Dynamischer databanken

Tom van Yperen - hoogleraar Monitoring en Innovatie Zorg voor Jeugd aan de Rijksuniversiteit Groningen, en werkzaam bij het Nederlands Jeugdinstituut - vindt dat de databanken dynamischer zijn in te richten. Zo kunnen ze  kennis over integraal werken in de wijk stimuleren.

Gevraagd naar een bondige definitie van integraal werken in de wijk, zegt Van Yperen:  ‘De essentie van deze methode is dat burgers met hun vragen en problemen zodanig worden ondersteund dat ze zo weinig mogelijk met schotten en verschillende hulpverleners worden geconfronteerd.’

En dat gebeurt al in de praktijk?

‘Te weinig, en dat komt doordat diensten vaak nog te apart van elkaar zijn georganiseerd. Maar  - om  een al te somber beeld te voorkomen - is het goed om te beseffen dat voor meer dan 80 procent van de hulpvragen in de zorg en welzijnssector een enkelvoudig aanbod volstaat, en dat integraal werken daar nauwelijks issue is.’

 

Als  integraal werken wel nodig is, hoe ziet die er dan idealiter uit?

‘In het ideale geval is er sprake is van één gezin en één plan en één regisseur. Er is dan één iemand die zorgt voor een goede afstemming van de hulp ten behoeve van een afgesproken doel. Ook moet de regisseur cliënten meenemen in waarom bepaalde dingen gebeuren en wat er nog nodig is. Betrokken instanties en organisaties bieden cliënten een samenhangende ondersteuning waarnaar allen zich voegen. Dat kan soms betekenen dat een organisatie even iets niet moet doen, zodat een andere zijn werk goed kan uitvoeren’

Valt integraal werken ook te verbinden met voorzieningen op het terrein van de gezondheid?

‘Ja en dat moet ook. Gezondheidsvraagstukken, armoede, sociale isolatie, zorggebruik: het zijn allemaal zaken die nauw samenhangen. Positief geformuleerd dragen gezondheid, minder geldzorgen, een goed sociaal netwerk en participatie bij aan welzijn en dat op zijn beurt weer aan gezondheid. ‘Integrated care’ is niet voor niets een thema in internationaal onderzoek naar verbetering van de zorg.’

Welke rol ziet u weggelegd voor de kennisinstituten en hun databanken bij het bevorderen van integraal werken in de wijk?

Interventies zijn, in de woorden van de hoogleraar 'handige pakketten van werkzame elementen' en bieden een handelingsreportoire aan hulpverleners. Samen met het kwaliteitssysteem vormen deze het basismateriaal voor integraal werken.

Om de ontwikkeling van het sociaal werk in het algemeen en van integraal werken in het bijzonder beter te volgen en begeleiden, moeten de makers van de interventies veel scherper dan nu de werkzame elementen van interventies aangeven. Met dat betere inzicht kan het integraal werken worden gestimuleerd.’ Ook is het goed als de praktijk ervaringen met interventies en de elementen meer kan delen. Dan zijn wel dynamischer databanken nodig, die een plek geven aan het uitwisselen van dit soort ervaringen.

Maar wat is eigenlijk de beste manier om het effect van een interventie te beoordelen?

De ‘randomized control trial’ (rct) wordt vaak aangeprezen als hét ideale effectonderzoek. Maar dat onderzoek is veeleisend en moeilijk te realiseren in het sociale domein. Lees ook de derde weg in evaluatieonderzoek. ‘Laat ik de jeugdzorg als voorbeeld nemen: als de rct hier gebruikt zou worden, zeg je tegen de ene ouder wiens dochter het verkeerde pad opgaat zegt “uw kind heeft MST nodig”, en tegen de andere ouder, die tot de controlegroep behoort, “we gaan eerst een andere interventie uitproberen.” Leg dat maar eens uit aan betrokkenen.’

Van Yperen doet studie naar de vraag of N=1-onderzoek beter geschikt is voor onderzoek naar de werkzaamheid van interventies. Kortweg houdt N=1 onderzoek in dat je op basis van  verschillende metingen - voor, tijdens en na een traject - kijkt of de toegepaste technieken, op het niveau van de individuele cliënt, tot het beoogde resultaat leiden. ‘N=1-onderzoek  veronderstelt dat je als onderzoeker wat vaker de thermometer erin steekt. Als je dat bij verschillende cliënten en bij verschillende instellingen doet, kun je waardevolle gegevens verkrijgen waaraan misschien een effectenclaim kan worden ontleend.’

Van Yperen denkt dat de methode beter past bij de alledaagse hulpverlening. ‘Een die  goed van toepassing lijkt bij integraal werken in de wijk.’