Doetinchem leert ons al 30 jaar gezonder oud te worden

Sinds 1987 ontvangen duizenden Doetinchemers elke vijf jaar een uitnodiging voor een medisch onderzoek bij de GGD. Bij die uitnodiging is ook een uitgebreide vragenlijst over leef- en eetpatronen bijgevoegd. Ruim 3000 mensen doen al de gehele looptijd mee aan dit onderzoek dat het RIVM samen met de GGD Noord- en Oost-Gelderland uitvoert.

Een bijzonder trouwe groep deelnemers dus, vertelt GGD-medewerker Lies de Klerk, zelf ook al vanaf het begin bij de studie betrokken. “Onze oudste deelnemer is in 1928 geboren. Het afnemen van de onderzoeken kost nu meer tijd, omdat deelnemers ouder worden en het onderzoek steeds is uitgebreid. Maar bij de ruim 7000 onderzoeken die ik in dertig jaar gedaan heb, zijn mensen vrijwel altijd enthousiast. We doen soms ook huisbezoeken bij mensen die broos en ziek zijn maar nog onverminderd gemotiveerd aan het onderzoek deelnemen. Dat is heel bijzonder om mee te maken.”

De GGD-medewerkers zijn het gezicht van het onderzoek

 

En dit enthousiasme wordt bevestigd door de deelnemers zelf. Mevrouw Migo (69): “Ik vind het erg fijn om eens in de vijf jaar te weten hoe je er aan toe bent en de GGD-medewerkers zijn altijd ontzettend vriendelijk. Bovendien krijg ik een reiskostenvergoeding omdat ik inmiddels in een nabijgelegen dorp woon, dus ik zeg altijd: ik krijg betaald voor een medische keuring!” Deelnemer Jolanda van Schip (51), zelf werkzaam in de gezondheidszorg: "Mensen die in de zorg werken, trekken zelf vaak laat aan de bel als ze ziek zijn. Nu heb ik toch een goed excuus om elke vijf jaar een check-up te doen.”

Visitekaartje

De loyaliteit en het enthousiasme van de deelnemers vormen de kracht van dit onderzoek. “En de GGD-medewerkers, want zij zorgen door hun plezierige en betrokken houding dat deelnemers elke vijf jaar terugkeren,” vertelt Susan Picavet van het Centrum Voeding, Preventie en Zorg van het RIVM, sinds 2006 projectleider. “De GGD-medewerkers zijn het visitekaartje, het gezicht van het onderzoek.” In de huidige ronde krijgen mensen na afloop van het GGD-onderzoek, waar de thuis ingevulde vragenlijst wordt doorgenomen en vitale gegevens als bloeddruk en bloedsuikerspiegel worden gemeten, een bewegingsmeter mee die ze een week lang om hun middel dragen. “En vrijwel iedereen doet graag mee”, vertelt Lies de Klerk.

De Doetinchem Cohort Studie begon helemaal niet als cohortonderzoek, vertelt hoofdonderzoeker Monique Verschuren die in 1987 niet kon voorzien dat het Peilstationsproject dat zij opstartte, hiertoe zou leiden. “Het Peilstationsproject was een onderzoek naar hart- en vaatziekten in Amsterdam, Maastricht en Doetinchem. Na afloop van het onderzoek wilde het ministerie van VWS ook inzicht in andere chronische ziekten als COPD, diabetes en kanker. En we konden aansluiten bij een internationale cohortstudie, de EPIC Study, naar de relatie tussen voeding, bewegen en kanker. Dit leidde in 1993 tot het MorGeN-project.” In Doetinchem was in 1987 al zo’n groot deel van de populatie onderzocht, dat er geen volledige nieuwe testgroep gevormd kon worden. Dus besloot Verschuren met haar team om juist dezelfde groep mensen uit te nodigen. Sinds 1998 concentreert het onderzoek zich alleen op Doetinchem, waar de deelnemers met hun ‘no-nonsense’ mentaliteit het meest loyaal bleken.

Erg fijn om eens in de vijf jaar te weten hoe je er aan toe bent

Bloedbank

Naast de basisgegevens die in elke ronde gemeten worden, komen er elke vijf jaar vragen en onderzoeken bij en vallen andere af, op basis van een behoefte-inventarisatie bij collega’s binnen en buiten het RIVM. Al die onderzoeken hebben geleid tot een rijk gevulde ‘biobank’ met bloed, DNA en urinesamples waar nog een schat aan onderzoeksinformatie in verscholen ligt. Vooral in het materiaal uit het MorGeN-project, waarbij het bloed in een dusdanig lage temperatuur (-196 graden Celsius) werd opgeslagen, dat alle processen in een soort tijdscapsule zijn stilgelegd. Verschuren: “Je kunt dus nu, met nieuwe inzichten en technieken, het bloed uit die tijd analyseren.”

Hoewel de deelnemers aan het onderzoek uiteraard ouder worden, is het einde van het onderzoek wat Verschuren en Picavet betreft, nog lang niet in zicht. “Er zijn veel nieuwe ontwikkelingen die kansen bieden, zoals apparaten waarmee mensen zelf eenvoudiger gezondheidsvariabelen kunnen meten. De bewegingsmelder die we deze ronde gebruiken, is daar een voorbeeld van,” aldus Picavet. Uiteindelijk beslist het ministerie van VWS, voor wie de cohortstudie al 30 jaar een belangrijke bron van inzichten vormt, hoe lang de studie voortduurt. Monique Verschuren: “We zijn erg blij dat VWS dit onderzoek al 30 jaar financiert. Dankzij hun steun, en de inzet en gedrevenheid van de GGD-medewerkers en de deelnemers, leren we steeds meer over gezond oud worden.”