet voor niets dat de DBC en DBA als eerste aan zet zijn: biologische agentia kunnen niet betrouwbaar in het veld worden gemeten, maar moeten wel uitgesloten worden voordat verdere chemische analyses gedaan kunnen worden. Pas als het monster biologisch veilig is verklaard wordt de chemische analyse gedaan in een ander deel van het MCBL. Hierna worden deelmonsters getransporteerd naar het radiologische laboratorium binnen het RIVM voor verder onderzoek naar mogelijke aanwezige α- en β-straling.  De totale screening moet binnen 5 uur zijn afgerond.

Opleiden-trainen-oefenen 

Het MCBL is altijd paraat en klaar om te vertrekken. Ook het MCBL-team is altijd paraat. Dat vraagt wel de nodige voorbereiding. Die voorbereiding voor de DBC en de DBA bestaat naast een uitgebreid inwerktraject uit regelmatig oefenen. 

‘Het vraagt veel praktische training om alle details van het uitgebreide protocol goed te kennen. En de setting waarin je werkt is uitzonderlijk. Het kan bijvoorbeeld nodig zijn om eerste hulp te moeten verlenen. Ook dat wordt geoefend.’ 

Er is vier keer per jaar een laboratoriumoefening, waarin alle praktische handelingen aan bod komen. Om de 2 weken is er een 1-uurscheck. Dat betekent dat er gekeken wordt of alles aanwezig is en op z’n plek staat. Ook wordt er regelmatig geoefend met andere functiegroepen binnen de RIVM Responsorganisatie en jaarlijks met andere partijen die samenwerken in het PVO. 

‘Zo weet je wat je kunt verwachten en je kent de mensen bij andere organisaties. Dat maakt het samenwerken in de warme fase makkelijker’. 

Het MCBL is dus een belangrijke eerste stap in de analyse van een verdacht object. Daarna gaat het voor verdere analyses naar de laboratoria van het Landelijk Laboratorium Netwerk-terreuraanslagen (LLN-ta). Daarover meer in het volgende magazine Altijd Alert.