‘Innoveren kan sneller als we gezamenlijk prioriteiten stellen.’

Interview met Renske van Tol, coördinerend beleidsmedewerker van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Om relevante innovaties sneller mee te kunnen nemen in bevolkingsonderzoeken en screeningen, slaan de Gezondheidsraad, ZonMw, RIVM-CvB en het ministerie van VWS de handen ineen. ‘Met elkaar bepalen we welke vernieuwingen aandacht verdienen’, aldus coördinerend beleidsmedewerker van VWS Renske van Tol. ‘Daarmee winnen we tijd en kunnen we innovaties sneller doorvoeren.’

 

Wat maakt dat het innovatieproces rondom bevolkingsonderzoeken en screeningen vaak vele jaren in beslag neemt?

‘Dat heeft alles te maken met kwaliteit, precisie en degelijkheid. Dat zijn belangrijke kernwaarden voor de ontwikkeling en uitvoering van bevolkingsonderzoeken en screeningen. Maar het zijn dezelfde waarden die innovaties kunnen vertragen en soms zelfs belemmeren. Tel daarbij op de structuur van partijen en procedures die rondom bevolkingsonderzoeken en screeningen georganiseerd zijn. Ook die maken een innovatietraject ongewild stroperig.’

 

Wie zijn die partijen die betrokken zijn bij innovaties?

‘ZonMw, een organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie die publiek geld ontvangt van VWS om innovatie en onderzoek in de gezondheidszorg te financieren. Dan is er de Gezondheidsraad, een onafhankelijk wetenschappelijk orgaan dat advies uitbrengt aan de regering over zaken op het gebied van volksgezondheid. Het RIVM-CvB voert de regie over de partijen die betrokken zijn bij bevolkingsonderzoeken en screeningen en verzorgt in opdracht van het ministerie van VWS uitvoeringstoetsen om te kunnen beoordelen of een innovatie in de praktijk ook werkbaar kan zijn. En dan is er nog het ministerie van VWS. Wij maken beleid en nemen besluiten over welke innovaties wel of niet kunnen worden doorgevoerd. Er zijn kortom heel wat hordes te nemen voordat kansrijke innovaties het levenslicht zien.’

 

‘Er zijn heel wat hordes te nemen voordat kansrijke innovaties het levenslicht zien.’

 

Waarom is het zo belangrijk om sneller te kunnen innoveren?

‘De technologie schrijdt in een steeds sneller tempo voort. Nieuwe wetenschappelijke inzichten en concrete verbeteringen en oplossingen zien geregeld het daglicht. Het is dan zaak zo snel mogelijk gebruik te kunnen maken van dit soort innovaties. Zonder dat daarbij de kwaliteit en robuustheid van de onderzoeken en screeningen in het geding zijn. We willen het innovatieproces niet onnodig vertragen. Bovendien weten partijen vandaag de dag heel goed wat er mogelijk is. Neem de techniek van de tomosynthese, waarmee we driedimensionale foto’s kunnen maken van de borst. Veel zorgverleners werken al met tomosynthese, maar voordat zo’n techniek officieel wordt goedgekeurd voor de borstkankerscreening, zijn we jaren verder.’

 

Wat gebeurt er nu om het innovatieproces te versnellen?

‘De partijen die ik net noemde hebben de koppen bij elkaar gestoken en zijn op zoek gegaan naar een manier om de tijd, die nodig is om innovaties geïmplementeerd te krijgen, te verkorten. We spreken elkaar heel vaak, maar vrijwel uitsluitend over lopende zaken. We hebben nu besloten om bewust tijd vrij te maken om een blik op de toekomst te kunnen werpen. Daarbij focussen we op prioritering. Het idee is dat we kijken naar welke innovaties en ontwikkelingen er spelen in het veld en we daar gezamenlijk keuzes in maken. We weten dan precies van elkaar waar we mee bezig zijn én we kunnen ervoor zorgen dat we goed op elkaar inspelen. Alle partijen kunnen hun planningen daar dan op afstemmen. Het helpt enorm wanneer bijvoorbeeld het RIVM-CvB tijdig weet welke onderzoeken via ZonMw binnenkomen en welke adviezen worden voorbereid door de Gezondheidsraad, omdat daar ook uit volgt wanneer een uitvoeringstoets wordt gevraagd. Door aan de voorkant met elkaar aan tafel te gaan zitten, hopen we dat de afstemming, de planning, en daarmee het innovatieproces, een stuk sneller kunnen.’

 

Hoe werkt dit in de praktijk? Hoe lukt het om de informatie op te halen uit het veld?

‘De programmacommissies van het RIVM-CvB hebben een adviserende rol richting RIVM en deze veldpartijen hebben zicht op de ontwikkelingen die spelen in het veld. ZonMw werkt weer met commissies die onderzoeksvoorstellen toetsen aan de subsidieoproep en besluiten welke onderzoeken subsidie krijgen. Daarin zijn zowel veldpartijen en wetenschappelijke onderzoekers vertegenwoordigd. De Gezondheidsraad heeft commissies die adviseren over bevolkingsonderzoeken en screeningen plus een wetenschappelijk secretariaat dat zich ook verdiept in de internationale literatuur. Al deze partijen verzamelen informatie uit hun omgeving over de laatste ontwikkelingen. Die brengen we samen en op basis daarvan stellen we prioriteiten.’

 

‘Alle partijen verzamelen informatie uit hun eigen omgeving over de laatste ontwikkelingen.’

 

Wanneer vindt dit alles plaats?

‘In 2018 hebben we bedacht hoe we dit kunnen aanpakken en zijn de verschillende netwerken benaderd. Dit voorjaar brengen we dat samen. Hopelijk volgt daar dan een duidelijk beeld uit van welke ontwikkelingen prioriteit moeten krijgen en wie aan zet is. In mei staat een bijeenkomst op leidinggevend niveau gepland, en het is de ambitie om er daar een klap op te kunnen geven. Het tempo moeten we tenslotte vasthouden. In de zomer moet het RIVM-CvB bijvoorbeeld al een start maken met de offertes waarin staat welke werkzaamheden ze het jaar daarop gaan uitvoeren. Ook ZonMw en de Gezondheidsraad moeten vooruit kunnen plannen. Deze aanpak proberen we nu voor het eerst. Het is een experiment. Aan het eind van het jaar evalueren we of het ons gebracht heeft wat we ermee beoogden.’

 

Tot slot, welke rol speelt wat u betreft het RIVM-CvB in dit hele traject?

‘Hun programmacoördinatoren halen uiteraard belangrijke informatie op in de programmacommissies. Die hebben we nodig om prioriteiten te kunnen stellen. Maar ook heeft het RIVM-CvB heel goed meegedacht over de timing en de te zetten stappen binnen dit traject van gezamenlijke prioritering. Samen weten en kunnen we nu eenmaal meer dan alleen. En dat is ook precies waarom we dit traject zijn gestart.’