April 2018 | Centrum voor Bevolkingsonderzoek
https://magazines.rivm.nl/2018/05/jaarverslag-centrum-voor-bevolkingsonderzoek
‘De vernieuwing van het bevolkingsonderzoek Baarmoederhalskanker was toch wel een van de belangrijkste hoogtepunten. In het bevolkingsonderzoek wordt het uitstrijkje nu eerst getest op de aanwezigheid van hrHPV: het hoog risico Humaan Papilloma Virus. Dat is een betere voorspeller van de voorstadia van baarmoederhalskanker dan de oude methode dat was, waarin we celafwijkingen opspoorden. Een ander hoogtepunt in 2017 was de uitvoeringstoets over de uitbreiding van de hielprik. De gezondheidsraad heeft daar het advies voor gegeven. In de uitvoeringstoets hebben we VWS geadviseerd over hoe de uitbreiding het best geïmplementeerd kan worden. Het ministerie van VWS heeft vervolgens besloten om de hielprikscreening uit te breiden van 17 naar 31 aandoeningen. Twee aandoeningen hebben we al aan de hielprik toegevoegd. Er volgen nog 12. Tot slot zijn we in 2017 een zelfstandig centrum geworden binnen het RIVM.’
‘Bij het bevolkingsonderzoek Baarmoederhalskanker veranderde het speelveld als gevolg van de vernieuwing ingrijpend. De nieuwe inrichting van het programma en enkele aanbestedingrondes hebben grote consequenties voor de uitvoerende organisaties die hiermee te maken hebben, zoals de laboratoria. Het is een uitdaging om de commerciële en andere belangen van alle betrokken partijen weer opnieuw in kaart te brengen en in evenwicht te krijgen. Bij de uitbreiding van de hielprik was het vooral een uitdaging om het spreekwoordelijke wiel voor het eerst uit te vinden. Internationaal is er nog weinig ervaring met deze aandoeningen in de hielprikscreening. We moeten in de komende jaren dan ook nog veel pionierswerk verrichten.’
‘We waren tot 2017 een afdeling binnen het Centrum Gezondheid en Maatschappij. Ik was daar waarnemend centrumhoofd van. Maar het CvB is hier nu van afgesplitst. We zijn nu een zelfstandig centrum binnen het RIVM, met twee afdelingen: “pre- en neonatale screeningen”, en “bevolkingsonderzoeken naar kanker en nationaal programma grieppreventie”. Hierdoor zijn we flexibeler en wendbaarder geworden als organisatie. Ook zijn we op deze manier beter in staat om de groei op te vangen die het RIVM-CvB doormaakt. We kunnen sneller inspelen op veranderingen en makkelijker en slimmer omgaan met innovaties. Én we zijn veel zichtbaarder geworden. Dat is handig vanwege de grote maatschappelijke relevantie van de bevolkingsonderzoeken en de politieke aandacht ervoor. Een zichtbare positionering en kortere lijnen met het hoger management van zowel het RIVM als VWS, helpen dan.’
‘Nederland doet het zeer goed. Er bestaat geen officiële internationale ranglijst op dit gebied, maar de bevolkingsonderzoeken in Nederland behoren tot de wereldtop als het gaat om de parameters “sensitiviteit” en “specificiteit”. Dat wil zeggen dat onze onderzoeken goed zijn in het opsporen van datgene dat we willen opsporen, en dat we bovendien relatief weinig vinden wat we niet zoeken. Maar behalve deze meer technische kwaliteitseisen zijn we bijvoorbeeld ook goed in het communiceren over deze bevolkingsonderzoeken. Tegelijkertijd kan het altijd beter en daar werken we hard aan met onze ketenpartners.’
‘Op veel verschillende manieren werken we intensief samen met onze ketenpartners. Wij zijn er immers vooral om de regie te voeren. Een voorbeeld van zo’n intensief samenwerkingstraject is de TRIDENT-2 studie. Sinds 1 april 2017 hebben zwangere vrouwen er namelijk een keuze bij gekregen. Ze kunnen kiezen voor de combinatietest – dat is een bloedonderzoek en een echo-onderzoek – óf, en dat is nieuw, ze kunnen kiezen voor de NIPT (Niet-Invasieve Prenatale Test) als eerste test voor prenatale screening op down-, edwards-, en patausyndroom. Ze krijgen de NIPT aangeboden in het kader van de wetenschappelijke implementatiestudie TRIDENT-2. Een consortium van ziekenhuizen en onderzoekers voert deze studie uit. Wij werken nauw met hen samen om dit optimaal te laten verlopen.’
‘Genetische screening is een voorbeeld van een nieuwe technologie die er al weliswaar al is, maar waarvan de mogelijkheden voor bevolkingsonderzoek nog niet volledig duidelijk zijn. Zo krijgen, voorlopig nog in onderzoeksetting, zwangeren de mogelijkheid geboden om met een bloedtest bij de moeder, de foetus te screenen op down- edwards- en patausyndroom. In de toekomst worden dit soort mogelijkheden alleen maar groter. Een andere technologie die op de langere termijn misschien mogelijkheden biedt, is de zogenaamde bloedspotmethode. De precieze waarde voor een bevolkingsonderzoek is echt nog niet duidelijk, maar wellicht kan in de toekomst een persoon zelf met een automatisch lancetje in de eigen vingertop prikken en bloed opsturen naar het ziekenhuis of een laboratorium. Het is voor ons belangrijk om dit soort ontwikkelingen tijdig op ons vizier te krijgen en met betrokken partijen, zoals onderzoekers, de Gezondheidsraad en ZonMW en uitvoerende partijen, de mogelijke implicaties voor bevolkingsonderzoek te bespreken.
Overigens vind ik technologische ontwikkelingen die een bestaand bevolkingsonderzoek beter of laagdrempeliger kunnen maken, minstens zo belangrijk. Deelname aan de darmkankerscreening kan met een thuistest, en sinds kort kan dat nu ook in het vernieuwde baarmoederhalskankeronderzoek. Dat maakt het deelnemen aan zo’n bevolkingsonderzoek voor veel mensen een stuk makkelijker. Ook daarmee behalen we gezondheidswinst.’
‘Ja. Een plek online waar mensen zelf hun zorgzaken kunnen regelen past helemaal binnen de ontwikkeling dat patiënten meer en meer de eigen regie moeten kunnen voeren. Dat geldt ook voor de bevolkingsonderzoeken. Tegelijkertijd realiseren we ons dat “meer online mogelijkheden” voor de één de drempel verlaagt, maar voor de ander misschien juist niet. Dat vraagt om een zorgvuldige verkenning, ook met het oog op het beschermen van privacygevoelige gegevens.’
‘Dat zijn er vele. Zo staan er diverse projecten op de agenda voor het bevolkingsonderzoek borstkanker onder de naam “BK 2020”, waaronder de uitrol van nieuwe mammografen. Ook de uitbreiding van de hielprik houdt ons in 2018 nog flink bezig. Juist omdat we op dit gebied wereldwijd koploper zijn, moeten we elke aandoening die we toevoegen aan het programma uitvoerig testen. Daar trekken we vijf jaar voor uit. De vernieuwing van het informatiesysteem Praeventis staat eveneens voor 2018 - wederom - op de agenda. Hiermee wordt de ICT-infrastructuur die het 12de weeks bloedonderzoek (PSIE), de hielprik (NHS), en het Rijksvaccinatieprogramma ondersteunt, verder gemoderniseerd en geoptimaliseerd. En dan is er ook nog de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). In dit kader moeten we heel scherp kijken naar de opslag en beheer van privacygevoelige gegevens. We moeten helder in kaart brengen welke gegevens we wel of niet kunnen delen met bepaalde partijen. Tegelijkertijd moeten mensen meer zeggenschap krijgen over gegevens die over hen gaan. Dit alles stelt hoge eisen aan onze processen en IT-systemen. Die zullen we deels opnieuw moeten inrichten en vormgeven. Tot slot willen we de komende jaren sterk inzetten op innovatie en de mogelijkheden die dit biedt voor onze programma’s. We willen beter zicht hebben op hoe de bevolkingsonderzoeken er in de toekomst uit kunnen gaan zien. We willen een meer actieve rol spelen in het signaleren en adresseren van deze ontwikkelingen, en een bijdrage leveren aan een goede inrichting van het besluitvormingsproces rondom de innovatie van bevolkingsonderzoeken. Stilzitten is er kortom niet bij. Ook de wereld van bevolkingsonderzoeken is voortdurend in beweging.’
Screeningen tijdens de zwangerschap sporen eventuele complicaties, ziekten en aandoeningen vroegtijdig op. Doel hiervan is zo snel mogelijk met een behandeling te beginnen of handelingsopties te bieden.
Vrouwen in Nederland krijgen aan het begin van hun zwangerschap de ‘Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie (PSIE)’ aangeboden.
Aanstaande ouders die hun ongeboren kind willen laten onderzoeken op een aantal afwijkingen en aandoeningen kunnen kiezen voor prenatale screeningen.
Screeningen kort na de geboorte sporen eventuele aandoeningen vroegtijdig op. Doel hiervan is zo snel mogelijk met een behandeling te beginnen.
Bevolkingsonderzoeken maken het mogelijk om ziektes in een vroeg stadium te ontdekken of zelfs te voorkomen. Door de gezamenlijke inspanningen van organisaties én professionals dragen de bevolkingsonderzoeken bij aan een gezondere samenleving.
Alle vrouwen van 30 tot en met 60 jaar krijgen een uitnodiging voor het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. Hiermee kan de ziekte in een vroeg stadium – nog voor er klachten zijn - worden opgespoord en voorkomen.
Alle vrouwen van 50 tot en met 75 jaar krijgen iedere twee jaar een uitnodiging voor het bevolkingsonderzoek borstkanker. Door dit bevolkingsonderzoek sterven jaarlijks ongeveer 850 vrouwen minder aan borstkanker.
Het landelijk bevolkingsonderzoek darmkanker kan darmkanker voorkomen of in een vroegtijdig stadium ontdekken. In januari 2014 is dit bevolkingsonderzoek geleidelijk van start gegaan. In 2019 zal de gehele doelgroep – 4,4 miljoen mensen – minimaal één keer zijn uitgenodigd.
Op 9 november 2017 organiseerde het RIVM-CvB het congres ‘Bevolkingsonderzoeken op het spoor’. Bijna 200 betrokken professionals kwamen bijeen in het Spoorwegmuseum in Utrecht om samen na te denken over de toekomstige ontwikkelingen in de bevolkingsonderzoeken naar kanker.
Europese richtlijnen verplichten werkgevers van alle lidstaten om hun medewerkers te beschermen tegen prikaccidenten. Deze richtlijn geldt ook voor het geven van de griepprik. Dat betekent dat huisartsen en instellingen moeten kunnen werken met ‘veilige naaldsystemen’, ofwel naalden met een ingebouwd veiligheids- en beschermingsmechanisme. Omdat er nog geen vaccins zijn op de markt met een geïntegreerd veilige naaldsysteem, heeft het RIVM-CvB er in 2016 voor gezorgd dat de vaccins zonder naald werden geleverd en artsen en instellingen zelf hun eigen naalden konden bestellen. In 2017 zijn alle betrokken professionals daarover geïnformeerd, zodat zij op tijd veilige naalden konden bestellen. Zo is de continuïteit van het NPG gegarandeerd.
Ieder jaar verschijnen er op de sociale media veel vragen over de griepprik. Om veel gestelde vragen te beantwoorden en misverstanden rondom griepvaccinatie te voorkomen, heeft het RIVM-CvB in 2017 rond de griepvaccinatiecampagne 2017/2018 voor het eerst een sociale mediacampagne ingezet. De campagne richtte zich vooral op Twitter en de Facebookpagina van het RIVM. Uit de evaluatie bleek dat het aantal berichten over de griep(prik) op de sociale media licht gestegen was. Ook hebben meer mensen gebruik gemaakt van de griepprik-pagina van de RIVM-website, hoewel het moeilijk vast te stellen is in hoeverre dit te maken heeft met de sociale mediacampagne. Bijkomend voordeel van de sociale mediacampagne is dat de discussies over de griepprik plaatsvonden op onze eigen platforms. Hierdoor konden we goed volgen welke vragen er leven onder de bezoekers. Deze informatie diende weer als input voor aanpassing van de informatie op de website.
In 2017 hebben we een eerste stap gezet in de communicatie over de effectiviteit van de griepprik. In overleg met RIVM-CIb (Centrum Infectieziektebestrijding) en de andere stakeholders uit het programma, hebben we een aantal veel gestelde vragen met bijbehorende antwoorden opgesteld. Deze hebben we op de website geplaatst.
Sinds 2008 daalt het aantal personen dat gevaccineerd wordt elk jaar met een paar procent. De dalende vaccinatiegraad heeft ertoe geleid dat het RIVM-CvB in 2017 een onderzoek heeft laten uitvoeren naar de motivatie van de doelgroep om wel of niet deel te nemen aan het NPG. De resultaten hiervan volgen in 2018. Dan wordt ook bekeken of de resultaten aanleiding zijn voor aanpassingen in de organisatie van het programma, of in de communicatie om de toegankelijkheid van het programma te verbeteren.
In 2018 willen we starten met het vernieuwen van de voorlichting over griepvaccinatie om deze verder te verbeteren en toegankelijker te maken. Dat laatste zullen we vooral doen door het verbeteren van de balans tussen tekst en beeld. Hiermee willen we mensen nóg beter helpen om voldoende goede informatie te verzamelen waarmee ze zelf kunnen kiezen of ze wel of geen gebruik willen maken van het aanbod van griepvaccinatie.
De resultaten over 2017 uit de monitor vaccinatiegraad Nationaal Programma Grieppreventie (NPG) 2017:
Het aantal bezoekers dat via de sociale media (voornamelijk Twitter en Facebook) een bezoek bracht aan de webpagina's van het RIVM-CvB was in 2017 vier keer hoger dan in 2016. Deze toename heeft te maken met het publiceren van belangrijke en aansprekende berichten over bijvoorbeeld vernieuwingen in de programma’s op sociale media. Hierdoor zijn we meer zichtbaar voor de doelgroepen en dat genereert bezoek aan de website. Bijkomend voordeel van online publicatie is dat we op de actualiteit kunnen inspringen en meer verdieping kunnen geven aan de informatie. Dat doen we door informatie gelaagd aan te bieden.
Om de informatie op onze websites voor verschillende doelgroepen toegankelijk te maken, bieden we die ‘gelaagd’ aan. Dat wil zeggen dat complexe informatie, of informatie voor professionals, op een dieper niveau staat dan de introductie van een programma en de actualiteiten. De eerste berichtgevingen over een onderwerp moeten vooral helder en eenvoudig zijn, en de meest voor de hand liggende vragen hierover direct beantwoorden (waarom, wie, wat, wanneer, waar en hoe?).
In 2017 hebben we voor het eerst een campagne gelanceerd op Facebook en Twitter over de misverstanden rondom de griepvaccinatie. Deze campagne liep in de periode dat huisartsen hun patiënten uitnodigen voor vaccinatie en er veel vragen zijn over het nut ervan. Door de berichten proactief en op een positieve wijze in te steken, wilden we alvast juiste antwoorden laten circuleren op vragen die we veel tegenkomen in het griepprikseizoen. Het was leuk om te zien dat in de discussies mensen elkaar onderling corrigeren over misstanden. In één geval heeft dit geleid tot persoonlijk contact en input voor de griepprikfolder.
Door de sociale media elke dag te monitoren, zien en analyseren we wie onze berichten op sociale media bekijken, delen en lezen, welke vragen dit oproept en welke discussies hierover worden gevoerd. Deze rapportages bieden ons handvatten voor het aanscherpen en verbeteren van onze online én offline communicatie.
Om toegankelijk en zo goed mogelijk vindbaar te zijn, zijn we continu bezig met het verbeteren van de websites van de verschillende programma’s. In 2017 lag de focus vooral bij het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker en bij de informatie over de screening op down-, edwards- en patausyndroom. Deze sites zijn compleet vernieuwd door grote wijzigingen in de programma’s. Bij de andere programma’s hebben we verbeteringen op kleinere schaal doorgevoerd, waaronder het taalgebruik en de vindbaarheid. Ook is geïnvesteerd in de actualisering van beeldmateriaal om films en foto’s over te kunnen zetten naar de rijksbrede mediatheek.
In 2017 is RIVM-breed gestart met het onderzoeken van nieuwe software voor digitale nieuwsbrieven en zijn de routing en verwachtingen hiervan goed onder de loep genomen. Dat heeft geleid tot aanschaf van nieuwe software waardoor we binnenkort gebruikersvriendelijkere, beter vindbare en beter vorm gegeven nieuwsbrieven naar externe professionals gaan sturen.
Tot slot hebben we in 2017 gewerkt aan het creëren van een samenhang tussen de folders en websites van het RIVM-CvB. Mensen zoeken informatie via diverse kanalen (websites, sociale media en print, zoals onze folders). Daarom is het belangrijk dat er een duidelijke relatie is – zowel visueel als inhoudelijk – tussen deze communicatie-uitingen en dat deze elkaar aanvullen.
Ook in 2018 houden we de ontwikkelingen op sociale media nauwlettend in de gaten. Het monitoren van en reageren op voor ons relevante discussies en vragen blijft op de agenda staan. Komend jaar worden de websites het RIVM aangepast met als doel de sites beter vindbaar, overzichtelijker en toegankelijker te maken. En ook in 2018 bekijken we de relatie tussen online en offline communicatie op het gebied van effectiviteit en efficiency: welke informatie past bij welk kanaal en met welk middel bereiken we onze doelgroepen het best.
[Ideeën voor hoe we onze online communicatie verder kunnen verbeteren? Laat het ons weten. We horen het graag.]
Top 5 meest bezochte websites van het RIVM-CvB in 2017: