Aantal ongunstige uitslagen

Deze figuur illustreert hoe vaak een ‘ongunstige uitslag’ aan een deelnemer wordt gegeven. Dit wil zeggen dat er een aanbod wordt gedaan om deel te nemen aan vervolgonderzoek. In 2014 waren er in totaal over alle programma’s meer dan 140.000 ‘ongunstige uitslagen’. De uitslagen worden hierboven ‘gestapeld’ weergegeven.

Kankerscreeningen

Bij de kankerscreeningen werden er in 2014 in totaal een kleine 75.000 mensen geadviseerd een vervolgonderzoek te laten uitvoeren (ongeveer 8.000 in het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker, 24.000 bij de borstkankerscreening en 41.000 bij de darmkankerscreening) per jaar. Overigens blijkt bij ongeveer tweederde van deze mensen uit vervolgonderzoek dat er geen sprake is van een aandoening.

Hielprik en gehoor

Bij de hielprik en gehoorscreening bij pasgeborenen gaat het om ongeveer 1.300 ongunstige uitslagen (ongeveer 600 gehoor, 700 hielprik), ook bij deze groep laat vervolgonderzoek zien dat hiervan ongeveer tweederde geen afwijking heeft.

Down/SEO

Ongeveer 3.500 zwangeren krijgen na de combinatietest in de downscreening te horen dat ze een verhoogde kans hebben op een kind met een syndroom. Een afwijkende 20-weken echo (SEO) wordt bij ongeveer 4.500 zwangeren jaarlijks waargenomen. Deze 8.000 zwangere vrouwen krijgen een aanbod voor vervolgdiagnostiek.

PSIE

Binnen het PSIE programma (Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie) lijken relatief veel ‘ongunstige uitslagen’ te zijn (bijna 63.000). Bij dit programma gaat het echter niet om een echt ongunstige uitslag, maar om veel voorkomende risicofactoren zoals het ontbreken van de Rhesus factor bij zwangeren. In 2011 is Rhesus c – naast Rhesus D - in de screening geïntroduceerd, dit is te zien als een extra stijging in de grafiek.